Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens
(1995)–Hans Schoots– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |
Hoofdstuk 22
| |
[pagina 429]
| |
of onder bombardementen. Zo verwijderde hij zich met zijn reizen in zekere zin van de realiteit in plaats van er dichterbij te komen.
Ivens' bezoek aan China was voor hem een grote gebeurtenis. Sinds 1966 kende hij de Chinese Volksrepubliek alleen maar voor zover ze te zien was vanuit de transitzone van de Pekingse luchthaven. Ook in 1971 werd China nog beheerst door de bloedige chaos van de culturele revolutie, maar in de partijtop groeide het verlangen de strijd te temperen, de contacten met het buitenland te normaliseren en gematigde functionarissen in ere te herstellen, zoals de verguisde Deng Xiaoping, ‘de tweede man die de kapitalistische weg gaat’. De eerste ‘demon’ van het land, de afgezette president Liu Shaoqi, kon echter niet meer terug worden gehaald, want hij was al anderhalf jaar dood zonder dat het publiek het wist. De bejaarde Liu was in gevangenschap gecrepeerd aan opzettelijke verwaarlozing en onthouding van medicijnen. Ivens en Marceline Loridan waren uitgenodigd via de Chinese ambassade in Parijs en na hun bezoek aan Japan treinden ze vanuit Hongkong de volksrepubliek binnen, om op 10 juni per vliegtuig vanuit Kanton in Peking aan te komen. Ze maakten in drie maanden een zeer intensieve rondreis door het land, waarbij ze vele tientallen georganiseerde bezoeken aan maatschappelijke instellingen aflegden, waaronder alleen al vijftien fabrieken, met produkten uiteenlopend van locomotieven tot pingpongballen (de ‘pingpongdiplomatie’ tussen China en de Verenigde Staten was gaande). Bij verschillende gelegenheden werden ze ontvangen door de hoogste partijleiders. Op 22 juli, 29 juli en 1 augustus spraken ze met premier Zhou Enlai, op die laatste avond gevolgd door een diner met voorzitter Mao Zedongs echtgenote Jiang Qing en aansluitend bezoek aan de revolutionaire opera Het Rode Vrouwendetachement. Na de voorstelling gingen Jiang Qing, Joris Ivens en Marceline Loridan het podium op, temidden van een honderd acteurs, die allemaal vreugdevol het Rode boekje omhooghielden. Een andere keer bezochten ze met Jiang Qing en de Chinees-Zwitserse schrijfster Han Suyin een voorstelling van het revolutionaire ballet Ode aan Yimeng. Verder woonden ze een diner bij ter ere van de verjaardag van het Volksbevrijdingsleger, waar ze de tafel deelden met president Agostinho Neto van Angola, en ontbeten ze in hotel Peking met prins Norodom Sihanouk van Cambodja.Ga naar eind1 | |
[pagina 430]
| |
Ivens maakte notities van zijn gesprekken met Zhou Enlai. De premier had Ivens' rapport over de cinema in het Westen aandachtig gelezen en vond het ‘heel goed en politiek juist’. Hij beloofde het te zullen doorgeven aan Jiang Qing, die de leiding had in de cultuursector. Ook andere verslagen van Ivens had Zhou gelezen, over hun reis door China en over de levensloop van Marceline Loridan, want de Chinezen wilden wel weten wie ze binnenhaalden. Ze spraken verder over de film die Ivens volgend jaar in China zou opnemen. Zhou zag weinig in Ivens' idee die film samen met Chinese cineasten te maken. Hij moest zelf de regie op zich nemen, vond Zhou, zodat het een film werd ‘met het oog van buitenlandse vrienden’, die voor de militanten in andere landen begrijpelijk zou zijn. Een urgente taak was nu het maken van een film over de demoralisatie onder Amerikaanse soldaten in Vietnam, hun drugsgebruik, de gevangengenomen piloten. Ze waren het erover eens dat deze film vanuit Parijs moest worden geproduceerd, waar echter niets van terechtkwam. Een andere kwestie die ze bespraken, was de Franse journalist Jean Lacouture, die toen op weg was naar Peking. Volgens Ivens en Loridan was Lacouture een opportunist, die het gevaar van de Sovjetunie niet inzag. ‘Kameraad Zhou vraagt me aanwezig te zijn bij zijn interview met Lacouture, zodat ik achteraf corrigerend kan optreden wanneer dat nodig is (een delicate missie).’Ga naar eind2 Lacoutures interview vond op 29 juli plaats in aanwezigheid van Ivens en verscheen in Le Nouvel Observateur, zonder zo'n ingrijpen vereist was.
Door hun reis waren Joris Ivens en Marceline Loridan in een staat van euforie over de culturele revolutie. Zelf had Ivens vier dagen in een locomotievenfabriek gewerkt om zich met de arbeiders te verbroederenGa naar eind3 en overal waar ze kwamen, hadden ze een zinderende revolutionaire atmosfeer aangetroffen, tot zelfs op de kleuterschool. De terugkeer in Parijs was dan ook een schok. Weg waren de Chinese vergezichten, vanuit hun raam hadden ze weer elke dag hetzelfde uitzicht op de École Administrative aan de overkant van de straat. Een Nederlandse journalist die op bezoek kwam, vernam van Ivens dat ze in de Franse hoofdstad een ‘mentale opdonder’ hadden gekregen. ‘Je beseft hoe ver de mensen zich hier van elkaar verwijderd hebben, hoe gespannen ze zijn, hoe agressief,’ zei individualist Ivens, romantiserend over het gemeenschapsleven dat hijzelf altijd gemeden had. Hij had nog nooit een samenleving gezien die zo ontspannen was als de Chinese, zei hij.Ga naar eind4 | |
[pagina 431]
| |
In een wervend artikel over het onderwijs in China brachten Loridan en hij aan Franse lezers verslag uit van hun bevindingen in de volksrepubliek. De scholen werden er met succes geleid door revolutionaire comités van arbeiders, boeren en soldaten, zodat de kinderen tot voortzetters van de revolutie werden opgevoed. ‘Leerlingen van zo'n tien jaar oud geven ons een bijzonder roerende voorstelling,’ schreven ze. ‘Ze zingen en dansen met kartonnen pennen die twee keer zo groot zijn als zijzelf: “Wij hebben pennen om de vier Verouderden te bestrijden: verouderde zeden, verouderde ideologieën, verouderde gewoonten, verouderde gebruiken. Met de pennen schrijven wij muurkranten, de arbeidersklasse leidt nu de pen, ze zal haar waakzaamheid nooit laten verslappen, o wat zijn onze arbeidersooms aardig!” Nergens ter wereld waren er ooit zulke sociale kinderen geweest als in het China van de culturele revolutie, vervolgden de auteurs. De bevolking had een zo grote maatschappelijke betrokkenheid dat politie niet nodig was: ‘In het revolutionaire comité is een groep kameraden verantwoordelijk voor de veiligheid, die steunt op de revolutionaire comités van de straten, die op hun beurt steunen op de verantwoordelijken van de afzonderlijke huizenblokken. Op elke niveau zijn ze gekozen door de bewoners, het zijn allemaal vertegenwoordigers van de massa's. Iedereen neemt deel aan het garanderen van de veiligheid...’ Voor Cahiers du Cinéma schreven ze een juichend stuk over hun bevindingen in de Chinese studio's, waarin ze waarschuwden: ‘Wanneer de arbeidersklasse de macht niet verovert op het terrein van literatuur en kunst, wanneer ze geen authentieke proletarische kunst schept ten dienste van de grote massa's, zal de bourgeoisie het doen.’Ga naar eind5 Op een Amsterdamse persconferentie in oktober 1971 in het Filmmuseum prees Ivens een Chinees filmpje van tien minuten aan, getiteld De filosofie van het vers houden van tomaten, waarin te zien was hoe Chinese boeren het bewaren van tomaten verbeterden met behulp van Mao's leer. ‘De arbeiders bemerken dat de tomaten boven in de mand rijper en roder zijn dan onder in de mand. Even Mao naslaan en ja hoor, op grond van het Rode boekje wordt een werkmethode gevonden om alle tomaten zo rood als het boekje te krijgen,’ noteerde verslaggever Peter van Bueren. Een andere journalist, Henk ten Berge van De Telegraaf, vanouds een van Ivens' trouwste verdedigers, schreef: ‘De gebruikelijke marxistisch-leninistische en maoïstische termen wisselden elkaar af in Ivens' betoog, | |
[pagina 432]
| |
dat daar vrij droog en onpersoonlijk door werd. Maar Ivens' gehoor was, zoals altijd in Nederland, onveranderd aandachtig en op het eerste gezicht ook zeer gelovig. Dat is erg bedrieglijk voor de man, want in de pauze en na afloop hoor je steevast veel van zijn luisteraars een duidelijk andere toon aanslaan dan in het contact met hem. De overweging dat Ivens een aardige man is en een persoonlijkheid en niet zo jong meer, weerhoudt kennelijk velen ervan diezelfde kritische openhartigheid te betrachten in de directe confrontatie met hem.’Ga naar eind6 Er was in die dagen toch nog een scherp, zelfs pikant vraaggesprek met de cineast, pikant, omdat de interviewer zijn neef Urias Nooteboom was, een zoon van Thea. ‘Ik zie China als voorbeeld van de puurheid van een socialistische staat,’ zei Ivens. ‘De massa heeft de macht weer in handen. Er is een echte dictatuur van het proletariaat.’ ‘Maar,’ vroeg Nooteboom, ‘wat zijn de mogelijkheden voor de mensen in China die noch in Mao Zedong noch in de culturele revolutie wensen te geloven?’ Ivens: ‘De massa, dus de arbeiders, de boeren en de soldaten van het volksleger helpen de mensen die niet geloven kunnen. Maar er is nooit sprake van repressie of dwang. De Chinezen zeggen dat repressie een teken van politieke zwakte is. Ze proberen de mensen tot op het laatst te overtuigen. Degenen die heel fout geweest zijn, laten ze toch in de fabrieken werken “onder controle van de massa”. De medearbeiders sluiten zo'n man niet uit, maar proberen hem naar zich toe te trekken.’ Nooteboom: ‘Ze sluiten - kapselen - hem in. Dat kan heel hinderlijk zijn.’ Ivens: ‘Dat ligt eraan. Als deze man werkelijk misdadig is en hij heeft bijvoorbeeld in de oorlog communisten verraden aan Chiang Kai-shek's Kwomintangregime en hij blijft volharden in zijn afwijkende mening, dan gaat hij de gevangenis in.’... Nooteboom: ‘Waar is deze zogenaamde renegaat [Liu Shaoqi] gebleven?’ Ivens: ‘Hij is afgezet en woont waarschijnlijk ergens in een dorp, waar hij huisarrest heeft. Wat dat betreft is de Chinese partij heel anders dan de Russische. De leiding in China heeft nooit mensen laten executeren om politieke redenen.’Ga naar eind7 Al verscheen het vraaggesprek in het provinciale Eindhovens Dag- | |
[pagina 433]
| |
blad, voor iedereen kon nu definitief duidelijk zijn dat Joris Ivens herboren was. Lange tijd had hij er zich half en half bij neergelegd dat socialisme nu eenmaal in bureaucratie verzandde, zoals in Oost-Europa, maar hij had in China met eigen ogen gezien dat het zuivere socialisme wel degelijk mogelijk was. Zijn radicalisering bereikte een hoogtepunt. In het Westen waren Ivens en Loridan zeker niet de enigen die in China's nieuwe mens geloofden; slechts in één opzicht was Ivens een buitenbeentje: er waren nauwelijks westerlingen te vinden die de hele geschiedenis van het sovjetsocialisme al persoonlijk hadden meebeleefd en daarna ook nog eens zo onbevangen in het maoïsme geloofden.
