Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens
(1995)–Hans Schoots– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Hoofdstuk 1
| |
[pagina 12]
| |
Nijmegen is een oude stad, gesticht door de Romeinen en bekend om de palts Het Valkhof die Karel de Grote er op de heuvels aan de Waal bouwde. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd een groot deel van Nijmegens wallen en poorten afgebroken en bleef er een gewone Nederlandse gemeente over, maar Joris Ivens behield warme herinneringen aan zijn geboorteplaats en sprak terugblikkend van ‘een niet echt Hollandse stad... een plaats waar in ieder geval mediterrane invloeden zijn te vinden’.Ga naar eind1 Elk jaar passeren duizenden schepen Nijmegen over de Waal, met hun ladingen onderweg van de haven van Rotterdam naar het Roergebied. Het weidse landschap van uiterwaarden, zomer- en winterdijken en strekdammen, de al duizenden jaren voortgaande stroom van het water, ze roepen een vermoeden op van onbekende verten. Beneden aan de oever van de rivier woonden grootvader en grootmoeder Muskens, op tien minuten lopen van de Van Berchenstraat. Temidden van talrijke andere kooplieden had grootvader aan de Waalkade zijn handel in granen en zaden. Met zijn broers en zusje Thea zat George er weleens voor het raam op wacht, om over de Waal uit te kijken of het graanschip uit Rotterdam er al aankwam. Grootvader George Muskens kwam uit het Noordlimburgse Gennep, zijn vrouw Hendrica Giesbers uit het daar vlakbij gelegen Mook. Hier was ook hun dochter Dora geboren, de moeder van George en zelf de oudste van acht kinderen. Twee van haar zussen gingen in het klooster, want de familie Muskens was goed katholiek.Ga naar eind2 Georges overgrootvader van vaders kant, Heinrich Ivens, was meubelmaker geweest in Efferen, een plaatsje op een paar kilometer ten zuidwesten van Keulen.Ga naar eind3 Daar zou Heinrich nog hebben deelgenomen aan de revolutionaire beweging van 1848. In Efferen werd ook grootvader Wilhelm Ivens geboren, die rond 1867 als ondernemende jongeman naar Nijmegen kwam om het fotovak te leren bij een van de twee Duitse fotografen die zich er al eerder hadden gevestigd. Wilhelms zoon Kees maakte veel later met George en de andere jongens eens een reis naar het land van de voorvaderen, waarover een van hen een dagboekje bijhield: ‘Vrijdag 22 dec. 1911. 7u.40 met d.-trein vertrokken. Op stoelen (Speiswagen) reizen is fijn. Keulen. Dom en torens beklommen, intrek in Domhotel. Geriopkerk met verhoogd altaar en krib... Grootpa 1. vroeger daar gezongen.’Ga naar eind4 Grootvader Wilhelm Ivens trouwde met Coba van Leeuwen uit 's-Hertogenbosch en in 1871 opende hij in Nijmegen zijn eigen | |
[pagina 13]
| |
‘Photographisch Atelier’. Hij genoot aanzien in zijn vak en mocht zich hoffotograaf noemen. Je moest wat bereiken in het leven, die overtuiging zat er diep in bij de familie Ivens. Hij was actief, in de stad en daarbuiten, secretaris van de Vereniging Humanitas voor hulp aan wezen en zwerfkinderen, eerste voorzitter van de Nederlandse Fotografen Vereniging, en als echte Rijnlander ook medeorganisator van het carnaval in sociëteit De Vereeniging, waar in 1886 mede door zijn inspanningen voor het eerst in Nijmegens geschiedenis een intocht van prins en prinses carnaval plaatsvond.Ga naar eind5 In 1891 gaf Wilhelm de leiding over zijn atelier aan de Houtstraat 23 in handen van zijn zoon Kees, die echter meer voelde voor de technische en commerciële kant van de fotografie en op hetzelfde adres een ‘Phototechnisch Bureau en Handel in Photographische Artikelen’ begon. Op 17 mei 1894 opende hij een eindje verderop aan de Ganzenheuvel een eigen zaak en op diezelfde dag trouwde hij met Dora Muskens. Nog meer dan veertig jaar later heet de zeventiende mei in zijn dagboek ‘de dag der dagen.’Ga naar eind6 Twee jaar na het huwelijk ging Kees Ivens een vennootschap met schoonvader Muskens aan en geruime tijd voerde de fotohandel de naam Ivens & Co. Grootvader Wilhelm overleed toen George vijf jaar oud was.
