Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2
(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
's Heilands liefde, in al wat hij deed en leed.Zangw: Sombre schaduw, stille lommer. Zie I Deel bl. 42.
| |
[pagina 19]
| |
III.
Liefde, Gij verkoost deez' brossen,
En verachten levenstand;
Om ons door Uw bloed te lossen,
Als de naaste aan ons verwant.
Gij, Gij stortte bloed, en traanen,
In 't benaauwd Gethsemané.
Om voor ons den weg te baanen,
Naar 't gewest van stilte, en vreê.
IV.
Liefde, Gij droegt 's Vaders tooren,
Die U 't bloed uit de ad'ren wrong;
Gij moest hoon, en spottaal hooren,
Die door merg en beenen drong.
Liefde, die deez' kelk moest drinken,
Fluks tradtGij naar Golgotha,
Liet U aan het kruishout klinken,
En verworft voor ons genâ.
V.
Liefde, Gij woudt voor ons strijden,
Schoonwe ons zelv' en U verraân:
Liefde, Gij hadt medelijden,
Schoonwe Uw goedheid tegenstaan.
Liefde, die ons hart wilt lokken,
't Woord bezielt met kragt en klem:
Gij hebt zelf de scheis getrokken,
Van het nieuw Jerusalem.
| |
[pagina 20]
| |
VI.
Liefde, Gij bemint ons teder:
Hemelliefde, daal ai daal,
Zend uw' wind, en vlammen neder;
Als in Sions tempelzaal.
Gij hebt ons aan U verbonden:
Wij erkennen 't voor den troon;
Wij ontsluiten keel en monden,
En verheffen 's Vaders Zoon.
VII.
Liefde, in U is al ons leven,
Hier bespieg'len wij het goed,
Dat het Kruishout heeft gegeeven,
Aan 't Godlievende gemoed.
Hier, hier vinden wij ons Eden,
Drinken uit den levensdroom,
Plukken vruchten, door gebeden,
Van den waaren levensboom.
VIII.
Leer ons, Goddelijke Liefde,
Die ons hart vernoegen kunt,
Wat ons aftrok, wat ons griefde,
In dit waare middelpunt,
Ziel, en zinnen, weêr vereenen.
Leer ons, door het heilgenot,
't Hart van al het aardsche speeuen,
Dat het zig gewenne aan God.
| |
[pagina 21]
| |
IX.
Liefje, leid ons in Uw paden,
Dat de drift ons nooit verrukk'.
Roer en stier Gij, hart, en daaden;
Dat we in 't weifelend geluk,
In de dreigendste gevaaren,
In een zee van tegenspoed,
In 't geklots van 's waerelds baaren,
Leeven bij een hooger goed.
X.
Liefde, maak ons dus tot beelden,
Van U zelv' het Godlijk beeld:
Doe ons smaaken zuiv're weelden,
Wier genot de zielen streelt.
Schenk Uw heil aan Sions kind'ren,
Dat het onheil wijd verbant.
Nooit moet hunn geloof vermind'ren,
Liefde blijft in 't vaderland!
XI.
Leef, o Liefde, in onze zielen.
Gun de hoope, Uw kalmte en vreê
Zoo deez zuchten U bevielen,
Draag de welvereende beê,
Voor den troon van Uwen Vader:
Uit Hem sproot de ganscheGa naar voetnoot*
't Heilgeloove leidt ons nader,
Tot de Bruiloft van het Lam.
|
|