Begin jaren zeventig ijlde ‘mei 1968’ nog na in Parijs. Het maoïstische Gauche Prolétarienne brak in bij delicatessenwinkels om de buit onder de armen te verdelen, drukte valse metrokaartjes wanneer de tarieven werden verhoogd en trachtte voet aan de grond te krijgen onder arbeiders in de grootindustrie. Toen de bewakingsdienst van autofabriek Renault in 1972 de jonge maoïst Pierre Overnay doodschoot tijdens een schermutseling, was Ivens onder de tweehonderdduizend rouwenden die de kist naar de begraafplaats volgden. Een wisselend gezelschap van prominenten begon bekendheid te krijgen als les pétitionnairs. Onder hen waren Simone Signoret, Yves Montand, Constantin Costa-Gavras, Jean-Paul Sartre, filosoof Michel Foucault, de polit-intellectuelen Régis Debray, Maurice Clavel en Claude Mauriac, zoon van schrijver François Mauriac, en ook Joris Ivens. Ze hadden hun naam uiteraard te danken aan de vele verzoekschriften en verklaringen die ze ondertekenden ter ondersteuning van allerlei linkse doelen. Hun naam of lijfelijke aanwezigheid bij een actie kon ervoor zorgen dat de pers er aandacht aan schonk, en zo werd de roem een wapen in de klassenstrijd. In de loop van 1971 gingen in heel Frankrijk gevangenen in hongerstaking om verbetering van hun leefomstandigheden af te dwingen, waarop een aantal academici uit solidariteit ook een hongerstaking begon in de Sorbonne en de kapel van Gare Montparnasse. Ivens behoorde tot degenen die de activisten trouw opzochten om hun zijn steun te betuigen. Begin 1972 gingen twee Marokkaanse arbeiders van Renault en een hoogleraar eveneens in hongerstaking in een kapel in Billancourt, met de eis dat het ontslag van de twee werknemers ongedaan werd gemaakt. Costa-Gavras herinnerde | |
[pagina 434]
| |
zich: ‘Simone Signoret was er, ik, Joris met zijn eeuwige canadien [jas met capuchon] en Régis Debray. Het was er ontzettend warm. De ruimte was een derde van mijn huiskamer, met honderd mensen erin... Wanneer Joris in Parijs was, verscheen hij overal.’ Signoret schreef over dezelfde hongerstaking: ‘Ik zag hoe die drie mannen van dag tot dag verzwakten en er steeds minder mensen kwamen. Er zijn hongerstakingen die werken en andere die een fiasco worden... Na een tijdje was er niemand meer bij ze, buiten een paar arbeiders van Renault, Joris Ivens, die een paar films voor ze draaide, en Sartre.’Ga naar eind8 Vaak was het Gauche Prolétarienne dat de beroemdheden voor zulke activiteiten mobiliseerde, maar onderling vormden de pétitionnairs nauwelijks een eensgezind gezelschap. Ze waren allemaal links en tegen de pcf, maar terwijl Costa-Gavras en Yves Montand net L'Aveu hadden gemaakt, een film waarin de stalinistische vervolgingen in Oost-Europa werden aangeklaagd en indirect ook het stalinisme van de pcf, vond Ivens die partij juist verwaterd, ontrouw aan de oude beginselen. Al in 1972 werd Gauche Prolétarienne opgeheven, maar er bleven overal in het Westen partijtjes en groeperingen die zich baseerden op de ideeën van Mao. Hoewel Ivens er ideologisch dichtbij stond, sloot hij zich niet bij zulke groepen aan. ‘Ze zeggen allemaal dat ze de ware revolutionairen zijn,’ lichtte hij in 1974 toe voor een extreem-links publiek aan de Film- en Televisieacademie in West-Berlijn, ‘veel mensen hebben daar geen behoefte aan.’ Eerst moesten die groepjes zich in de strijd verenigen, al kon je natuurlijk in een concrete actie met ze samenwerken, zei hij. Het kwam hem op felle kritiek uit de zaal te staan. Zo meende de latere documentariste Nina Gladitz dat het onmogelijk was revolutionaire films te maken zonder permanent contact met de klassenstrijd en de politieke organisaties. Ivens antwoordde gelaten: ‘Wanneer u zich als filmmaker helemaal thuis voelt bij Humanité Rouge [blad van een Franse maoïstische partij] of bij een andere groep, ga er dan heen en probeer met ze te werken.’ Tegelijk beschouwde hij zich wel als een soort nestor van radicaal links; in 1976 voelde hij zich geroepen de activisten erop te wijzen dat ‘je geen revolutionair militant kunt zijn zonder gewapend te zijn met de theorie van het marxisme-leninisme’ en hen te waarschuwen tegen ‘sterke tendensen in Frankrijk om de marxistisch-leninistische principes te liquideren of ze eenvoudig te vergeten’.Ga naar eind9 | |
[pagina 435]
| |
Ook met de Nederlandse actiewereld onderhield Ivens allerlei contacten, zoals met het Amsterdamse filmcollectief Cineclub, dat Le peuple et ses fusils in Nederland distribueerde, maar dat ook betrokken was bij wijkacties in de hoofdstad. Via Cineclub stuurde Ivens een solidariteitsbericht aan de Actiegroep Nieuwmarktbuurt, die zich verzette tegen de aanleg van een metrolijn door haar buurt, en hij schreef erbij dat hij hoopte ‘dat alle andere acties, ook bij jelui in de Jordaan, in Bickerseiland in sterkte winnen. Als het voor de komende acties nodig is kun je altijd zeggen dat ik volkomen solidair ben met elke directe actie - en tegen geleuter zoals de cph dat doet, in hun marchanderen vanuit een zwakke positie met de autoriteiten. Als ik in Nederland terug ben wil ik zeker zien hoe ik met de acties direct mee kan doen, korte films etc.’Ga naar eind10 Met de cph bedoelde hij de cpn, maar de positie van deze partij begreep hij niet goed, want de communistische partij was fervent voorvechtster van de metro en maakte deel uit van het Amsterdamse stadsbestuur, zodat van een zwakke positie geen sprake was. Ivens correspondeerde met diverse leden van de Filmgroep Nieuwmarkt, maar toen ze aan meningsverschillen en demoralisatie ten onder ging, kon ook Ivens het tij niet keren, al nodigde hij Nieuwmarktactiviste Tine Hofman uit met het filmmateriaal dat zij in zes jaar geschoten had, naar Parijs te komen om er een montage van te maken.Ga naar eind11 Organisaties als de toneelgroep Proloog, de Vereniging Nederland-China en het Medisch Comité Nederland-Vietnam konden eveneens op Ivens' steun rekenen, en met centraal-comitélid en aspirant-schrijver Koos van Zomeren bracht hij eens een bezoek aan het hoofdkwartier van de Kommunistische Partij Nederland/Marxistisch-Leninistisch, de latere Socialistische Partij. Soms woei de tijdgeest vanuit Holland ook op andere wijze binnen in de rue des Saints-Pères, met brieven als: ‘Majken vertelde me zojuist dat ze tijdens haar net afgelopen lsd-trip intensief met jou was bezig geweest en inspiratie opdeed voor haar boek... Momenteel is ze bezig met horoscopen, ze maakt de jouwe als ze je geboorteplaats en tijd en uur weet, zegt ze.’Ga naar eind12
In Parijs sleepten de vredesonderhandelingen tussen Noord-Vietnam en de Verenigde Staten zich voort, tot Le Duc Tho en Henry Kissinger in januari 1973 een akkoord sloten. Een paar maanden later verlieten de laatste Amerikaanse gevechtstroepen Zuid-Viet- | |
[pagina 436]
| |
nam, waarna het nog slechts een kwestie van tijd was voor het Zuidvietnamese leger definitief verslagen was. Op 30 april 1975 veroverden de communistische troepen Saigon, waarna het hele zuiden onder bestuur van Hanoi werd gesteld. Via persoonlijke contacten en recepties op de ambassade in Parijs had Ivens nog altijd een uitstekende relatie met de Noordvietnamezen en hij wist ‘dat de in Parijs gemaakte afspraken dagelijks door de Amerikaanse en Zuidvietnamese regering (Saigon) geschonden worden. De volken van Vietnam, de regering van de Democratische Republiek Vietnam, de Voorlopige Revolutionaire Regering van de Republiek van Zuid-Vietnam nemen deze afspraken echter wel serieus’.Ga naar eind13 In september 1974 viel er dan ook een zeer onwelkome brief in de bus aan de rue des Saints-Pères, afkomstig van Debbie Litt uit Detroit:
Geachte mijnheer Ivens,
