Spolia mundi(1949)–Jacques Schreurs– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Cimetière des Incurables De poort Hier staat alleen een windvaan op de toten. De brug Wie hier een anzicht koopt Kan even stilstaan om de haast te horen Waarmee het water van de bergen loopt. De gids Op zijn kaal hoofd draagt hij een pet met biezen En zweert bij Harnack en bij Silvikrin. Entrée Breek hier de zilveren herfstdraad van de spin En knoop uw kleed: uw hoop mocht soms bevriezen. Het gastenboek Wie langer dan een uur hier denkt te toeven, Kan in dit boek met naam en titels snoeven. De laan Kan ik 't gebeetren dat ik mij verveel? De hark van Pieterson viel van haar steel. De coniferen Wij ook, helaas, wij kunnen 't niet verhoeden! De graven De bozen maken misbruik van de goeden. De stenen Waar ziet ge ons wel voor aan - ook wij zijn stof. [pagina 43] [p. 43] De bloemen Wij deden, doen en blijven doen alsof. De zuil Men noemt mij ‘zuil’ en bovendien ‘gebroken’. De tombe Mijnheer, hebt gij mijn adem al geroken? Artikel 1 Zeg het met bloemen waar gebeden falen. Artikel 2 Sla niet met stokken naar de nachtegalen. Pieterson Mijn werk is zwaar, maar straks zal ik mij laven; Volg gij de gids en luister naar de graven. De egoist Zijn graf is zonder naam; alleen, Zijn kinbak op de knieën Zit hier een wezen gans uit been Zijn navel te bespieën. De spotter Bestrooi dat vunze hoofd met as En laat het rotten: Zijn snuffelneus, zijn annenas, Blijft spotten. De lasteraar Dek deze ook barmhartig toe, Zijn ziel is bij de ratten; [pagina 44] [p. 44] Zijn tong hangt als de tepel van een koe Vol wratten. De lafaard Hier kroop de lafheid zelf in 't zand; Wat kan zij nog begeren Dan met een schenkel in de hand De jakhalzen te keren! De verrader Waar blijft de strop waarom ik bid? Ik raak nooit uitgebeden; Alleen mijn baardje ligt sneeuwwit Mij aan de wang en rust in vrede. De trage De mieren vluchten mij; alleen de pieren, De padden en de slakken zijn mij trouw; En toch had ik mijn eigen leefmanieren En, als 'k mij niet vergis, zelfs kindren bij een vrouw. Een dichter 't Is met mij op een sisser uitgelopen En eindelijk op een kater; Wie wil een stroom van verzen kopen Voor slechts éèn druppel water? Het graf van X Mijn lot kan leren dat de leugen snel is, Maar dat de waarheid, vaak gesmaald, Nog altijd tijd heeft voor een Caravellis En dan nog grif de leugen achterhaalt. Vorige Volgende