Stichtelijke gezangen, in verscheidene gelegenheden gedicht, en met aanmerkingen, tot verstand van eenige stukken uit de H. Schrift, verrijkt. Deel 2(1764)–Rutger Schutte– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina XVIII] [p. XVIII] Aan den wel eerwaardigen heere Rutger Schutte. Schutte, die door kracht van woorden Woelzieke Y- en Amstelboorden Aan uw tong geketend houdt, Wen gij hun de juiste schakel Van het Godlijk heilorakel Op het allerklaarste ontvouwt; Was 't dan niet genoeg met preken In ons herte deugd te kweeken; Deugd, die uit de Godsvrucht spruit? Was het niet genoeg met reden Dwaling, driften, booze zeden, Wederlegt, bestreen, gestuit? Neen: uwe ijver moest in dichten Ook het Christendom noch stichten; Dichten, Zangkunst toegewijd; Dichten, die op cherubschachten, Ons, verhemeld van gedachten, Voeren boven lucht en tijd. O! hoe zalig is dit zingen, Werk der reine hemeilingen, 's Hoogsten wonderdaan ten prijs! Wufte wereld, zing vrij tonen, [pagina XIX] [p. XIX] Die Gods eer en wetten hoonen: SCHUTTE leert ons beter wijs. Dank heb dies de wijze schrijver; Dank zijn dichtvuur; dank zijn ijver; Dank zijn kunde in zang en maat. Lang moog hij onze aandacht wekken! Lang een David ons verstrekken, Daar hij zulke tonen slaat! Maar, wist SCHUTTE met gezangen, Nu al's vromen oor te vangen; Hemel, hoe zal dan zijn stem Eens ter eere uws Konings klinken, Wen hij als de zon zal blinken In het nieuw Jerusalem! Z.H.A. Vorige Volgende