Ik schrijf u om informatie over een foto die u nam in Hanoi (Noord-Vietnam) in 1967. Op deze foto staat een Amerikaanse piloot, luitenant Ron Dodge van de Amerikaanse marine, geëscorteerd door Noordvietnamese soldaten. Hij verscheen voor het eerst in het Franse tijdschrift Paris-Match op 9 september 1967 en in 1972 ook op de omslag van Life en in verschillende andere publikaties hier in de Verenigde Staten. Ondanks de ondertekening van de vredesakkoorden over Vietnam hebben de Noordvietnamezen en de Vietcong geen complete en accurate lijst beschikbaar gesteld van de mannen die zij voor zover bekend gevangen hebben genomen. Er zijn nog meer dan vijftig Amerikanen van wie bewijs is dat ze gevangen zijn genomen (zoals een foto uit gevangenschap, een vijandelijke propaganda-uitzending enz.), maar die niet werden vrijgelaten of erkend door de vijand. Luitenant Dodge is een van deze mannen. De foto die u nam in Hanoi, is het bewijs dat hij zich op zeker moment in handen van de vijand bevond. Niettemin ontkennen de Noordvietnamezen van zijn bestaan op de hoogte te zijn. Ik ben actief rond de Missing in Action-kwestie hier in de vs en ik geloof dat u enige informatie bezit die me erbij zou kunnen helpen verantwoording te krijgen over allen die vermist zijn. Na een reeks vragen over de omstandigheden waaronder Ron Dodge in Noord-Vietnam verkeerde, vervolgde Debbie Litt: | |
[pagina 437]
| |
Mijnheer Ivens, ik hoop niet dat dit gevraag grof of aanstootgevend lijkt. Ziet u, Ron Dodge is iets speciaals voor me. Hoewel ik hem nooit heb ontmoet, is hij net een broer van me. Hoewel ik voor alle vermisten werk, moet ik bekennen dat ik in het bijzonder voor Ron werk, en ik zou u eeuwig dankbaar zijn wanneer u naar uw beste vermogen op mijn vragen kunt antwoorden... Mijn laatste vraag is of u iemand kent die getuige was van de gevangenname van luitenant Dodge. Kunt u me in dat geval alstublieft een adres geven waar ik deze persoon kan schrijven?...
Het was een brief die leek op zo'n oude vliegenstrook: wanneer je hem aanraakte, bleef hij plakken en hoe meer je probeerde je ervan te ontdoen, hoe meer je erin verstrikt raakte. Wat moest Ivens antwoorden? Ron Dodge was een gevangene en aangezien de Noordvietnamezen zich, zoals hijzelf zei, aan hun afspraken hielden, moest Ron dus tevoorschijn komen. De volgende stap lag voor de hand: schrijven aan premier Pham Van Dong in Hanoi, van wie Ivens tenslotte jaarlijks een nieuwjaarskaart kreeg, of de kwestie op zijn minst aankaarten bij de ambassadeur op de volgende Vietnamese receptie in Parijs. Hij deed niets en schreef aan Debbie Litt: ‘Ik ontving uw brief met vragen over een Amerikaanse piloot, luitenant Ron Dodge. De foto waarnaar u verwijst, is een vergroting uit een frame van een film die werd gemaakt door een Vietnamese operateur en die ik gebruikte in een film die ikzelf in 1967 in Vietnam maakte.’ Voor Debbie Litt was dit echter geen afdoende antwoord en zij of haar vrienden kwamen zelf in de rue des Saints-Pères op bezoek om meer te horen. ‘Die mensen zijn bij ons geweest en wij hebben hun uitgelegd dat die opname door een Vietnamese cameraman gemaakt is en wij hem niet spraken, en ook niet z'n naam wisten,’ noteerde Ivens in 1980 op zijn kopie van de brief naar Detroit.Ga naar eind14 Inderdaad had hij de opname van de gevangen piloot die in zijn film Le ciel, la terre, voorkwam vermoedelijk niet zelf gemaakt,Ga naar eind15 maar met een brief of telefoontje aan de collega's in Hanoi had hij er zo achter kunnen komen wie de cameraman wel was. Wat weerhield hem er van zich in te zetten voor naleving van de oorlogsconventies van Genève, nu het om een Noordvietnamese overtreding ging? Vermoedelijk wilde hij geen onaangenaamheden riskeren met Hanoi en wist hij in zijn achterhoofd wel dat ze zich daar niet zo aan hun beloften hielden als hij in het openbaar beweerde. Zeven jaar | |
[pagina 438]
| |
later, in juli 1981, droeg de Vietnamese regering na Amerikaans aandringen alsnog het stoffelijk overschot van Ron Dodge over aan de Verenigde Staten. Hij was overleden in gevangenschap, maar over de datum en de omstandigheden werden geen gegevens verstrekt. De enige zekerheid was dat hij al heel lang dood was.
Ivens' Europese bezigheden in deze tijd vormden slechts intermezzo's in het jarenlange werk aan een gigantisch Chinaproject. Vanaf najaar 1971 had hij lezingen over zijn Chinareis gehouden in Nederland, België en Italië, terwijl Marceline Loridan Frankrijk voor haar rekening had genomen. Ze noteerden tweehonderd vragen van het publiek en namen deze als aanknopingspunten voor hun film, die vier jaar later als twaalfurige filmcyclus in première ging onder de titel Comment Yukong deplaça les montagnes. De titel was overgenomen van een der ‘drie steeds weer te lezen artikelen van voorzitter Mao’ zoals dat in China heette: ‘Hoe Yukong de bergen verzette’. Mao haalde hierin het verhaal aan van de oude Yukong, die besloot met zijn zonen de onmogelijke taak op zich te nemen twee bergen af te graven die op zijn weg lagen. Dag en nacht werkten ze. ‘Dit ontroerde God,’ aldus Mao, ‘en hij stuurde twee van zijn boodschappers naar de aarde die de beide bergen op hun rug wegdroegen. Tegenwoordig drukken eveneens twee grote bergen zwaar op het Chinese volk. Een daarvan heet imperialisme, de andere feodalisme.’ Boze tongen fluisterden dat de film van Ivens en Loridan werd betaald door de Chinese autoriteiten, maar net als bij de films over Vietnam en Laos was de werkelijkheid ingewikkelder. Het Franse Centre National du Cinéma gaf drie voorschotten op de recettes van Yukong, waarvan 16mm-apparatuur, film en laboratoriumkosten konden worden betaald. De Centrale Studio voor Nieuws- en Documentairefilms in Peking stelde van zijn kant een Chinese crew ter beschikking, die zo tevens een opleiding van Ivens kreeg in moderne filmtechniek, en de reis- en verblijfskosten kwamen vermoedelijk voor rekening van de Chinese overheid. Op 19 maart 1972 arriveerden ze in China om een begin te maken met hun film. Hotel Peking, bij Tiananmen en de Verboden Stad, werd hun uitvalsbasis voor een paar maanden van locatie zoeken en voorbereidingen bij de Centrale Studio. Hier vernam Ivens van zijn collega's dat van hem professioneel en politiek leiderschap werd verwacht, maar aan de andere kant moest hij een ‘eenvoudig strijder’ | |
[pagina 439]
| |
Comment Yukong deplaça les montagnes in de maak; met pet Joris Ivens, met microfoon Marceline Loridan (China 1972-1974) new world press
in het collectief zijn en de ‘massalijn’ toepassen, dat wil zeggen de mening van het volk vragen.Ga naar eind16 Het was een wat dogmatische formulering voor de manier waarop hij altijd al werkte en hij hoefde zich dus weinig geweld aan te doen. Wel stak hij zich tijdens het werk in een blauw Maopak met pet. Zodra aan de Qinghua-Universiteit in Peking de eerste opnamen werden gemaakt, openbaarde zich de enorme kloof tussen de Europese en de Chinese werkwijze. In China was 16mm met synchroon geluid twaalf jaar na de eerste cinéma-vérité-films nog altijd een onbekend fenomeen. Er bestond alleen 35mm, waarmee werd opgenomen in een erg statische stijl. Ivens en Loridan hadden zich juist voorgenomen de mogelijkheden van de vérité in Yukong ten volle te benutten en het kostte cameraman Li Zexiang maanden voor hij de slag te pakken had. En er stonden nog meer conventies in de weg. ‘We voelden de aarzeling van onze man om close-ups te maken, we moesten hem ervan overtuigen dat een close-up dezelfde schoonheid bezit als een landschap,’ aldus Ivens. Li Zexiang zei zelf over de meningsverschillen die ze op de universiteit hadden: ‘Ivens wilde het echte schoolleven uitdrukken door natuurlijke details, terwijl ik zijn | |
[pagina 440]
| |
