Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 244] [p. 244] Christus Dood, de Dood der Eigenmin. Hoe dieper ik delf; Hoe meer ik mij zelv' Be- gin te verveelen, Aan't vrundelijk streelen Van 't harte verkleefd. Waar zal ik mij bergen? Wien't kruisigen vergen, Van d' adder die leeft? Foei vleiend gemoed, 't Geen 't leven bevoordeelt, schoon, Goël veroordeelt, Wat koestert en voedt. O heuchelijk oort, Van Eden, bekoort. Hier zelfmin de zielen. Die jammerlijk vielen Daar zyn we vermoord! Uw vruchten zijn wrang! Gij morzelt de hielen. Vergif-tige slang. Vorige Volgende