Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens
(1995)–Hans Schoots– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 29]
| |
Geheimrat professor Forch en fotochemisch prakticum onder leiding van professor Otto Mente. Aan het instituut werd de scepter gezwaaid door Geheimrat prof. dr Adolf Miethe, een internationaal vermaard wetenschapper, die zijn colleges algemene fotografie en inleiding in de fotografische optiek in plat Berlijns gaf. Hij beperkte zich niet tot zijn vakgebied, maar maakte zijn studenten ook enthousiast voor de theorieën van Einstein en de wetenschapsfilosofie. Ivens was diep van hem onder de indruk en toen Miethe met zijn pupillen eens een excursie maakte naar de optische fabriek Sendlinger in Berlijn-Zehlendorf, kocht Ivens een treinkaartje tweede klas om bij de professor te kunnen zitten, maar de grote man nam een kaartje derde klas, tot hilariteit van de andere studenten. Miethe was aan de cocaïne, die hij openlijk snoof tijdens de colleges. Het wijdverbreide drugsgebruik was slechts één uiting van de koortsige stemming in Berlijn waarmee de Nijmegenaar werd geconfronteerd. Hij raakte in ‘enorme verwarring’. Tot drie, vier uur 's nachts zat hij met andere studenten in een café, om vervolgens met een vrouw in een hotelkamer of bordeel te eindigen. Hij werd een goede bekende in Club Libelle, bedronk zich, gebruikte soms cocaïne en begon ‘serieus te ontsporen’: ‘Wanneer ik de volgende dag op straat stond, wist ik niet meer wat ik te doen had of waar ik heen wilde. Ik stapte op de eerste de beste tram en reed mee tot het eindpunt. Als ik terugkwam had ik geen cent meer op zak, dan had ik al mijn geld uitgegeven, maar ik wist niet meer hoe.’Ga naar eind1 Hij kwam uit een wereld waar alles zijn vaste plaats had en de overgang bleek te groot. Vier jaar eerder was hij nog door zijn vader naar de kerk gestuurd en nu leek er ineens geen enkele zekerheid meer te bestaan. ‘Pas later weet je dat je gedwaald hebt. Dan weet je ook dat er geen willende slechtheid lag in wat je deed of dacht,’ schreef hij.Ga naar eind2 Bij al die wanorde leed hij echter nog het meest onder een verloren liefde. Waarschijnlijk was het nog steeds Quick die hem deed schrijven dat er ‘een vrouw was waar ik ontzettend veel van gehouden heb en nog houd’ en die nu ‘misschien wegging’ uit zijn leven vanwege het soort berekening dat ‘onze tijd over alle mensen brengt’. Hadden Quicks ouders er wellicht bij haar op aangedrongen een betere partij te zoeken dan de fotografenzoon? ‘Misschien weet je nu ook waarom ik me gooi in al het nieuwe - het nieuw doorvoelde van grote mensen en kunstenaars, omdat zij breken met een vermaterialisering, met een vervlakking - dingen die van mij het liefste weg- | |
[pagina 30]
| |
trokken wat ik had en hebben kan’. Het maakte hem ervan overtuigd dat er mensen moesten blijven die aan idealen vasthielden, ‘die het ideële stellen tegenover al het mechaniserende wat er ligt in onze burgermaatschappij’, en hij kreeg het ‘zuivere gevoel om een goed mens te willen zijn’.Ga naar eind3 Voorjaar 1922 keerde hij volledig uit het lood geslagen terug naar het ouderlijk huis in Nijmegen, en hoe hij eraan toe was, bleek wel uit het feit dat zijn vader hem adviseerde een psychiater te bezoeken, een voorstel dat hij afwimpelde, net zoals hij de kalmerende middelen van de huisarts weigerde. Hij sloot zich op in zichzelf. Op de fiets vertrok hij naar de bossen bij Oisterwijk, waar hij vijf weken kampeerde aan wat hij het ‘Jorisven’ noemde. Hij beschreef zelf wat hij tijdens deze therapeutische kampeervakantie deed: ‘Precies het tegengestelde van iemand die wil analyseren en begrijpen wat hem kort tevoren is overkomen. Ik had er geen behoefte aan na te denken of te lezen, het was voldoende dat ik nader tot de natuur kwam, als een dier, en dat ik me door haar en door de elementaire sensaties die ze oplegt, liet dragen: honger, dorst, vermoeidheid, slaap’.Ga naar eind4 Na verloop van tijd waagde hij zich weer in de bewoonde wereld en vond hij troost bij een meisje dat in Oisterwijk bij een oom logeerde, de negentienjarige Miep Balguérie-Guérin uit Rotterdam. Ze maakten wandelingen door het bos zonder een woord te zeggen, en toen een vriendin van Miep er opmerkingen over maakte schreef Ivens: ‘Deze vriendin van je is geen vriendin. Vriendschap is nooit sterk onder meisjes. Ik ben zo bang dat de mensen over je gaan kletsen - en de echte zuivere vriendschap die ik voor je heb neer zullen halen.’Ga naar eind5 Eind juni had Ivens een herhalingsoefening bij de veldartillerie: paardrijden in Amersfoort en vliegen op Soesterberg. Zij ging daarna op reis naar Italië en hij schreef: ‘Ik zou zo graag je stemmingen weten als je in een grote ronde D-wagen met grote ruime ramen het land om je heen ziet. Het fijne gevoel van verder te gaan, het verlangen om naar de locomotief te lopen, zelf alles beet te pakken, twee maal zo hard en verder. Grote schoppen kolen op het vuur - de mensen in de trein vertrouwen op je vastheid, ze zijn niet bang, dat mogen ze niet. Heb jij dat verlangen nooit?’Ga naar eind6 Hij was nog lang niet de oude en zijn verloren liefde was hij nog niet vergeten. In Nijmegen kwam hij op een zomeravond zijn oude speelkameraad George Zorab tegen, met wat vrienden bier hijsend in De Vereeniging. ‘Het was 1922 en een stille warme avond. Om- | |