verlangens naturalistisch vond. Het was niet mijn bedoeling het echte leven te filmen. De klas was er om serieus les te geven en aandachtig te luisteren. Dat was volgens mij de echte situatie op onze scholen.’Ga naar eind17 Na verloop van tijd begon Li echter enthousiast te raken over de ongekende mogelijkheden van de Éclair-camera, die indertijd ook een nieuwe lichting Franse cineasten onbekende wegen had doen inslaan. Al met al waren er vierenhalve maand voorbij sinds Ivens met Marceline in China was aangekomen, voor de opnamen aan de Qinghua-Universiteit waren voltooid. Daarna vertrok de ploeg op 26 augustus naar de autonome regio Xinjiang-Uygur, in het uiterste westen van China, waar zich nieuwe moeilijkheden aandienden. Ivens schreef in zijn memoires over eindeloze onderhandelingen met plaatselijke partijfunctionarissen, die hun geduldig probeerden uit te leggen hoe ze hun film moesten maken. De autoriteiten van Kashgar spanden de kroon. In deze stad dicht bij Tadzjikistan, Afghanistan en Pakistan, die eigenlijk tot de islamitische wereld behoorde, ‘werd me vergund de meest weidse regie uit mijn hele loopbaan te maken. Er was een tijd geweest, toen ik in Hollywood een vegeterend bestaan leidde, dat mijn vrienden van het agentschap van William Morris de eerste adviseur op het gebied van massascènes van me wilden maken.’ Die zouden nog hebben opgekeken van wat Kashgar te bieden had, aldus Ivens. ‘Om zeven uur 's morgens een kruispunt en hele straten die verlevendigd werden door honderden figuranten, mannen en vrouwen, allemaal glimlachend, gekleed in smetteloos blauw, en scholieren, allemaal met een gloednieuwe schort voor...’ Om diverse aspecten van de politieke lijn te benadrukken waren op de weg van de filmploeg her en der taferelen in scène gezet, zoals ‘de moskee met enkele in gebed verzonken mannen om ons te laten zien dat de vrijheid van godsdienst echt werkelijkheid was. In de volkswijk een ambachtsman - een ketellapper - om ons ervan te overtuigen dat de individuele onderneming in China wel degelijk bestond, en het toppunt van deze verbazingwekkende regie: de schappen van een grote winkel, volgeladen met produkten waarlangs een gelukkige bevolking liep die zich er vrijelijk van bediende.’Ga naar eind18 Wanneer de ploeg de stad uit reed, werd ze geëscorteerd door vijf, zes auto's met officiële begeleiders. Veel van de opnamen in het verre westen waren dan ook onbruikbaar, maar het viel Ivens wel op dat ‘mijn longen erg blij waren met de droge lucht van de woestijn’.Ga naar eind19 Een decennium later | |
[pagina 441]
| |
maakte hij gebruik van deze wetenschap toen hij in dezelfde Takla-Makanwoestijn een deel van Une histoire de vent filmde. Ze waren net op tijd in Peking terug voor de viering van de verjaardag van de volksrepubliek op 1 oktober. ‘Peking werd een groot park met vrolijke mensen. Was prachtig - een heel ontspannen stad die feest vierde - inkopen doen in de winkels (3 dagen vrij!), eten in de restaurants of thuis samen met de familie,’ schreef Ivens aan Marion Michelle. Tevens moest hij constateren dat er na meer dan een halfjaar China pas zevenendertig opnamedagen achter de rug waren. Toevallig of niet, hij kreeg hoge koorts en moest wegens een bronchitis en een dreigende longontsteking voor drie weken naar het ziekenhuis. ‘Mooie kamer, voor mezelf alleen, 's morgens schijnt de zon, er is een groot raam - buiten is een soort park.’ Alles bij elkaar betekende dit nog eens zes weken stagnatie. Intussen las hij met Marceline boeken over China van Edgar Snow en Han Suyin. Het plan om in het ijskoude noorden te gaan filmen moest hij op last van de artsen opschorten en de volgende bestemming werd nu Shanghai.Ga naar eind20 Om te voorkomen dat weer net zulke problemen zouden optreden als in het verre westen kreeg de filmploeg een nieuwe begeleider, de oude partijman Chen Li-jen, die ervoor moest zorgen dat de communicatie tussen de regisseurs en de lokale kaders beter verliep. In januari 1973 arriveerde de ploeg in Shanghai, waar impressies van de havenstad, het dagelijks leven in een apotheek en de gang van zaken in een generatorenfabriek werden vastgelegd. Ze brachten een maandlang regelmatig bezoek aan de apotheek, voor ze er de eerste opname maakten, en bij de fabriek gingen ze volgens dezelfde intensieve methode te werk.Ga naar eind21 In Nanjing, een paar honderd kilometer naar het westen, maakten ze opnamen in een kazerne en die zomer waren ze in Shandong in de visserscommune Da Yu Dao aan de Gele Zee. De weersomstandigheden in het noorden waren inmiddels gunstiger zodat ze alsnog konden vertrekken naar de olievelden van Daqing in Mantsjoerije, die in de culturele revolutie als modelbedrijf golden. ‘In de industrie leren van Daqing,’ was een leus die elke Chinees kende. In Peking filmden ze hoogleraar natuurkunde Chen, die voor de camera vertelde hoe Rode Gardisten hem hardhandig maar toch tot zijn tevredenheid hadden geleerd dat hij geen goede wetenschapper was, hoewel hij dat steeds had gedacht - hij had in Canada gestudeerd en genoot een grote reputatie in zijn vak | |
[pagina 442]
| |
-, maar nadat de jeugd hem had geconfronteerd met de vraag ‘Waartoe dienen al die boeken?’ en hij arbeid op het platteland had verricht, wist hij beter. ‘De partij en de revolutionaire krachten zijn enorm geduldig met de oudere generatie,’ constateerde Ivens.Ga naar eind22 Eind 1973 keerden hij en Marceline na zo'n twintig maanden China terug naar Frankrijk, met honderdtwintig uur belichte film in hun bagage. Tegen juli 1974 was aan drie snijtafels een ruwe montage gemaakt met een lengte van dertig uur en aan het eind van het jaar was het werk voltooid; alleen vroegen ze cameraman Li Zexiang in China nog wat aanvullende opnamen te maken over de nieuwste politieke ontwikkelingen. Toen Li's rushes in Parijs arriveerden, bleken ze echter onbruikbaar. Na een wat gematigder periode in 1971-1973 hadden de radicalen in China een tegenaanval geopend, de campagne ‘tegen Lin Biao en Confucius’. Lin Biao was de gedoodverfde opvolger van Mao, die twee jaar eerder onder duistere omstandigheden was omgekomen bij een vliegtuigongeluk, en Confucius was een groot filosoof die in 479 voor Christus was overleden. Een van de leuzen van de beweging was: ‘Beethoven bekritiseren! Confucius veroordelen!’, hetgeen in ieder geval betekende dat er niets goeds uit het Westen kon komen. Een van de slachtoffers was Michelangelo Antonioni, die gelijk met Ivens en Loridan in de volksrepubliek had gewerkt aan zijn film China. Het resultaat was in Peking aanvankelijk welwillend ontvangen, maar werd van de ene op de andere dag aangeklaagd als ‘wilde provocatie van het Chinese volk’. De volksrepublikeinse ambassadeur in Rome werd ervoor verantwoordelijk gesteld en kreeg ontslag, hoewel de Italiaanse filmer naar verluidt op initiatief van premier Zhou Enlai zelf was uitgenodigd.Ga naar eind23 De ambassade in Parijs verzocht Ivens zich openlijk van Antonioni te distantiëren, maar daar had hij weinig zin in en in een interview liet hij het bij de opmerking dat zijn collega ‘niet had gezien dat hij in een land was waar de geboorte gaande was van iets collectiefs’. Loridan was minder terughoudend: ‘De Chinezen die hij ons toont, en waarmee het verkeerde beeld wordt bevestigt dat westerlingen van China hebben, zijn angstig, glimlachen dom of zijn gewoon agressief.’ Ze vond Antonioni's houding tegenover zijn onderwerp ‘erg onaangenaam. Want ik houd er helemaal niet van mensen als vlinders op te prikken, of het nu in China, Japan of in de Ardèche is. Het is een schennende camera, en wij, wij hebben het | |
[pagina 443]
| |
