Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] [Geen land hoe ver of 'k maakte verre reizen] Geen land hoe ver of 'k maakte verre reizen, Geen zee zo diep of 'k ging erin teloor, Tussen de wijzen ging ik als een wijze En onder dwazen voor een dwaze door; Waar dichters zongen heb ik niet gezwegen En om mijn zin te geven aan de waan Ben 'k hoger soms dan leeuwerikken stegen In een tumult van licht en lied vergaan. Ik was een kind van sproken en verhalen Dat, dronken van de bloesem van de vlier, Te paard zat in de nok der kathedralen En op de stenen rug van een voorwerelds dier De bladeren en fonteinen hoorde ruisen Van ene wereld wonderlijk en diep Waar nog de dichter in mij in de kuise Omhulling van zijn eerste onschuld sliep, Vóór hem - o rijk van droom en van genadel - Verscholen in de omhulling van zijn lied, Maar evenzeer weer door zijn zang verraden, Het Leven levend aan de Dood verried... Vorige Volgende