[pagina 31]
| |
Miep Balguérie-Guérin (1920) foto f. de jongh, coll. m. de koningbeunders
streeks tien uur kwam jij plotseling opdagen,’ schreef Zorab. ‘Hoewel we elkaar praktisch gesproken in geen dertien jaar hadden gezien en we van knaapjes tot volwassen mannen waren opgegroeid, herkenden we elkaar terstond. Maar wat me met stomme verbazing sloeg, was het feit dat de vriendenkring je uitbundig begroette met “Joris, Joris”, terwijl ik toch met zekerheid meende te weten dat je als George was gedoopt, net als ik trouwens... Ik vond je sterk veranderd vergeleken met het vriendje dat ik zo goed had gekend. Je sprak met een zachte, wat matte stem, enigszins depressief en, dat gevoel kreeg ik althans, alsof alle zorgen van de wereld op je rustten. Het was net of de mensheid, deze mensheid, je hevig had teleurgesteld in je verwachtingen. Jou kennende, begreep ik dat dat eens zou gebeuren, want in je jonge jaren bezat je een kinderlijk vroom geloof in Kerk en Wereld, dat onverbiddelijk eens zou worden teleurgesteld. Vroeger was je een vrolijk, blijmoedig knaapje dat met tintelende ogen kon argumenteren en discussiëren. Maar nu, terwijl ik je daar zo zag zitten, kon ik Piet Paaltjens' gezegde niet van me afzet- | |
[pagina 32]
| |
ten: “hij ging de wereld in, en de wereld trapte 'm dood”.’Ga naar eind7 De volgende dag, op 30 augustus, zwaaiden de vrienden hem uit toen hij de trein naar de Duitse hoofdstad nam. Hij keerde terug naar het uitdagende Berlijn, vastbesloten te vermijden dat hij nogmaals door de wanorde zou worden verrast. Meer dan vijftig jaar later zei hij eens in een interview: ‘Je kunt zeggen dat ik de realiteit wil ontmoeten... Maar ik heb angst voor de realiteit, je moet haar onder controle brengen.’Ga naar eind8 Hij nam twee kamers aan de Martin-Luther-Strasse 42 in Schöneberg en liep stage bij Goerz, een fabriek voor fotografische produkten. Aan zijn broer Hans schreef hij dat hij nog steeds een moeilijke tijd doormaakte, ‘die des te lastiger is omdat ik tegen niemand praten kan hier. Maar ik heb stukken meer kracht dan in het begin van dit jaar, dank zij m'n leven bij het Jorisven, en zal door alles eerlijk doorkomen.’Ga naar eind9 Miep hoopte op een vastere verbintenis met Ivens en vatte het plan op in Berlijn te gaan wonen. Dit was niet eenvoudig, want haar pleegouders wilden haar niet zomaar laten gaan. Ze was in 1903 geboren als elfde kind van de Belgische familie Pepermans, maar haar moeder was overleden bij haar geboorte en ze was geadopteerd door het vermogende Rotterdamse echtpaar Balguérie-Guérin, dat kinderloos gebleven was.Ga naar eind10 Miep was in Lausanne op kostschool geweest en was al net zo'n zoekende geest als Ivens zelf. Hij vergeleek hen beiden met chauffeurs van auto's die elkaar in de nacht met brandende koplampen tegemoetreden, maar voelden wie er aan de andere kant achter de lampen aan het stuur zat, al konden ze elkaar niet zien. Zij schreef hem: ‘Joris, geloof jij dat iemand die een paar maal erg gedwaald heeft, weer goed kan worden?’ Waarop hij antwoordde: ‘Miep, dat geloof ik heel vast en zeker, en je moet eigenlijk vragen: iemand die een paar keer gedwaald heeft, kan die goed blijven?’ Zelf was hij nog altijd vol onrust en hij was bang voor het gevoel dat ze hem zou willen vasthouden. ‘Want ik weet goed dat een gevoel van gebondenheid iets doden zou in me.’ Hij waarschuwde dat hij gevaarlijk voor haar was, omdat hij een te grote zelfstandigheid van haar zou vragen als ze naar Berlijn kwam, maar zij hoopte dat het wel mee zou vallen en hij was toch blij dat ze kwam. Al nauwelijks drie weken na haar aankomst hadden ze echter hun afscheidsdiner bij Brechler aan de Kurfürstendamm - ‘galgemaal’ schreef Miep achter op de nota - en ze keerde teleurgesteld terug naar Rotterdam. | |
[pagina 33]
| |
Ivens bleek omtrekkende bewegingen te hebben gemaakt, want toen Miep weer in Nederland zat, schreef hij haar: ‘Jouw fijne gevoeligheid als vrouw zei je toch al lang dat er een vrouw was waar ik ontzettend veel van gehouden heb en nog houd.’ Miep was onaangenaam verrast; ze had helemaal niets gemerkt, zoals ze in de kantlijn naast Ivens' ontboezeming schreef. Toch voelde hij ook weemoed toen ze weer weg was en hij schreef haar: ‘Bij Brechler, vrijdagavond. “Sind sie alleine,” vroeg de ober me. Jij was er immers niet bij. Ja, en toen, Miep, ben ik gaan zitten bij de ingang van ons zaaltje zo tussen alle mensen in. Haast aan een toevallig gezet tafeltje - rechts en links, voor en achter me vreemde mensen. Zo leef ik eigenlijk ook, onder de mensen. Ik eet gans en Rotkohl en denk aan de keren dat wij hier aten.’ Er zouden nog jaren volgen waarin Miep verwijten uitte, zijn brieven verscheurde, het contact verbroken werd en Ivens tot haar vreugde toch weer pogingen deed het contact te herstellen omdat hij de vriendschap zo waardevol vond, tot ze uiteindelijk in 1927 boos uiteengingen. ‘Dit is allemaal zo onmogelijk. Jij ziet me, ik zie jou plotseling. Er wordt niet gegroet.’ Tien jaar later schreef Miep hem nog eens, maar hij liep een jaar met haar brief op zak voor hij antwoordde, en op haar reactie schreef hij helemaal niet meer terug. Miep trouwde drie keer en verbrandde de correspondentie met al haar echtgenoten; alleen die met Joris bewaarde ze.Ga naar eind11 Ivens zelf trouwde vier keer, terwijl een vijfde huwelijk op het laatste moment werd afgeblazen. De mensen vonden hem een vreemde, zonderlinge jongen, wist hij. Het was een tijd ‘dat ik me onbegrepen voelde en dacht dat alle andere mensen hard waren. Dat ik haast martelaartje voor mezelf speelde’.Ga naar eind12 Er kwam nu echter snel verlichting van de eenzaamheid. Al tijdens zijn eerste studiejaar was hij op 21 december 1921 zijn knappe, maar immer streng kijkende Rotterdamse studievriend Arthur Lehning tegengekomen in het Schauspielhaus, waar Droomspel van Strindberg werd opgevoerd door het gezelschap van Max Reinhardt. Tot Lehnings verbazing droeg de ex-corpsvoorzitter toen een zwarte trui. Lehning was voor een kort bezoek in Berlijn, maar in september 1922 vestigde hij zich met zijn vriendin Annie Grimmer werkelijk in de Duitse hoofdstad en de vriendschap leefde weer op. Ivens ging geregeld bij Lehning eten in de Schaperstrasse en als het zo uitkwam, leende hij een hemd. Arthur Lehning studeerde aan de Friedrich-Wilhelm-Universiteit en werkte bij uitgeverij Die Schmie- | |
[pagina 34]
| |
de, waar hij vele contacten opdeed in de Berlijnse kunstenaarswereld. Hij was een overtuigd anarchist geworden en ontmoette in Berlijn roemruchte Russische geestverwanten als Alexander Berkman, Emma Goldman, Alexander Shapiro en Gregori Maximov, vertaalde Anarchisme en revolutie van de Nederlandse anarchist Bart de Ligt in het Duits en schreef zelf een brochure tegen de sociaal-democratie.Ga naar eind13 In 1922 en 1923 verbleef ook de dichter Hendrik Marsman geruime tijd in Berlijn. Ivens leerde hem kennen via Lehning, die al met Marsman bevriend was sinds de lagere school. Hij was de poëet die geen andere grenzen wilde erkennen dan die van de kosmos en verklaarde: ‘Waarlijk, het nieuwe, wijde optimisme, heeft ons besprongen, wij beleven de vitaliteit, de dynamiek, de spanning, wij geloven in het sap der aarde, in de dracht der nachten, in het vlammend zaad.’Ga naar eind14 Een levensfilosofie waaraan hij zelf niet lang vasthield, maar die Ivens in zekere zin zijn hele leven trouw bleef. Ook toen hij later een overtuigd communist was, hield hij iets van een vitalistische, avontuurlijke nomade. Ze stortten zich in de nachtelijke wereld van vermaak en cultuur, in cafés, theaters, bioscopen, galeries en clubs. Er was keus genoeg: op een en dezelfde avond werd er een theaterstuk opgevoerd onder leiding van Reinhardt, een ander van Erwin Piscator, met decors van een of andere beroemde expressionistische schilder, en een revue in het Apollotheater waar naakte vrouwen op het podium de komst van de nieuwe tijd demonstreerden. In de bioscopen draaiden films van Wiene en Murnau en de beruchte galerie Der Sturm, altijd klaar om nieuwe extravaganties te laten zien, exposeerde de laatste geesteskinderen van dadaïsten en expressionisten. Student Ivens stond nu open voor alle nieuwigheden. Hij las Einstein, Freud, Bakoenin, Marx en Lenin, al ging zijn studie niet erg diep. Van Karl Marx las hij enkele brochures, maar Das Kapital was hem te theoretisch, en wanneer anderen beweerden het te hebben gelezen, geloofde hij het maar half.Ga naar eind15 Ivens is nooit erg geneigd geweest tot intellectuele bespiegelingen, was later de unanieme mening van zijn vrienden, hij bezag de wereld praktisch en intuïtief. Toch zal hij in Berlijn meer hebben gelezen dan ooit later in zijn leven. Hij legde een verzameling aan van boeken met reprodukties van moderne kunstwerken en toen hij in de zomer van 1923 naar Nederland reisde, werd in Berlijn beweerd dat hij niet minder dan | |
[pagina 35]
| |
vijfhonderd gulden invoerrechten plus boete had moeten betalen voor zijn boekencollectie, een voor die tijd fenomenaal bedrag.Ga naar eind16 De oude anarchistische voorman Michail Bakoenin las hij eerder dan Marx, ongetwijfeld in zijn tweede studiejaar op aanraden van Arthur Lehning, die onder invloed van zijn Russische vrienden een groot bewonderaar van Bakoenin was geworden. Ivens en Lehning bespraken zelfs plannen voor het oprichten van een uitgeverij die het werk van Bakoenin zou publiceren en een blad zou laten verschijnen naar voorbeeld van het in 1911 door Franz Pfemfert opgerichte Die Aktion, een cultureel-politiek tijdschrift dat het expressionistische gedachtengoed verwoordde en begin jaren twintig aansluiting zocht bij radencommunisten, anarchisten en andere groeperingen links van de communistische partij.Ga naar eind17 Vermoedelijk was het de bedoeling ook werk van miskende dichters te publiceren, want Lehning was in die tijd in Berlijn betrokken bij de uitgave in eigen beheer van Marsmans eerste bundel Verzen.