tegenovergestelde willen doen.’ De oorzaak van Antonioni's falen was volgens haar dat zijn werk ‘film van de crisis is, de ideologische crisis in de westerse samenleving’.Ga naar eind24 Ivens en zijn vriendin waren verbaasd over de starre opnamen die Li Zexiang hun nastuurde en ze begrepen niet dat hij met dezelfde tegenwind kampte als Antonioni, want ook hun eigen westerse stijl was weer verdacht. Zomer 1975 vertrokken ze nietsvermoedend naar Peking om zelf aanvullend materiaal op te nemen en ze werden met veel egards ontvangen door vice-premier Zhang Chunqiao,Ga naar eind25 vertrouweling van Mao's echtgenote Jiang Qing, en ondergebracht op de zestiende verdieping van de nieuwe vleugel van hotel Peking, met airconditioning en veel glas en marmer, alleen toegankelijk voor buitenlanders en hoge partijfunctionarissen. Ondanks de uiterlijke schijn was de ontvangst gereserveerd. Ze hadden een aantal voltooide delen van Yukong bij zich die ze draaiden voor een gezelschap van film- en cultuurprominenten, aangevuld met wat mensen die door de autoriteiten van diverse opnamelocaties naar Peking waren gehaald. Zelf kregen de makers geen toestemming naar deze plaatsen terug te gaan, zodat van aanvullende opnamen weinig gekomen zal zijn. Na de voorstellingen was de kritiek ‘zo rigide en formeel dat het leek alsof het een lesje betrof dat de mensen uit hun hoofd hadden geleerd’, zei Ivens.Ga naar eind26 Een functionaris van het ministerie van Cultuur las een lijst voor met eenenzestig voorstellen om scènes te verwijderen of van nieuwe commentaartekst te voorzien. Ze besloten snel naar Parijs terug te keren en op het vliegveld werden ze uitgezwaaid door hun getrouwen. ‘Onze hele ploeg was er,’ aldus Ivens. ‘In Peking waren ze “de mensen van Yukong” geworden en ik heb mijn hele leven niet zo'n ontroerend afscheid meegemaakt. Kan men zich er een voorstelling van maken? In het socialistische China? Veertig Chinezen die zich aan de voet van de trap verdrongen, want verder mochten ze niet. Allen sloten ze ons in de armen en kusten ze ons, het merendeel van hen huilde en bij mij scheelde het ook niet veel.’ De Parijse gasten vertrokken zonder goed te begrijpen wat zich nu eigenlijk in Pekings politieke slangenkuil had afgespeeld en ze beseften niet dat dit nu de in hun film bezongen culturele revolutie in de praktijk was. Een van de uitzwaaiers was Sidney Shapiro, een Amerikaan die sinds de jaren veertig in China woonde, en Ivens schreef hem direct na zijn terugkeer in Parijs: ‘Zoals je je kunt voorstellen, waren we erg ontroerd door | |
[pagina 444]
| |
het afscheid dat al onze vrienden ons op het vliegveld bereidden. Het eerste uur zeiden Marceline en ik niet veel... We voelden dat jullie allemaal wisten dat ons een moeilijke tijd te wachten stond, met moeilijke taken in het vooruitzicht, maar we voelden dat jullie vertrouwen hadden, en dat geeft ons de kracht harde zakenlieden aan te kunnen... De manier waarop jij en Waiman [Situ Huimin, onderminister van Cultuur] Marceline en mij hebben geholpen in een gecompliceerde situatie, heeft ons de kracht en de richting gegeven om te handelen zoals we gedaan hebben.’Ga naar eind27
Na afwijzende reacties van Franse distributiemaatschappijen besloten ze Yukong zelf uit te brengen via hun produktiebedrijf Capi-Films. De volgende jaren bleef er nauwelijks tijd voor wat anders. Contacten leggen, publiciteitsmateriaal verspreiden, plakkaten ontwerpen, alles gebeurde vanuit de rue des Saints-Pères. De Vereniging voor Frans-Chinese Vriendschap plakte affiches en zo ging Comment Yukong deplaça les montagnes op 10 maart 1976 in première in vier kleine bioscopen op de Parijse linkeroever. Wim Verstappen vergezelde Ivens die dag: ‘Joris liep de vier theaters af om overal de kopieën te controleren en de recettes bij te houden.’Ga naar eind28 Gewoonlijk was het Marceline die de zaken deed, onderhandelingen voerde en ruzies uitvocht, dingen waar Ivens zich liefst ver van hield. ‘Alle vertoningen, programmeringen, interviews met televisiestations in alle landen zijn geconcentreerd bij Capi-Films, mevrouw Loridan,’ schreef hij eens in antwoord op een brief die aan hem gericht was. ‘Onderhandelingen over prijzen en programmering worden niet door mij maar door Capi-Films gevoerd.’Ga naar eind29 De firma was op hun eigen huisadres gevestigd en Marceline kan gewoon naast hem hebben gezeten terwijl hij het schreef. Gezien het documentaire en politieke karakter van Yukong en de exorbitante lengte van twaalf uur viel de publieke belangstelling beslist niet tegen. In Frankrijk zagen volgens cijfers van Ivens in totaal driehonderdduizend toeschouwers de film in de bioscoop, onder wie honderddertigduizend in Parijs,Ga naar eind30 waar Yukong de eerste twee weken na de première de best bezochte film van de stad was. Hoe deze berekeningen gemaakt werden, is echter niet helemaal duidelijk, want voor alle twaalf delen samen waren vier toegangskaartjes nodig. Na de voorstellingen voerden Ivens en Loridan vaak tot diep in de nacht discussies met het publiek. | |
[pagina 445]
| |
Yukong kwam op een goed moment uit. Bij links genoot het maoïsme nog populariteit, maar ook ter rechterzijde was warme belangstelling voor China ontstaan sinds de Amerikaanse president Richard Nixon in 1972 officieel bij Mao op bezoek was geweest. De Chinese leiders waren nog feller tegen de Sovjetunie dan de Amerikaanse haviken en een conservatief politiek commentator als G.B.J. Hiltermann bracht in een televisieoptreden na zijn bezoek aan China meermaals de woorden uit: ‘Het is te mooi om waar te zijn,’ wat hij nauwelijks ironisch bedoelde. Na 1976 zou de Chinagolf nog hoger gaan, want toen overleed Mao Zedong en ging de leiding te Peking over in handen van gematigder figuren, die positieve kanten aan het kapitalisme begonnen te ontdekken. Er was alles bij elkaar veel goodwill voor China en een enorme behoefte aan informatie over het jarenlang afgesloten rijk. Comment Yukong deplaça les montagnes gaf de toeschouwers het gevoel eindelijk een blik achter de schermen van dit verre land te kunnen werpen. Toonaangevende bladen in de Franse hoofdstad als Le Monde, Le Nouvel Observateur, Le Figaro, Libération en ook de filmtijdschriften waren er dan ook positief over. De algemene mening was dat de makers diep waren doorgedrongen in het dagelijks leven van gewone Chinezen zonder hun eigen politieke sympathieën op de voorgrond te plaatsen. Lezers van France-Soir konden zelfs een speciale voorpremière bezoeken en de krant adviseerde: ‘Om een indruk van het geheel te krijgen moet u alle gepresenteerde films zien, dat wil zeggen achtereenvolgens naar de vier zalen in kwestie gaan.’Ga naar eind31 Achteraf gezien is het succes van Yukong geheel te verklaren uit de omstandigheden van het moment, want wie de film bijna twintig jaar later terugziet, moet erkennen dat de International Herald Tribune indertijd gelijk had met zijn relativerende oordeel: ‘De film onderscheidt zich niet door enige filmische artisticiteit en komt nergens boven het niveau van het filmjournaal, maar is als bioscoopreportage een prestatie, overladen als hij is met waardevolle informatie.’Ga naar eind32 Yukong was alleen al uitzonderlijk omdat China voor de meeste westerse cineasten gesloten gebied was, al hadden linkse journalisten als Felix Greene er al kunnen filmen. Ivens steunde de Chinese revolutie sinds meer dan dertig jaar, in Peking wist men dat hij nooit een negatief beeld van de volksrepubliek zou schilderen en daaraan had hij een vrijwel volledige bewegingsvrijheid te danken. Sommige westerse critici meenden dat hij misleid was door de autoriteiten, dat | |
[pagina 446]
| |
alles in scène was gezet, of dat hijzelf deel uitmaakte van het komplot. Maar hij toonde over het geheel ongetwijfeld een authentiek beeld van het dagelijks leven in China, zoals het zich oppervlakkig gezien openbaarde. Alleen, wat betekende dit bij een zo sterke sociale controle, via revolutionaire comités in elke straat, massabijeenkomsten waarop iedereen door het slijk gehaald kon worden, sturing van bovenaf via de ideologie en zo nodig via de politie? Men zou kunnen zeggen dat Chinese burgers altíjd acteerden om te beantwoorden aan het ideaalbeeld, zonder voor de camera iets extra's te hoeven doen. Wanneer ze er zelf niet in geloofden, moesten ze in ieder geval doen alsof. Yukong was een film waarin strikt genomen dan ook weinig in scène was gezet, maar hij gaf een vals beeld omdat hij niet achter de zichtbare realiteit keek, niet in de achterliggende mechanismen van de samenleving doordrong. Het gevaar van de cinéma vérité waarvoor Ivens ooit had gewaarschuwd, namelijk dat alleen de buitenkant werd getoond, tastte Yukong tot in de kern aan.