Het ging goed met het bedrijf en algauw waren er ook vestigingen in Amsterdam, Groningen en Den Haag. Door de voorspoed in vaders zaken konden woning en bedrijfsruimte worden uitgebreid. Van Berchenstraat 15, dat twee verdiepingen had, werd uitgebreid met de twee naastliggende panden van drie etages. Er vond een drastische verbouwing plaats, waarbij de huizen onderling werden verbonden tot een doolhof van gangetjes, trappen en trapjes. Nummer 19 werd woonhuis, in de twee andere panden kwamen winkel, administratie, donkere kamers, magazijnen, reparatieafdeling en verzendkamer. Op de eerste verdieping van nummer 15 had Kees Ivens nu zijn bureau. 's Morgens brachten de kinderen hem graag via het paadje achter het huis naar zijn werk. Thea: ‘Op zijn bureau had-ie van die bakken, vier of vijf boven elkaar, waar hij alle frutseltjes en papiertjes en tekeningetjes van ons in bewaarde. Dat waren zijn sentimentele gevoelens, zeiden wij.’Ga naar eind7 Toen de kinderen al wat ouder waren, kreeg de familie er in Hatert buiten Nijmegen nog een houten vakantiehuis bij, dat 't Zonhuis heette, een paradijsje dat vastgelegd werd in diverse familiefilmpjes. | |
[pagina 14]
| |
Vader Ivens ging er welvarend uitzien. De eens slanke jongeman werd corpulent en liet een snor en een vaag baardje groeien. Vanachter een draadbrilletje keek hij met scherpe blik de wereld in. De naam van het bedrijf werd na verloop van tijd veranderd in Capi, van C.A.P. Ivens, zoals de directeur officieel heette. Kees Ivens viel niet op door buitengewone creativiteit, maar had wel een brede culturele belangstelling. In huiselijke kring speelde hij Schubert op de piano en met het gezin bezocht hij concertgebouw, schouwburg en bioscoop. De kunstenaars Jan Toorop, Eugène Lücker en Henri Pieck (tweelingbroer van Anton) kwamen bij de familie over de vloer.
Net als grootvader Wilhelm was Kees Ivens een gedreven, geëngageerd mens: lid van de gemeenteraad voor de vooruitstrevende liberaal-katholieke fractie Recht voor Allen, bestuurslid van de Nederlandse Amateur-Fotografen Vereniging en lid van de debatingclub van katholieke intellectuelen Geloof en Wetenschap. Daar zei hij eens: ‘Onze blik moet onbevangen blijven, mild denkend ook over anderen; niet fanatiek in godsdienstzaken, wetend wat wij willen en daar eerlijk voor uitkomend. Verdraagzaamheid toch is het eerste beginsel van gemeenschap.’ Joris Ivens, die hem ‘een man met een zware moraal’Ga naar eind8 noemde, was door het voorbeeld van vader en grootvader vroeg vertrouwd met het werken voor het nut van het algemeen. Kees Ivens las het liberale Algemeen Handelsblad en bezat een onwankelbaar negentiende-eeuws geloof in de vooruitgang. Zo lanceerde hij het plan de pont over de Waal te vervangen door een vaste oeververbinding voor wegverkeer, de Waalbrug, en het Maas-Waalkanaal te graven, projecten waarvoor hij jarenlang ijverde alvorens ze werden uitgevoerd. Toen Nijmegen en Arnhem, nauwelijks dertig kilometer van elkaar verwijderd, door de Waalbrug uiteindelijk hun verbeterde verbinding kregen, zag hij hierin niets minder dan een stap op de weg naar een meer vredelievende mensheid, die niet meer zou denken in steden, maar in landen en continenten. ‘Even nonsensicaal als wij nu een oorlog tussen twee steden zouden noemen, zal eens, naar wij hopen, de strijd tussen twee volken beoordeeld worden.’Ga naar eind9 Later werd hij wegens zijn inspanningen benoemd tot ridder en officier in de Orde van Oranje-Nassau. In de Provinciale Geldersche & Nijmeegsche Courant schreef hij enthousiast over nieuwe technische vindingen: ‘Heden is het Röntgen, morgen Edison, overmorgen Raoul Pictet, daarna Lumière die onze aan- | |
[pagina 15]
| |