Op een feestje bij Arthur Lehning en Annie Grimmer in het voorjaar van 1923 ontmoette Ivens een kleine, nogal slordig geklede vrouw met zwart springerig haar en een wat grof, rond gezicht, die Germaine Krull heette. Zelf was hij ook niet bepaald groot, maar met zijn toch vrij krachtige postuur, zachtaardige open gezicht, bruine ogen en golvende donkerbruine haar viel hij uitstekend bij haar in de smaak. Net als zijn vrienden ging hij meestal gekleed in een pak met wit overhemd en stropdas. Het was direct aan en voor Ivens begon een grote, allesverterende liefde. Zijn nieuwe vriendin was heel wat anders dan Miep, die thuis nog toestemming had moeten vragen om naar Berlijn te mogen. Germaine was vijfentwintig, een jaar ouder dan hij, en had een avontuurlijk leven achter zich in een wereld waarvan hij het bestaan niet eens vermoedde. Ivens moest zich nog naar het communisme toe bewegen, terwijl zij al dissident was geworden. Luise Germaine Krull was op 29 november 1897 geboren in Wilda, in een streek halverwege Berlijn en Warschau die ten tijde van haar geboorte in het Duitse Posen lag en na de eerste wereldoorlog in de Poolse provincie Poznan. Haar vader was ingenieur en het gezin verhuisde spoedig naar Parijs en vervolgens naar München. In 1917 voltooide Germaine daar een opleiding aan de Lehr- und Versuchsanstalt für Photographie en opende vervolgens een portretatelier. Tegen het einde van de oorlog werd ze actief in een groep linkse | |
[pagina 36]
| |
Joris Ivens en Germaine Krull germaine krull stiftung
sociaal-democraten rond de schrijver-journalist Kurt Eisner, die minister-president werd van de Münchense radenrepubliek nadat de Duitse revolutie eind 1918 ook Beieren had bereikt. In februari 1919 werd Eisner door een keizersgezinde officier vermoord. Volgens politierapporten koerierde Germaine voor de communistische partij tussen München en Berlijn, maar ze keerde zich al snel van de | |
[pagina 37]
| |
partij af met een groep links-radicale dissidenten onder leiding van haar geliefde, de student economie Samuel (‘Mila’) Levit. De opstand in München werd door de Reichswehr in bloed gesmoord, Germaine hielp enkele revolutionairen ontsnappen naar Oostenrijk en tegen haar en haar moeder werd een opsporingsbevel uitgevaardigd. Begin 1920 kwam ze voor de rechter op beschuldiging van hulp aan voortvluchtigen en hoewel ze werd vrijgesproken, werd ze kort daarop door Beieren uitgewezen. Levit kreeg vijftien maanden cel wegens gebruik van valse papieren.Ga naar eind18 Met Mila Levit ging Germaine Krull in 1921 naar Sovjet-Rusland, waar ze al bij binnenkomst met de politie in aanraking kwamen omdat ze tot ‘de oppositie’ behoorden. Levit raakte snel teleurgesteld in het sovjetexperiment en noemde de Russische revolutie ‘nog erger dan het kapitalisme’. Hij werd uitgenodigd als vertaler op te treden op het derde congres van de Communistische Internationale in Moskou, maar bij aankomst in die stad werden Germaine en hij gearresteerd en opgesloten in de Loebjanka, het gebouw van de veiligheidsdienst. Germaine werd met een pistool in de rug naar de verhoorkamer geleid, waar ze haar ondervrager vroeg waarom ze gearresteerd was. ‘Denkt u dat uw opvattingen beter zijn dan die van kameraad Lenin? Denkt u dat we uw hulp nodig hebben?’ was de enige toelichting. Na een tijdje werden ze vrijgelaten; Levit kreeg een uitreisvisum en Krull bleef ontredderd in Moskou achter. Later bleek dat Levit beloofd had zich niet meer met politiek te bemoeien en vanaf dat moment beschouwde ze hem als een ordinaire verrader. Tijdens een nieuw verhoor in Moskou verklaarde zij dat de communistische partijleiding de revolutie van München had verraden en nu werd ze Rusland uitgezet als ‘contrarevolutionair van links’. In Berlijn ontfermden oude vrienden uit München zich over haar, te weten Fritz Pollock en Max Horkheimer, later twee grondleggers van de Frankfurter Schule.Ga naar eind19 Toen Joris Ivens haar leerde kennen, werkte Germaine bij een fotoatelier aan de Kurfürstendamm. In mei 1923 brachten ze de pinkstervakantie door in Krummhübel in het Reuzengebergte, langs de tegenwoordige Pools-Tsjechische grens, en daarna waren ze onafscheidelijk. Germaine noemde Ivens ‘Hoi Hoi’ - dat hadden ze bij hun eerste ontmoeting tegen elkaar gezegd - en zijzelf had al sinds München de bijnaam ‘Zottl’, Polletje Piekhaar. Ondanks de speelse koosnaampjes was het geen gemakkelijke relatie. Ivens noemde | |
[pagina 38]
| |