Toen Yukong in première ging, was Joris Ivens zevenenzeventig, en de jaren begonnen zwaarder te tellen. In de zomer van 1974 was hij tijdens de montage wegens een bronchitis op doktersadvies al eens tien dagen in de Franse Alpen geweest, en in de maanden nadat Yukong aan de openbaarheid was prijsgegeven, verbleef hij twee keer drie weken in La Clusaz, op enkele tientallen kilometers van de Mont Blanc in de Haute Savoie. Steeds vaker speelden zijn luchtwegen op en in februari van het volgende jaar moest hij in Peking vier weken naar een hospitaal wegens een bronchiale longonsteking. In de jaren daarna ging hij steevast een of twee keer per jaar naar La Clusaz of het Zwitserse Les Diablerets om zijn longen lucht te geven, op krachten te komen, en om te genieten van het alleenzijn, want deze bergvakanties reserveerde hij voor zichzelf: ‘lange wandelingen, bergen, contouren van bergen, wolken, kleuren, dennebomen, wind - en ook aan niks denken en je fijn voelen,’ schreef hij op een ansicht aan een kennis in Nederland, en een journaliste van Le Monde vertelde hij: ‘Ik verveel me nooit - wat niet wil zeggen dat ik een denker ben. Ook nu nog, wanneer ik terugkom van een afwezigheid van drie weken, zegt Marceline Loridan tegen me: “Waar ben je geweest? Waaraan heb je gedacht?” Ik heb nergens aan gedacht, ik heb gelopen, ik heb opgemerkt dat op een bepaalde plaats altijd dezelfde vogel zingt.’Ga naar eind33 Hij was nog net zo'n eenling als aan het Jorisven. | |
[pagina 447]
| |
Op 5 januari 1977 trad hij na een relatie van bijna veertien jaar in stilte met Marceline in het huwelijk. Hun samenleven had zich grotendeels in hotels afgespeeld, in een Vietnamese hut of een Laotiaanse grot, en tussendoor in het appartement aan de rue des Saints-Pères. Marceline hield net als hij van het hotelleven, omdat je er geen huishouden, geen dagelijkse besognes had, maar ze was toch de eerste vrouw na Ivens' die hem langer dan een halfjaar tot een soort huiselijkheid wist te bewegen. Alleen al het feit dat hij sinds 1964 hetzelfde adres had, was ongekend, waarbij zijn hoge leeftijd en zijn toenemende fysieke beperkingen natuurlijk een rol speelden. Sinds een jaar of tien hadden ze onafgebroken samen aan films gewerkt en Joris Ivens noemde hun echtverbintenis ‘een huwelijk van beeld en geluid’, verwijzend naar hun onderlinge taakverdeling bij 17e parallèle en Yukong.Ga naar eind34 Daarmee karakteriseerde hij de aard van hun samenwerking op een wijze die Marceline moeilijk kan hebben aangestaan. In 1977 zei zij in een interview met het Duitse blad Filmfaust: ‘Pas door de vrouwenbeweging na mei 1968 is me duidelijk geworden dat ik me als vrouw een eigen plaats tegenover de man moet veroveren... In het werk heb ik me geprofileerd en waargemaakt, maar in de openbaarheid niet. Steeds wanneer er een film gereed was dacht ik dat het niet de moeite waard was, met mijn naam te tekenen, want ik wist dat er toch alleen over Joris Ivens en niet over Marceline Loridan gesproken zou worden.’ Ivens had echter ingezien dat het zo niet kon doorgaan, voegde ze hieraan toe, en ze hadden afgesproken ervoor te zullen ijveren als gelijkwaardige partners te worden geaccepteerd. Hoe moest Ivens' ‘huwelijk van beeld en geluid’ dan worden opgevat? Het suggereerde immers dat hij regisseur was en zij geluidsvrouw. Vooralsnog was niet iedereen bereid hen als regisseursduo te aanvaarden. Ze mochten in Europa verklaren dat zij co-regisseurs waren van de Yukong-film, de Chinezen namen dit niet serieus en bleven in hun publikaties met ijzeren consequentie schrijven over ‘filmregisseur’ Ivens en ‘filmwerker’ Loridan. Ook onderminister van Cultuur Situ Huimin, een oude persoonlijke vriend van Ivens die na de oorlog nog in Hollywood had gewerkt, noemde Loridan in een artikel nadrukkelijk ‘assistente’. En niet alleen de Chinezen weigerden haar een gelijkwaardige plaats toe te kennen. ‘In Italië bijvoorbeeld,’ zei ze, ‘een land waar de mannen nog zeer fallocratisch zijn, besta ik gewoon niet wanneer het om | |
[pagina 448]
| |
onze films gaat.’ In een ander interview verklaarde ze dat ze erover dacht alleen te gaan filmen, niet omdat er een breuk met Ivens was, maar ‘ik ben een vrouw en heb toch een andere perceptie van dingen, een andere sensibiliteit’.Ga naar eind35 Het bleef bij voornemens.
Huize Ivens-Loridan was vol van China. In Ivens' werkkamer was haast alles Chinees. Er stonden beeldjes van vechtende Chinese krijgers, aan de muur hingen Chinese landschappen op rijstpapier, op de schoorsteenmantel was Chinees houtsnijwerk te zien en de boekenkast was gevuld met literatuur over China. ‘Mao's filosofie is de eerste waarheid,’ zei hij tegen een Nederlandse verslaggever die hij er ontving.Ga naar eind36 Uitgerekend Peking hulde zich na de Parijse première van Yukong in stilzwijgen. Er was een felle machtsstrijd ontbrand nadat in 1975 de eeuwige man van het partijmidden, Zhou Enlai, ernstig ziek was geworden. De gematigde en ervaren Deng Xiaoping was daarop terug in de leiding gehaald, tot ongenoegen van de radicale factie die nu een ‘Bekritiseer Deng’-campagne begon. Toen Zhou in januari 1976 overleed, leek de weg vrij voor links en Deng werd weer van al zijn posten ontheven. In september stierf ook Mao Zedong en nu kwamen de interne partijconflicten in een paar weken tijd tot een verrassende ontknoping: de zogeheten Bende van Vier rond Mao's weduwe Jiang Qing werd gearresteerd in opdracht van gematigder partijleiders. Stomtoevallig hadden Joris Ivens en Marceline Loridan in oktober 1976 in Parijs juist een vraaggesprek met medewerkers van het blad Filmfaust toen het nieuws van de arrestatie van de vier doorkwam. Ivens had zich in het interview net erg dogmatisch uitgesproken over een aantal kwesties betreffende de communistische lijn. Zo antwoordde hij, toen de Duitsers zich kritisch uitten over het stalinisme, dat het in Oost-Europa heel goed was geweest in de tijd dat hij er werkte. ‘Met wat u over het stalinisme zegt, ben ik het niet eens... Het stalinisme wordt door veel Duitsers verkeerd gezien... Zelf moet ik deze kwestie nog grondig doordenken om een duidelijk antwoord te krijgen. Deze vraag is veel te belangrijk om er oppervlakkig mee om te gaan.’ In welke richting de conclusie zou gaan, bleek uit zijn opmerking: ‘De rede van Chroesjtsjov tegen Stalin op het twintigste partijcongres van de cpsu vond ik absoluut belachelijk.’ | |
[pagina 449]
| |
Toen, in 1956, was Ivens niet gelukkig geweest met Chroesjtsjovs toespraak, maar hij was er toch wat door aan het twijfelen gebracht en in de praktijk had hij de Oosteuropese koerswijziging stilzwijgend gevolgd. Nu zei hij dat de Chinezen ‘na een paar maanden al een veel helderder analyse hadden gemaakt’. De Grote Roerganger had indertijd beweerd dat Stalin ‘zeventig procent goed en dertig procent fout’ was geweest en de Chinese partijleiding stelde er dan ook een eer in zich voortzetter te noemen van Stalins zaak. Ook Ivens was tegen 1976 helemaal teruggekeerd naar een positieve waardering van de sovjetleider. ‘Toen Stalin stierf, was dat een enorme schok, zoiets als wanneer je vader sterft. Stalin was zo verankerd in me. Hij had aan het hoofd gestaan van iets waarin ik onwankelbaar geloofde. Rond Stalin speelden zoveel gevoelselementen mee. Hij was een harde leider, maar integer... Chroesjtsjov was een keukenmeid, een onbenullig staatsmannetje, met conciërgekritiek op zijn voorganger,’ zei hij.Ga naar eind37 Tegenover Filmfaust ging hij zover over zijn eigen La Seine a rencontré Paris te verklaren: ‘Die kan ikzelf bijna niet meer aanzien.’ Hij vond hem te a-politiek.Ga naar eind38 Zelfs intimi van Ivens en Loridan als huisvriend Jean-Pierre Sergent maakten zich zorgen over hun radicaliteit. ‘Toen Joris en Marceline na het maken van Yukong uit China terugkwamen, was Marceline compleet maoïstisch,’ vertelde hij. ‘Ik was daar al mee gestopt. Ik had moeilijkheden met de communicatie met Marceline, wat ik vervelend vond, want ik hield van hen allebei. Met Joris was het anders: hij was een vriendelijke stille oude man.’ Toen Yukong gelanceerd werd, hielden Sergent en zijn vriend Jean-Marie Doublet een interview met Ivens en Loridan, dat onder de pers verspreid zou worden als publiciteitsmateriaal. Sergent: ‘We hadden grote moeite het zo te formuleren dat het voor Franse journalisten aanvaardbaar was. Ze waren te betrokken, te maoïstisch. Ze zagen niet hoe ze tegenover de pers moesten spreken. Veel bladen citeerden het slot van het interview, dat volledig door mij was geschreven, vraag en antwoord.’Ga naar eind39 En toen werden Mao's weduwe en drie van haar getrouwen dus gevangengenomen. De Filmfaust-interviewers vroegen zich tegenover Ivens hardop af wat hiervan te denken. ‘Laten we in ieder geval de berichten van de eigen Chinese pers afwachten voor we oordelen,’ stelde hij voor. Een kleine drie maanden later schreef hij aan Marion Michelle: | |
[pagina 450]
| |