dacht vorderen voor noch nie dagewesene zaken.’Ga naar eind10 Zelfs het jubileum van zijn eigen zaak kreeg van Kees Ivens een plaats in zijn grootse visie. In een brochure bij die gelegenheid ging hij eeuwen terug in het Nijmeegse verleden, om te laten zien dat de geschiedenis onweerstaanbaar op weg was naar een betere toekomst. Toen hij in 1939 door de vroege dood van zijn zoon Wim, door zakelijke tegenslagen en de dreigende wereldoorlog in een wanhopige stemming raakte, schreef hij in zijn dagboek: ‘Alleen een onwrikbare overtuiging dat alles toch, langs voor ons mensenkinderen onzichtbare grote wegen, tot één einddoel leidt, kan ons staande houden.’Ga naar eind11 Tijdens wandelingen met George sprak hij in ongetwijfeld meeslepende bewoordingen over zijn ideeën en later horen we de echo ervan, wanneer Joris Ivens na een zestigjarige cineastenloopbaan over zijn film Une histoire de vent zegt: ‘We willen de wind filmen. Die heeft het geheugen van de dingen; alles wat gezegd is, ligt in de wind. De wind is voor mij misschien ook die grote voortstroming van de mensheid die, onafhankelijk van de kleinere stromingen, van fascisme en keizerrijken, van ondergaande civilisaties, naar iets beters toe gaat.’Ga naar eind12 Kees Ivens verenigde de overtuiging dat men onbekrompen moest zijn met een dominant en bemoeizuchtig karakter. Sommige leden van het Capi-personeel - hij noemde hen Capianen - vonden dat hun directeur streng en uit de hoogte was en het hoog in zijn bol had.Ga naar eind13 In het gezin was vaders wil wet. ‘Hij sloeg nooit op tafel, maar wat hij zei, moest wel gebeuren,’ zegt dochter Thea. Hij praatte met je, tot je uit jezelf deed wat hij wilde. Joris Ivens noemde vader ‘enerzijds heel beschermend en anderzijds heel veeleisend’.Ga naar eind14 Kees Ivens was een man met vrees voor de chaos en het onverwachte. ‘Orde is de ziel van elke zaak,’ meende hij, maar zijn geregel strekte zich uit tot ver buiten de bedrijfsaangelegenheden. Wanneer het gezin op reis ging, stippelde hij alles tevoren uit en in de plaatsen die werden aangedaan, kocht hij souvernirlepeltjes, die hij direct na terugkomst naar de graveur bracht om ze voor zijn verzameling te laten nummeren.Ga naar eind15 Ook bij de opvoeding van zijn kinderen was orde de leidraad. Toen George geslaagd was voor de hbs mochten hij en zijn broer Hans, achttien en veertien jaar, een tochtje van een week maken door Noord-Holland, Friesland en Groningen. Dat ze een lijst meekregen van hotels en vertrektijden van treinen lag in de lijn van | |
[pagina 16]
| |
de vaderlijke zorgzaamheid, maar ze kregen ook nog nauwkeurige richtlijnen mee over de in welke volgorde te bezoeken bezienswaardigheden en verdere tijdsbesteding: ‘Zondag 5 augustus: Naar kerk gaan, althans wanneer op Texel een R.K. Kerk is. Verder die dag op Texel als rustdag doorbrengen.’Ga naar eind16 En toen, enige tijd na het vroege overlijden van Wim Ivens in 1938, diens ex-vrouw Rie van de katholieke kerk overging naar de Nederlands-Hervormde, liet vader Ivens haar weten dat hij ‘stellig geen bezwaren’ zou hebben gemaakt, ‘als je me tevoren als hoofd der familie geïnformeerd had’.Ga naar eind17 Tot zijn teleurstelling waren er eind jaren dertig nog altijd geen mannelijke kleinkinderen met de naam Ivens, waarop hij zoons en dochters een rondschrijven stuurde om hen te laten weten hoe het hem en zijn vrouw verdroot dat de familienaam niet zou voortleven. ‘Dat is te meer te betreuren omdat ik, door mijn werken, die naam omhoog gestuwd heb: in de capi-zaken, in het maas-waalkanaal, de waalbrug, Ridder en later Officier in de Orde van Oranje-Nassau, en de c.a.p. ivens bank...’ Hij doelde op een monumentale zitbank die te zijner ere bij de Waalburg was geplaatst. ‘Wat eventueel niet met de familienaam gebeurt (al blijven allen daarop hopen) kan echter nog wel met de voornamen.’Ga naar eind18 Hij spelde de zijne en die van zijn vrouw voor de zekerheid nog eens voluit. Kort na dit schrijven van zijn vader ontving George een brief van zijn moeder, ‘zonder dat Pa hem gelezen heeft’. Ze schreef dat vader ‘altijd alles zo graag geschikt en beschikt wilde hebben en wilde dat ieder een vooruitbepaalde weg zou lopen. Dat gaat alleen met marionetten en niet met mensen.’Ga naar eind19 George was niet zo'n regelaar als zijn vader, maar de tijd zou leren dat hij in zijn vasthouden aan zekerheden niet voor hem onderdeed.