haar onstabiel en opperhuidloos: perioden van extreme expansiedrang en neerslachtigheid wisselden elkaar op onvoorspelbare wijze af en Germaine schreef: ‘Ik voelde me op een vreemde manier tot hem aangetrokken. Zijn eenvoudige wijze om tegen de dingen aan te kijken gaf mij vertrouwen. Ik vertelde hem alles. Ik had zo'n behoefte om te praten! En hij luisterde naar me. Ik vertelde van mijn grote liefde voor Mila, ons werk voor de arbeiders, Rusland, de gevangenis... Joris luisterde, zei niets, maar hield mijn hand vast. Ik merkte hoe hij met me mee voelde.’Ga naar eind20 Ze raakte ook bevriend met Marsman en haar depressieve buien klinken door in haar brieven aan hem: ‘Je tedere boefje heeft zo vervloekt veel zorgen, dat ze er al helemaal ziek van is! - Bedankt voor je boek, ben hier zo alleen en uitgehuild en opgebrand dat ik niets kan schrijven.’ Volgens Ivens was ze geobsedeerd door dood en zelfmoord en getekend door haar ervaringen in Rusland. Hij was haar redder en beschermer: ‘Ze steunt op me en ik trek haar naar me toe.’Ga naar eind21 Germaine verenigde een kwetsbare natuur met een voor Ivens bijna ondoorgrondelijke levenservaring. Zij wist meer over al die zaken waarvan hijzelf eerder zo in verwarring was geraakt, ze was zijn ‘kennismaking met de revolutie, met de kunst, met het leven’. Met Germaine ontdekte hij de liefde: ‘Ik bedoel die buitengewone relatie tussen twee wezens, een erotische en seksuele relatie natuurlijk, maar ook een meer diepgaande, gekenmerkt door een gevoeligheid die men herkent en deelt, met die sensatie, die zo zeldzaam en ontoerend is, dat men de wereld ontdekt en deze samen opnieuw opbouwt. Een verhouding waarin de ideeën, de smaak, de hartstochten en de hoop die de een met zich meedroeg, ineens aan de oppervlakte komen en als door een wonder samenvloeien met de ideeën, de smaak, de hartstochten en de hoop van de ander. Ik kan wel zeggen dat ik van dit alles nog totaal geen weet had. Germaine opende dit nieuwe universum voor me.’Ga naar eind22 Ze kende veel mensen en introduceerde hem bij haar vrienden in het Romanische Café, het in quasi-romaanse stijl gebouwde lokaal met overdekt terras tegenover de Gedächtniskirche, met rechts van de voordeur de eigen tafel van de expressionisten en op het balkon de schakers, dat in die jaren de belangrijkste ontmoetingsplaats voor Berlijnse kunstenaars en intellectuelen was. Hier kwamen ook Germaines oude bekenden uit de Münchense revolutietijd, voor zover die niet in de gevangenis zaten. | |
[pagina 39]
| |
Eind 1922 besloten de Fransen dat Duitsland tekortschoot in het voldoen van de gigantische herstelbetalingen die het land na de eerste wereldoorlog waren opgelegd. Als strafmaatregel bezetten ze in januari 1923 het Roergebied, waarmee Duitslands nationale trots opnieuw werd gekrenkt. De jaren daarvoor was de mark al gestaag in waarde gedaald, maar nu devalueerde hij in duizelingwekkend tempo en trad er een snelle maatschappelijke polarising op. Het vertrouwen in de regering verminderde even snel als de waarde van het geld. De steun voor uiterst rechtse groeperingen nam toe, terwijl de Duitse communistische partij, de kpd, tienduizenden nieuwe leden kreeg. Overal in het land waren er stakingen, demonstraties en werklozenoproeren. Op 3 juni organiseerden de communisten in Berlijn een grote demonstratie tegen extreem rechts, even later verklaarden ze dat burgeroorlog onvermijdelijk was en in augustus bracht een algemene staking in Berlijn de regering ten val. In oktober bereidde de kpd een gewapende opstand voor, die echter op het laatste moment werd afgeblazen, en nog een maand later werd de partij verboden. In München mislukte in die dagen de bierhalputsch van Adolf Hitler. Eind december werd ten slotte de devaluatie van de mark door een geldhervorming tot staan gebracht en voorlopig ging er van de radicalen aan beide zijden weinig dreiging meer uit. Joris Ivens werd door Germaine Krull en Arthur Lehning meegetroond naar demonstraties, waar hij snel tot de overtuiging kwam dat zijn gezelschap wel mooie, maar erg onpraktische politieke ideeen had. ‘Mijn anarchistische vrienden zeiden: Lenin heeft de revolutie verraden, Bakoenin was de grootste schrijver, in de Sovjetunie worden anarchisten geëxecuteerd.’ Dat kon wel zijn, maar vergeleken bij hun chaotische en impulsieve handelwijze vond hij de communisten tijdens de confrontaties op straat blijk geven van ‘methodisch en doelmatig optreden’.Ga naar eind23 Zij hadden tenminste een duidelijke lijn en waren praktisch en effectief. En zo ging hij bijna zonder dat hij er erg in had over van het vrijgevochten expressionistische levensgevoel naar de machtspolitieke logica van het communisme. Vooralsnog had die in zijn ogen echter alleen geldigheid voor naties in crisis zoals Duitsland, en niet voor ordelijke landen als Nederland of Frankrijk. Vandaar dat hij er zelf geen tegenstrijdigheid in zag toen hij terug in eigen land aan de anarchist Lehning schreef dat ze het gauw weer eens over hun gezamenlijke uitgeverij moesten hebben.Ga naar eind24 Ivens had in Berlijn allerminst te lijden van de inflatie. Zijn har- | |
[pagina 40]
| |