‘De Chinese filmvrienden willen onze films en ook ons erg graag zien in de nieuwe periode van hun creatieve filmwerk. Dus hebben ze ons uitgenodigd, heel onverwachts en op zeer korte termijn, dat wil zeggen dat we maandag 11 januari naar Peking vertrekken en tegen 10 februari terug zullen komen. Ik ben heel blij erheen te gaan, en Marceline ook, nu alles nog steeds in voortdurende verandering lijkt te zijn na de dood van Mao Zedong.’Ga naar eind40 Voor het eerst werd de voltooide Yukong-cyclus nu in China vertoond, in besloten clubs en op de Franse ambassade, waar het Pekingse corps diplomatique in groten getale verscheen, maar ook in de generatorenfabriek te Shanghai en in de hoofdstedelijke locomotievenfabriek, waar ze indertijd geruime tijd opnamen hadden gemaakt. Op 9 februari 1977 organiseerde de Vereniging voor Vriendschap met andere Volken in Peking een voorstelling voor vertegenwoordigers uit de kunstwereld. Joris Ivens kon er wegens ziekte niet bij zijn, maar Marceline las een door hem geschreven speech voor. Ze attaqueerde de Bende van Vier en verklaarde: ‘Sinds onze aankomst hier hebben we niet alleen op het terrein van de kunst gezien dat hun conceptie onverenigbaar is met de onze, maar ontdekten we ook de schade die ze op alle andere terreinen hebben aangericht.’ Twee weken daarna werden ze ontvangen door de vice-voorzitter van het Centraal Comité, maarschalk Ye Jiangjing, die een hoofdrol had gespeeld bij de omverwerping van de vier. ‘Jullie hebben veel werk verricht. Ik ben blij jullie te ontmoeten,’ sprak de bejaarde militair, waarna men aanzat aan het banket.Ga naar eind41 Eind 1977 volgde nog een reis naar Peking, waar op 29 december de officiële Chinese première van Comment Yukong deplaça les montagnes plaatsvond, een jaar en tien maanden na de eerste voorstelling in Parijs. De minister van Cultuur hield een toespraak en ook de Nederlandse ambassadeur was er. In januari werden Ivens en Loridan ontvangen door de opvolger van partijvoorzitter Mao Zedong, tussenpaus Hua Guofeng, die enige tijd later werd vervangen door Deng Xiaoping. Deng zou Ivens in 1978 persoonlijk ontmoeten. Ivens en Loridan volgden de koersveranderingen op de voet, en ontegenzeglijk hadden ze er belang bij de Chinese leiders te vriend te houden, want ze verbleven jaarlijks maandenlang in China op hun kosten. Toch is het ook waar dat Ivens' karakter meer aansloot bij partijkaders van het midden als Zhou Enlai en onderminister van Cultuur Situ Huimin dan bij de radicale fractie. Hij stond open | |
[pagina 451]
| |
voor ‘zuivere’ idealen, maar een hystericus was hij niet. Al decennia eerder had de journaliste Martha Gellhorn een verbluffende gelijkenis tussen hem en Zhou Enlai opgemerkt. Ze vond Zhou zelfs ‘de Chinese uitvoering van Ivens’. Gellhorn kende Ivens van de Spaanse burgeroorlog, en Zhou Enlai ontmoette ze in 1941 in China. Ze vond dat ze sterk overeenkwamen in ‘hun charmes en hun rustige intelligentie’, en ook uiterlijk leken ze veel op elkaar.Ga naar eind42
De tijd tot zomer 1978 stond voor Joris Ivens en Marceline Loridan vooral in het teken van de internationale promotie van Yukong. Televisienetten in Nederland, Duitsland, België, Italië, Finland, Engeland en Canada brachten Yukong geheel of gedeeltelijk op de buis, en in vrijwel al deze landen waren de makers enige tijd te gast om de pers te woord te staan en de geluidssynchronisatie te begeleiden. De opstelling van de Franse televisie ervoer Ivens als ronduit beledigend. Hij vond het ‘schandelijk’ dat alleen het derde net Yukong wilde uitzenden, en dan nog slechts een aantal delen van samen maar vier uur.Ga naar eind43 Dan de royale houding van het Amerikaanse televisiestation dat hem na zijn eerste bezoek aan de Verenigde Staten sinds tweeëndertig jaar per Concorde terug naar huis liet vliegen, in drie uur en negentien minuten van New York naar Parijs. Yukong bracht hem en Marceline nog vaker in Amerika. In het Museum of Modern Art in New York vond op 7 februari 1978 de Amerikaanse première van Yukong plaats en op een party aan Park Avenue waren onder de gasten actrice Shirley MacLaine, de oude Frontier-Filmleden Willard Van Dyke en Leo Hurwitz, journalist Harrison Salisbury en Robert Capa's broer Cornell. In april staken ze de Atlantische Oceaan nogmaals over om voorstellingen bij te wonen aan de Berkeley Universiteit in Los Angeles en in het World Theatre in San Francisco's Chinatown, waar het publiek grotendeels uit Chinezen bestond. ‘Was 'n fijn gevoel, met onze film ook andere snaren aan te slaan in het gevoelsleven dan bij de mensen die onze film gewoonlijk zien. Diepe herinneringen, nostalgie, opfrissing van vergeten jeugdervaringen in hun eigen land, China. Geweldig succes ook in de kwantiteit. De eerste avond de zaal stampvol (1200 zitplaatsen) en buiten een lijn van 1000 mensen die er nog in wilden!’ schreef Ivens vanuit het vliegtuig naar Montreal.Ga naar eind44 Ook uitnodigingen uit Spanje, Oostenrijk, Engeland en Hongkong deden hem en Marceline weer in het vliegtuig stappen. | |
[pagina 452]
| |
Sinds zijn vertrek uit Oost-Europa in de jaren vijftig had Ivens nooit meer zoveel internationale publieke belangstelling ondervonden en dat was vooral te danken aan de televisie. Hij was ‘herrezen uit de obscuriteit van de filmgeschiedenisboeken’, schreef het blad American Film.Ga naar eind45
Nederland was met Italië, Canada en Finland een van de vier landen waar Yukong onverkort op de televisie werd uitgezonden. De kijkcijfers in het vaderland waren indrukwekkend: sommige delen werden door bijna twee miljoen Nederlanders boven de twaalf jaar bekeken en de publieke waardering was met 69-71 normaal tot goed voor een informatief programma. Opmerkelijk genoeg bleek de positieve waardering bij rechtse en linkse kijkers even groot.Ga naar eind46 Van de critici had Ivens bij voorbaat weinig verwachtingen. ‘Of het in Nederland zo'n succes zal hebben als in de andere landen, weet ik niet. We zullen wel zien. In ieder geval zal meneer Blokker zijn vulgariteiten in de Volkskrant schrijven...’ schreef hij in een brief aan een Nederlandse bekende.Ga naar eind47 Hij herinnerde zich nog goed dat Blokker al voor de Parijse première van Yukong een tamelijk zuur stuk over de film had geschreven, waarin hij vroeg naar ‘een vermoedelijke werkelijkheid achter de door Ivens waargenomen en vastgelegde realiteit’. Sommige bedenkingen kleedde Blokker in als complimenten, zoals ‘de voor een zo ambitieus cineast toch moedige concessies’ ten aanzien van ‘de “formele” schoonheid van zijn film’. Volgens hem had Ivens ‘al ploeterend, vaak ziek, misschien meer dan ooit aangewezen op de inzichten en ingrepen van zijn naaste medewerkers, z'n bikkelharde Hollandse geloof in de structuur van de “permanente revolutie” laten prevaleren boven allerlei voor de hand liggende esthetica - zelfs de schitterende lyriek waarmee de documentaire over het vissersdorp inzet, gaat na verloop van drie kwartier verloren in het leerstuk van de discussie’. Wat Blokkers ‘vulgariteiten’ betrof: hij had geschreven dat hij meer had willen zien van een ‘rommeliger, groezeliger, van onmin, naijver, humeurigheden, pestbuien, erotische euforie of impotente zwartgalligheid mede afhankelijke maatschappij’.Ga naar eind48 Het pijnlijke van de zaak was dat Blokker een van degenen was geweest die Yukong in Parijs was komen bekijken namens de vpro, die in de daaropvolgende maanden niet met de makers tot overeenstemming had kunnen komen over de voorwaarden voor uitzen- | |
[pagina 453]
| |
ding. Zo wilde de omroepvereniging geen nasynchronisatie maar ondertitels, terwijl Ivens en Loridan erop stonden dat er Nederlands ingesproken zou worden. Uit het Volkskrant-artikel zou Ivens weleens geconcludeerd kunnen hebben dat Blokker Yukong vanaf het begin al geen grote aanwinst voor de vpro vond. Uiteindelijk zond de nos de cyclus vanaf oktober 1977 uit. Ondanks Ivens' bange verwachtingen was niet alleen het publiek, maar ook de pers overwegend positief. Elseviers Magazine schreef zelfs resoluut: ‘China epos vertoont geen onvolmaaktheid’ en noemde Ivens ‘een linkse man, zover eerlijkheid en antidictatoriale gevoelens vaak verward worden met linksheid’. Er waren niettemin meer kritische geluiden dan Ivens prettig vond, vooral van columnisten. Een van de opmerkelijkste reacties kwam van Renate Rubinstein in Vrij Nederland. Zij meende in de Yukong-aflevering over de apotheek de gids te herkennen die haar had begeleid tijdens een bezoek aan China van vijf dagen, alleen speelde hij nu de rol van voormalig apotheekeigenaar. Bedrog dus. Gezien haar vluchtige aanraking met China kan aan de betrouwbaarheid van haar waarneming getwijfeld worden. ‘In het buitenland hebben miljoenen mensen de 12 films al gezien, inmiddels. En niemand heeft een Chinees herkend,’ schreef Het Vrije Volk dan ook. Ischa Meijer schreef in zijn televisierubriek in nrc Handelsblad: ‘Om eerlijk te wezen: ik vond Ivens' film eigenlijk behoorlijk saai,’ en Nico Scheepmaker vond het deel over de generatorenfabriek ‘slaapverwekkend’ met zijn ‘twee uur oeverloos geouwehoer’.Ga naar eind49 Er waren inderdaad discussies zonder eind in te zien over de juiste toepassing van Mao's leer. Ivens was niet erg te spreken over de Nederlandse critici: ‘Ik betreurde enkele miserabele artikeltjes, en leugens over mijn werk, Nederland was daar helaas sterk in. In alle andere landen is de kritiek beter, dieper en interessanter, en is het beschouwd als 'n belangrijk evenement in de cinemageschiedenis en ook een politiek evenement. Dat oude spreekwoord van die profeet in eigen land gaat met mij helaas op,’ meldde hij een kennis in Nederland. En wanneer het om Nederland ging, was Ivens nu eenmaal vanouds geneigd door te draven naar een puur negatief beeld, zodat hij al twee maanden later vanuit China schreef dat ‘de mensen zichzelf in onze films herkennen - en ook de hoogste leiders hun interesse tonen. De minister van Cultuur hield de openingsrede op de première in Peking en daarna spraken Marceline en ik het publiek toe. Daarbij | |