Van vader en opa had George de dadendrang, van moeder de zachtaardigheid. Dora Ivens was een vrij kleine, tamelijk gezette vrouw, met donker, meestal opgestoken haar, en op elke foto kijkt ze met een vriendelijke gelijkmatige blik naar het vogeltje. Ze was gevoelig, handig en creatief, daarover waren echtgenoot, kinderen, Capianen en kleinkinderen het eens. Niemand vernam ooit een onvertogen woord uit haar mond. De schilder Jan Toorop, die twee portretten van haar maakte, zei eens tijdens een lezing: ‘Zij is een vrouw met smaak, kunstzinnig, rustig en intelligent,’ waarbij Kees Ivens in zijn dagboek aantekende: ‘Eén applaudisseerde met zijn hart.’Ga naar eind20 In zijn memoires schreef Joris Ivens dat hij veel van zijn moeder | |
[pagina 17]
| |
had gehouden, maar afgaand op latere gebeurtenissen moet de werkelijkheid minder eenvoudig zijn geweest. Waarom wachtte hij na de oorlog bijvoorbeeld zo lang voor hij zelfs maar iets van zich liet horen? Waarom schreef hij pas zestien maanden na de Duitse capitulatie en dertien maanden na de Japanse de eerste naoorlogse brief aan zijn moeder, hoewel hij acht jaar overzee was geweest, gedurende welke tijd zijn vader was overleden, zijn moeder moeilijke oorlogsjaren had doorgemaakt en Thea's echtgenoot nog in de bevrijdingsdagen was doodgeschoten. En toen hij ten slotte in 1947 in Nijmegen was, bracht hij haar twee snelle bezoekjes, ‘net lang genoeg om mijn moeder te zien, haar te omhelzen en een beetje te praten. Net genoeg om met mijn vingertoppen mijn herinneringen te beroeren en me ervan af te wenden.’Ga naar eind21 Veertien maanden later overleed ze terwijl hij opnieuw in het buitenland zat, zonder dat hij haar nog terug had gezien. Waarvan moest hij zich zo snel afwenden? En wat betekende het dat hij op zijn drieëntwintigste aan een vriendin schreef: ‘Vooral als ik over huwelijken nadenk die ik om me heen zag overal, weet ik erg goed dat ik in veel met Strindberg z'n gedachten meega - en de vrouw als hoofdoorzaak van ongeluk in huwelijken zie’?Ga naar eind22 Ivens' moeder leek te leven in de schaduw van haar even ruimdenkende als dominante echtgenoot, zette diens pantoffels 's avonds klaar voor de stoel, waarin alleen hij mocht zitten. George was ‘tandenknarsend’ getuige van wat hij later haar onderworpenheid noemde. ‘Aan tafel werd hij het eerst bediend, kreeg hij altijd de beste stukken. Als er voor de tweede keer werd genomen, ging hij weer voor; dan pas kwamen de anderen. Ik was woedend over zoveel voorrechten, maar liet er niets van blijken.’ Voelde de kleine George zich geroepen als een soort beschermer van zijn moeder op te treden? Dora, die haast de goedheid zelve was, aan wie je dus moeilijk iets kon weigeren en die je wel met voortdurende zorg omringen moest. In de psychoanalyse bestaat de opvatting dat het grote gevolgen kan hebben wanneer een kind in zijn eerste jaren het gevoel heeft verantwoordelijkheid te moeten dragen voor zijn moeder, terwijl het zelf nog alle zorg en ruimte nodig heeft. Het krijgt de drang ervoor te vluchten en blijft later intensieve relaties met anderen als bedreigend ervaren. Dora Ivens was vroom katholiek en nam de kinderen 's zondags mee naar de mis. Toen ze groter werden, zei ze echter: ‘Als je van mening bent dat het niet nodig is om naar de kerk te gaan, voel je dan | |
[pagina 18]
| |