de guldens werden steeds meer waard en tegen eind 1923 was een gulden inwisselbaar voor een miljard mark. Voedsel werd een waardevoller ruilmiddel dan bankpapier, kapitaalkrachtige buitenlanders kochten hele straten in Berlijn voor bijna niets en de huur van Ivens' eigen tweekamerwoning verschrompelde tot een symbolisch bedrag. Reserveren in het theater hoefde hij dankzij zijn guldens niet, hij nam gewoon op het laatste moment de duurste plaatsen. Een vriendin van Germaine ging een tijdje in een Amsterdams cabaret werken en kon na haar terugkeer in Berlijn dankzij de gunstige wisselkoersen een boerderij kopen met dieren en al. Lehning en Ivens organiseerden in hun rijkdom een feest dat ze geheel naar de ondergangsstemming van dat moment ‘Het laatste feest van Europa’ noemden. Onder de gasten waren bekende expressionistische schrijvers als Rudolf Leonhard, auteur van het aforisme ‘Men kan slechts buitensporig dichten, want met het superlatief begint het dichten pas’, en de dichters Alfred Wolfenstein en Johannes R. Becher.Ga naar eind25 De laatste sloot zich rond die tijd aan bij de communistische partij en na de tweede wereldoorlog zag Ivens hem in de ddr terug als minister van Cultuur. In december 1923 kwam er met de stabilisering van de mark een einde aan het goede leven. In zijn Autobiografie van een filmer maakte Ivens hierover later een cryptische opmerking: ‘Mijn financiële toestand werd ernstig en ik moest de universiteit verlaten.’Ga naar eind26 Zijn vader betaalde de studie. Had hij zijn geld er toch in te hoog tempo doorgejaagd? Of interesseerde de studie hem niet meer? Na vier semesters verliet hij de hogeschool in ieder geval met een getuigschrift. Een ingenieurstitel had hij niet echt nodig, want hij volgde de opleiding alleen maar om zich voor te bereiden op de fotohandel.Ga naar eind27 Begin 1924 ging hij stage lopen bij Ica en Ernemann in Dresden, twee fabrieken voor foto- en filmapparatuur, waar hij als zoon van een goede Nederlandse klant hartelijk verwelkomd werd. In het filmtechnisch onderzoekslaboratorium van professor E. Goldberg, uitvinder van de vijfendertig millimeter Ica Kinamo handcamera, die sinds 1921 op de markt was, kreeg hij grondig inzicht in de constructie van dit apparaat, wat hem later als cineast en fervent Kinamogebruiker goed te stade kwam. Bij Ernemann stond hij aan een werkbank in de fabriek voor projectoren en koolspitslampen. Hij voelde zich geïsoleerd in Dresden, ‘dat kun je rustig zeggen... Het was voor mij zo'n grote verandering, zo'n andere wereld, dat ik met | |
[pagina 41]
| |
niemand contact legde.’Ga naar eind28 Dresden was het centrum van het rode Saksen, een bolwerk van de arbeidersbeweging waar in oktober 1923 zelfs tien dagen een revolutionaire deelstaatregering van communisten en sociaal-democraten zetelde, tot de centrale overheid in Berlijn de Reichswehr stuurde om er een eind te maken aan de opstandige neigingen. In de nadagen van deze beroeringen werd Ivens door arbeiders van zijn bedrijf meegenomen naar een betoging voor hogere lonen, waar de politie schoot op de menigte, een gebeurtenis die grote indruk op hem maakte. Communisten vroegen hem of hij een film over een demonstratie vanuit Breslau naar Berlijn wilde brengen, want nu de partij illegaal was geworden, was een buitenlander een veiliger koerier. Met een treinkaartje eerste klas en zijn Nederlandse paspoort op zak maakte Ivens een paar van zulke reizen.Ga naar eind29 Hij werkte nog een tijdje als volontair in de lenzenbouw bij Zeiss-Jena en daarmee werd een leerschool van ongeveer een half jaar bij diverse Duitse bedrijven afgerond.
De zomer van 1924 brachten Ivens en Germaine Krull in Nederland door. Ze logeerden in Nijmegen, waar Germaines aanwezigheid bijna leidde tot een conflict tussen vader en zoon. Aan Marsman schreef ze: ‘De vader leeft in zeer latente oorlogstoestand met mij en ik moet oppassen dat Hoi Hoi niet boos wordt.’Ga naar eind30 Als sloddervos en door de wol geverfd revolutionaire viel ze niet in de smaak bij Kees Ivens en ook de zeventienjarige Thea was niet erg enthousiast over de nieuwe liefde van haar grote broer, al was ze wel diep onder de indruk van Germaines zwarte ondergoed.Ga naar eind31 Moeder was gemakkelijker: ‘Ik vind het niet erg dat je bij haar gaat slapen op de logeerkamer, maar de mensen hoeven het niet te weten,’ zei ze. Het tweetal nam later zijn intrek in het Maanhuis, een houten vakantiehuisje dat naast 't Zonhuis in Hatert stond. Joris Ivens bleef voorlopig trouw aan het familiebedrijf, ook al moest de jeugd volgens hem ‘materiële dingen weten op te geven om het ideële te bereiken. Doen de jongeren dat niet, leven zij in de lijn van “Pa en Ma”... rebelleren zij niet, dan hebben ze ook niet het scheppende, nieuwe inzicht, en verdienen ze geen ander leven, dan het zelfde sleurleven van hun ouders.’Ga naar eind32 Hij werkte zich in bij Capi-Nijmegen en werd in het najaar van 1924 hoofd van de technische afdeling en filiaalchef bij Capi aan de Kalverstraat 115 in Amsterdam. Zijn vader schreef enthousiast aan vrienden in Nederlands-Indië: | |
[pagina 42]
| |