[pagina 454]
| |
steekt de officiële reactie in Nederland wel wat bedroevend af, op een dergelijk groot filmwerk van internationale waarde: politiek en artistiek. De kritiek van de televisiecritici in Nederland was over het algemeen miserabel. Hoe is het mogelijk dat die mensen zo verzuurd, gezapig, onbescheiden, minachtend over een dergelijke internationale film kunnen schrijven.’Ga naar eind50
Wie was nu de Nederlandse bekende aan wie Joris Ivens zulke ontboezemingen schreef? Het was een geheimzinnige dame die in de Hobbemaflat te Bilthoven woonde en die hij meestal wel een uurtje bezocht wanneer hij in Nederland was. In kleine kring gingen er wilde speculaties over haar. Was zij de moeder van een onecht kind van Ivens? Tineke de Vaal, echtgenote van de directeur van het Nederlands Filmmuseum, reed Ivens er altijd heen, en terwijl hij binnen was, wachtte zij buiten in de auto. De dame in de Hobbemaflat was mevrouw A.B. van Zomeren, toen al over de zeventig jaar en altijd ongehuwd gebleven. Waar kenden ze elkaar van? Hun correspondentie nam een aanvang aan het eind van de jaren zestig en in de brieven die Ivens haar daarna minstens zestien jaar lang schreef, bleef de aanhef meestal ‘Geachte mevrouw Van Zomeren’, hooguit eens afgewisseld met een variant als ‘Chèr Madame van Zomeren’. Haar voornaam kwam er nooit in voor. Volgens haar ‘pleegdochter’ - ze had er twee, beiden met aanwijsbare ‘echte’ ouders - was mevrouw Van Zomeren zo iemand die geliefde kunstenaars persoonlijk benaderde en ‘je kwam ook niet gemakkelijk van haar af.’ Op foto's ziet ze eruit als een kordate tante die niet met zich laat sollen. Mevrouw Van Zomeren was ook directiesecretaresse bij Philips geweest toen Ivens daar begin jaren dertig Philips Radio draaide. Was zij soms de onbekende vrouw met wie hij in een Eindhovens hotel Mark Kolthoff uit zijn slaap hield? Was hij misschien zelfs de enige minnaar uit haar leven? In ieder geval begon ze Ivens vanaf 1969 met zeer grote regelmaat pakken kranteknipsels toe te sturen opdat hij op de hoogte bleef van de gebeurtenissen in Nederland. De ‘papieren camera’ noemden ze dat in hun correspondentie. Ze nam er speciaal abonnementen voor en hij besefte ‘wat een werk het is: lezen, uitkiezen, uitknippen, in rubrieken onderbrengen, verzenden’ en sprak er zijn dankbaarheid voor uit. Met Sinterklaas stuurde ze cadeaupakketten naar Parijs en bovendien begon ze geld opzij | |
[pagina 455]
| |
te zetten ten behoeve van de film die Ivens over Nederland zou maken, ‘De Vliegende Hollander.’ Tegen 1978 stond er twaalfduizend gulden op een speciale rekening van Ivens in Amsterdam, alles gestort door mevrouw Van Zomeren. Wanneer Ivens in de krant stond of op televisie kwam, belde ze haar kennissen om hen op dit feit te attenderen. Ze was echter ook een veeleisend bewonderaarster, die erop rekende geregeld antwoord van Ivens te ontvangen, en wanneer hij op bezoek was geweest en wat afwezig had gedaan, kwam ze er in haar volgende brief lichtelijk geraakt op terug, waarop hij dan weer verzekerde dat hij nog altijd dezelfde amitié voor haar voelde. Regelmatig moest Ivens zich excuseren omdat hij weer lang niets van zich had laten horen en af en toe verzocht hij haar in uiterst beleefde bewoordingen de hoeveelheid knipsels wat te beperken. Al met al ontving mevrouw Van Zomeren altijd nog meer post van hem dan zijn zuster Thea en de knipsels en donaties waren toch ook echt welkom in Parijs.Ga naar eind51 Ondanks de vreemde afstandelijkheid die er tussen hen bleef bestaan, zijn Ivens' betrekkingen tot mevrouw Van Zomeren wel enigszins te vergelijken met die in enkele van zijn huwelijken: hij was bang de ander te kwetsen, juist omdat hij zich eigenlijk de sterke partij voelde, maar door deze meegaandheid gaf hij vrij baan aan geringeloor van de andere kant. En hoe zwakker de ander heette te zijn, des te machtelozer stond hij ertegenover. Voor mevrouw Van Zomeren bleef Joris Ivens bijna een levensvervulling. Zij overleed een halfjaar na hem.
Filmprijzen had Ivens in Nederland nog niet ontvangen, maar daar brachten Pim de la Parra en Wim Verstappen op 19 oktober 1974 verandering in. Ze reikten hem in Utrecht de ‘Pim en Wimprijs’ uit ter waarde van tienduizend gulden, afkomstig uit hun winst op Blue Movie. Vier jaar later volgde een andere Nederlandse bekroning. In het kader van de feestelijkheden ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag ontving hij op 13 november 1978 uit handen van minister van Ontwikkelingssamenwerking Jan de Koning de Dick Scherpenzeelprijs voor zijn verdiensten op het gebied van de voorlichting over het ontwikkelingsvraagstuk. De jury geloofde dat de laureaat zijn leven ‘in dienst gesteld heeft van de strijd voor onafhankelijkheid en ontwikkeling’. Hij had ‘nooit geaarzeld om partij te kiezen’, | |
[pagina 456]
| |
Pim de la Parra (rechts) en Wim Verstappen reiken Joris Ivens de ‘Pim-en-Wimprijs’ uit (Utrecht, 1974) anefo/spaarnestad
maar als filmer was hij toch ‘nooit vervallen in het botte realisme van de propaganda’. Het hoogtepunt van Ivens' werk was volgens de juryleden Hoe Yukong de bergen verzette, zoals de film in het Nederlands getiteld was. De protestants-christelijke minister De Koning was niet erg gelukkig met de keuze van het links georiënteerde gezelschap, maar prees tijdens de uitreiking manhaftig Ivens' grondige aanpak en artistieke verfilming van de ontwikkelingen in China. Wel liet hij noteren: ‘Waar Ivens vooral pleit voor het collectivistische systeem, staat in de visie van minister De Koning de opbouw van een democratische samenleving centraal.’ Waarop Ivens in zijn dankwoord concludeerde: ‘Het is blijkbaar om politieke redenen dat de minister het nodig acht enige distantie in acht te nemen.’ Achteraf vond hij het ‘een belachelijke situatie’, wat commentator Paul van 't Veer in Het Parool tot de reactie bracht: ‘In het China van Mao wist hij ideologisch gesproken uitstekend de weg te vinden. In het democratische Nederland verdwaalt hij. Hij beseft niet dat het nu juist zo aardig is dat een minister een jury waarmee hij het niet of maar ten dele eens is, zijn gang laat gaan.’Ga naar eind52 De Scherpenzeelprijs vormde het begin van de activiteiten rond- | |
[pagina 457]
| |
om Ivens' tachtigste verjaardag. Op initiatief van het Nederlands Filmmuseum stelden Tineke de Vaal, filmhistoricus Bert Hogenkamp en medewerkers van het museum een grote tentoonstelling samen onder de titel ‘50 jaar wereldcineast’. Samen met een omvangrijk Ivensretrospectief was deze te zien in Amsterdam en vervolgens onder meer in Rotterdam, Modena, Florence, Londen, Parijs en Peking. Zomer 1978 was de promotie van Yukong grotendeels achter de rug en zowel najaar 1978 als najaar 1979 werkte Ivens als adviseur voor studio's in de volksrepubliek. 18 november 1979 was er alweer een groot verjaardagsfeest, ditmaal in de vorm van een reusachtig banket in hotel Peking, waar alle oude Chinese filmvrienden zich hadden verzameld en Zhou Enlais weduwe Ivens' tafeldame was. Het jaar erop volgden in Peking het Ivensretrospectief en de tentoonstelling uit Amsterdam. Zonder dat de aanwezigen het vermoedden, betekenden deze feestelijkheden het afscheid van een tijdperk. Ivens' betrekkingen met de Chinese leiders bleven uiterst vriendelijk, maar de glans ging er een beetje af. Zij veranderden en hij ook. In het Chinese boek dat bij de expositie verscheen, werd Ivens in het voorwoord naar een oud Chinees gezegde vergeleken met het ‘oude ros in de stal dat nog duizend li wil galopperen’.Ga naar eind53 Ondanks zijn hoge leeftijd had Ivens in de jaren zeventig inderdaad een straffe galoppade door China gemaakt en bovendien zou de spreuk profetisch blijken, want in het decennium daarna legde het oude ros nog eens duizend li af door het Rijk van het Midden, ditmaal onder geheel nieuwe maatschappelijke omstandigheden, en steeds meer voetje voor voetje. |
|