‘Van terugtrekken van mij persoonlijk uit zaken is geen sprake. Integendeel. Nu George er is, begin ik pas goed. Hopelijk staan we voor een tijd van bloei en opleving in alles.’Ga naar eind33 Zijn zoon betrok in Amsterdam een kamer op Amstel 190, een statig pand met een hoge dubbele trap naar de voordeur en hoge ramen met uitzicht op de Blauwbrug. Beneden woonde daar huisbaas Groen, erboven een aantal kunstenaars: op de eerste verdieping naast Ivens huisde beeldhouwer Jan Havermans, een vriend van Marsman, met zijn vrouw Wiep; op de tweede schrijver en sdap-gemeenteraadslid Cees de Dood met balletdanseres Florrie Rodrigo en helemaal boven schilder Harmen Meurs.Ga naar eind34 's Nachts hield Groen beneden een sociëteit voor horecapersoneel, waarvoor hij een nachtvergunning had gekregen doordat Wim Ivens, inmiddels een gezien arts in Amsterdam, zijn invloed had aangewend bij de burgemeester. Broer Joris werd een trouwe klant, die algauw heel wat Amsterdamse kasteleins kende. Toen Germaine na de zomer terugkeerde naar Berlijn, waren al haar Nederlandse vrienden er weg, ook Arthur Lehning en Annie Grimmer, die nu in Wenen woonden. Vanuit haar ‘Hongertoren’ in Berlijn schreef ze aan Marsman: ‘Zeg, Henny, je moet gauw eens bij Hoi Hoi langsgaan, die jongen is erg alleen daar... gaat zuipen en denkt aan mij.’ Zelf wilde ze weg uit Duitsland en ze vroeg zich af: ‘Kunnen we in Holland geen huis huren en daar gewoon leven - Ieder doet wat en verder alleen maar leven.’Ga naar eind35 In november zocht Ivens haar in Berlijn op en in 1925 trok ze bij hem in aan de Amstel. 's Avonds gingen ze Amsterdam in, op zoek naar de wereldse atmosfeer van Berlijn. Met de huisgenoten van Amstel 190, met Hendrik Marsman, schilderes Charley Toorop, schrijver Jan Slauerhoff en anderen zaten ze avondenlang te redekavelen in de cafés rond het Leidseplein: het grand-café in art-decostijl Americain, Former er schuin tegenover, het bruine café Reynders en daarna tot een uur of drie, vier, verder in kunstenaarssociëteit De Kring. Daarheen volgde Marsman slechts met tegenzin; hij schreef tenminste eens dat ‘deze sociëteit een der walgelijkste verblijven ter wereld is, waar de lamlendigheid van driekwart der huidige Hollandse kunstenaars zich op de meest afdoende manier demonstreert’.Ga naar eind36 's Ochtends spoedde Ivens zich dan ogenwrijvend naar het filiaal in de Kalverstraat, de trots van zijn vader, die in 1916 symbolistische en art-nouveaukunstenaars als R.N. Roland Holst, J. Mendes da | |
[pagina 43]
| |
Costa en architect J.F. Staal opdracht had gegeven van de winkel een Gesamtkunstwerk te maken. Met de glas-in-loodbovenlichten, de muurschilderingen, houtsnijwerken en art-nouveaugevel werd het pand niet minder dan een monument, dat echter na de tweede wereldoorlog aan modernisering ten onder ging. Om bij het bureau van de filiaalchef te komen moest de bezoeker langs de toonbanken naar het achterste deel van de winkel en daar een klein trapje op, maar vaak zat Ivens er niet, omdat hij onderweg was in het land om apparatuur te demonstreren of klanten technisch van advies te dienen. In die eerste jaren nam hij zijn werk buitengewoon serieus. In bladen als Focus en Lux-De Camera schreef hij over amateurfotografie en in januari 1928 werd hij medewerker van het blad Het Lichtbeeld, waarin hij opnieuw een artikel schreef over amateurfotografie, het onderwerp dat hij ook besprak in een lezing tijdens de Haagse Internationale Tentoonstelling op Filmgebied van april-mei 1928. Aan de Technische Hogeschool te Delft werd hij door de daar werkzame privaatdocent fotografie W.H. Idzerda zelfs tot twee keer toe voorgedragen voor een lectoraat in de fotografie, maar er werd uiteindelijk niemand benoemd.Ga naar eind37 Van het Berlijnse uitgeverijproject met Arthur Lehning bleef alleen het plan over een tijdschrift te publiceren, en in de eerste helft van 1926 kwam Lehning, die inmiddels in Parijs woonde, een paar keer naar Amsterdam om er met zijn compagnon over te spreken. Begin 1927 echter lanceerde hij de Internationale Revue i10 alleen, naar verluidt omdat Ivens het te druk had bij Capi.Ga naar eind38 Achteraf gezien werden hierdoor veel onaangenaamheden voorkomen, want Lehning wilde geen communisten in de redactie en Ivens ontwikkelde zich in de tijd daarna precies in die verfoeide richting.Ga naar eind39 Een paar jaar later waren ze politiek zodanig van elkaar vervreemd dat het contact zonder ophef verbroken werd, en toen ze elkaar in de jaren tachtig als oude mannen nog eens ontmoetten, was hun enige gespreksonderwerp de vraag hoe ze hun persoonlijke archieven het best voor het nageslacht konden bewaren. In de redactie van i10 kwamen J.J.P. Oud voor architectuur, Willem Pijper voor muziek en László Moholy-Nagy voor foto en film. Een indrukwekkend aantal vooraanstaande moderne kunstenaars uit heel Europa werkte aan het unieke blad mee. | |
[pagina 44]
| |
Germaine Krull maakte in Amsterdam halfabstracte foto's van haveninstallaties, die een paar jaar later in haar fotoboek Métal werden gepubliceerd. De Nederlandse hoofdstad was te klein voor haar ambities en nog in 1925 trok ze verder naar de stad van haar jeugd. Ze betrok er een zolder op Montmartre en Ivens pendelde nu geregeld tussen Amsterdam en Parijs, soms zelfs per vliegtuig, wat toen werkelijk alleen voor de elite was weggelegd. Germaine maakte kennis met het gevierde Parijse schildersechtpaar Sonia en Robert Delaunay, dat haar introduceerde in de kunstenaarswereld aan de Seine, en binnen de kortste keren was ze fotografe voor de modehuizen van Lanvin, Lelong en Poiret, al hechtte ze meer belang aan haar experimentele foto's van metalen constructies, die Robert Delaunay samen met zijn eigen werk exposeerde. De publikatie van Métal werd begroet als een belangrijke bijdrage aan de moderne kunst, Germaine werd sterfotografe van het geïllustreerde tijdschrift Vu, vervaardigde fotoromans en deed bedrijfsreclame voor Peugeot.Ga naar eind40 Toen de Belgische cineast Henri Storck haar begin jaren dertig in Parijs ontmoette, was Polletje Piekhaar getransformeerd tot ‘een briljant iemand, elegant gekleed, met veel vrienden, een vedette’. Maar de schrijver-componist Lou Lichtveld (Albert Helman) bezag haar met minder sympathie. In 1931 logeerde hij samen met Ivens bij haar aan de boulevard Saint-Michel en hij vond haar ‘een vrouw om bang voor te zijn. Ze wist precies wat ze wilde, geen flauwe kul. Een spin die mannetjes vreet na de paring.’Ga naar eind41 Aanvankelijk leek er door haar vertrek naar de Franse hoofdstad weinig te veranderen in de verhouding tussen Ivens en Germaine Krull. Op haar briefpapier liet ze de naam Germaine Krull-Ivens drukken, hoewel ze niet getrouwd waren, en bovendien de adressen ‘78 bis rue de Maistre’ en ‘Amstel 190’. De verwijdering kwam toch. In oktober 1926 vroeg ze aan het ‘lieve paardje’ Marsman bij Hoi Hoi langs te gaan, die zo moederziel alleen was. Het volgend voorjaar werd haar toon in haar altijd Duitstalige brieven opgewonden: ‘Ga gelijk naar Hoi Hoi - hij heeft je erg nodig. Hij kan met niemand praten behalve met jou. Alsjeblieft. Het is heel erg en ik kan niet helpen. Jij hebt me begrepen toen ik met je sprak. Ik kan niet anders handelen. Ik heb iemand lief en Hoi Hoi lijdt er verschrikkelijk onder, ik ook, de ander ook.’ Ze had Joris alles verteld en klaagde dat het moeilijk was ‘te weten dat de liefste mens die je hebt, het ineens niet begrijpt en niet wil voelen’, waaruit zou kunnen blij- | |
[pagina 45]
| |
ken dat ze een driehoeksrelatie op het oog had. Ze kondigde haar komst naar Amsterdam aan en vroeg Henny Marsman bij haar gesprek met Hoi Hoi aanwezig te zijn.Ga naar eind42 Wie was ‘de ander’? Krull schreef in haar memoires: ‘Ik had nog nooit van een vrouw gehouden, maar mijn geluk met Elsa was enorm en ook zij voelde zich gelukkig. Zouden we lesbiennes zijn?’ Elsa vertrok echter uit Parijs en Germaine zag haar nooit meer terug. Een korte maar heftige affaire met een man volgde - ‘ik was als een vogeltje voor een slang’ -, waarna ze Eli Lotar leerde kennen, een mooie jongen met een Grieks profiel, zwarte ogen en een zachte blik, zodat ‘het bijna pijn deed hem te zien’. Lotar was een joodse Roemeen die haar assistent werd bij het fotowerk en snel daarna haar minnaar. ‘Ik wist dat Joris veel beter was. Ik had me wel voor mijn kop kunnen slaan, maar mijn zinnen waren sterker.’ Ivens kwam naar Parijs, waar hij hooglopende ruzie kreeg met Lotar, een voor Ivens zeer ongewone ervaring, maar ze sloten tamelijk snel vredeGa naar eind43 en Eli Lotar zou later nog voor hem en Luis Buñuel werken als cameraman. Terwijl de emoties hoog opliepen en de relatie tussen Ivens en Krull in feite net uitging, trouwden ze op 2 april 1927 in het stadhuis van het Parijse achttiende arrondissement.Ga naar eind44 Germaines onzekere legale status, veroorzaakt door de veranderde grenzen rond haar geboorteplaats Wilda, leverde juridische problemen op, en een huwelijk hielp haar aan een Nederlands paspoort. In zijn memoires schreef Joris Ivens dapper: ‘Mijn leven met Germaine had ik allang achter me gelaten, leek het me, maar nu was ze Hollandse.’ Een week na de trouwerij in Parijs stuurde Germaine echter al een bedankje aan Marsman omdat hij zo snel op de Amstel was langsgegaan, om de bruidegom geestelijke bijstand te verlenen, en op 21 mei schreef ze dat het ‘met Joris helemaal niet gaat. Hij begrijpt en begrijpt niet en ik ben vertwijfeld.’ In een brief aan Marsman van 11 juli heette het ten slotte: ‘Joris was een paar dagen hier en ik geloof dat het hem geen stap verder heeft gebracht.’Ga naar eind45 In Berlijn was Ivens een grote liefde kwijtgeraakt en nu overkwam het hem weer, een reden erbij om uit te kijken met het aangaan van sterke verbintenissen. Misschien was een van de aantrekkelijke kanten aan zijn relatie met Germaine juist geweest dat ze meer dan de helft van de tijd ver van elkaar verwijderd waren, wanneer hij in Dresden of Jena zat en zij in Berlijn, of hij in Amsterdam | |
[pagina 46]
| |
en zij in Berlijn of Parijs. Bij volgende echtgenotes en vriendinnen bleek zo'n geografische distantie in ieder geval goed aan te sluiten bij Ivens' behoeften. Het leven van Ivens paste steeds minder bij de loopbaan in de fotohandel die zijn vader voor hem op het oog had. De vrije atmosfeer in Berlijn, de vrienden met artistieke ambities en uitgesproken politieke ideeën, Germaine Krulls ongebonden leefwijze, al deze ervaringen deden hun invloed gelden en zijn drang naar onafhankelijkheid groeide. Hoewel hij nog loyaal zijn werk deed voor de familiezaak, raakte hij uit de voorbestemde koers. |
|