niet verplicht het voor mijn plezier te doen.’Ga naar eind23 Dus wilden de kinderen haar wel dat plezier doen. Op die wijze oefende zij haar indirecte invloed uit. ‘Vader gaf de toon wel aan,’ volgens Thea, ‘maar moeder boog de toon wel een beetje om. Ze wist best wat ze wilde.’Ga naar eind24 Vader Ivens, die zelf gewoonlijk maar één of twee keer per jaar een kerk vanbinnen zag, was later degene die het luidst eiste dat zijn zoons en dochters hun kinderen katholiek zouden opvoeden, misschien meer om Dora een genoegen te doen dan uit geloofsijver. Toen Hans begin jaren dertig trouwde, lang nadat hij van het geloof was gevallen, moest hij over de opvoedingskwestie nog een correspondentie met het ouderlijk huis voeren alvorens de zegen over het huwelijk werd uitgesproken.Ga naar eind25 Over zijn jeugd te Nijmegen concludeerde Joris Ivens enige tijd voor zijn dood: ‘Ik was er jong, leefde er gelukkig.’Ga naar eind26 De vroegste herinnering die hij in zijn memoires noemt, is die aan een treinreis. Hij was vijf jaar en samen met Wim trok hij grimassen naar onbekenden die hun coupé dreigden binnen te stappen: ‘We stelden alles in het werk om de intimiteit van het gezin tegen de buitenwereld te beschermen.’ Er zit ongetwijfeld veel waars in dit beeld van een jeugd in een beschutte omgeving waar de kinderen een brede kijk op de wereld werd bijgebracht, vader hen van materiële welstand verzekerde en een verstandige moeder voor warmte zorgde, maar er was ook een keerzijde. In het huis aan de Van Berchenstraat diende de harmonie te allen tijde te worden bewaard, geen valse noot mocht er weerklinken. ‘Alles moest je binnen houden, nooit openlijk ruzie, zo luidde de regel.’Ga naar eind27 Er moeten ook spanningen en frustraties onder die oppervlakte van schone schijn verstopt zijn geweest.
Wim, George en Hans hadden samen een kamer onder het dak met achter uitzicht op het Kronenburgerpark. Wim was de ernstige grote broer die negens en tienen op zijn rapport had; de drie jaar jongere George had altijd ruzie met Hans, die volgens hem een pestkop was die er altijd weer in slaagde hem het bloed onder de nagels vandaan te halen. Uiterlijk gingen George en Hans sterk op elkaar lijken, al had de een donkerbruin haar en de ander zwart. Met de zusjes was het leeftijdsverschil erg groot. Met Thea had George later nog wel contact, maar met Coba nauwelijks. Op een foto uit 1905 staat George als braaf zesjarig jongetje in een matrozenpakje. Er is nog een foto van hem als matroos. Ditmaal | |
[pagina 19]
| |
houdt hij een rood-wit-blauw vlaggetje in de hand. Het is 1909 en er is een prinsesje geboren: Juliana. De familie Ivens is uitgesproken Oranjegezind.Ga naar eind28 Achter in de tuin, die met een schutting grensde aan het park, zat het gezin geregeld bijeen onder de pergola. Hier werden 's zondags verhalen verteld aan de kinderen. In het Kronenburgerpark waren het eendenhuisje en de rots met de waterval geliefde plaatsen en voor het huis konden ze zonder gevaar spelen in de brede rustige straat, die nog aan de rand van de stad lag. Slechts af en toe kwam er een paard en wagen langs, of een auto. George volgde lager onderwijs aan de Petrus Canisiusschool van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis in de Hertogstraat. Een jeugdvriendje, George Zorab, wist nog hoe ze rond hun elfde besluipertje speelden in het Kronenburgerpark, ‘en als er mot kwam, dan renden we als een haas over de ruïnen van de oude Nijmeegse stadsmuren jullie huis aan de Van Berchenstraat binnen. Of we gingen naar Sint-Anna, waar je toen een kilometer van het spoorviaduct roggeakkertjes had, omzoomd door aarden wallen, begroeid met eikehakhout. Hier speelden we dan met andere kornuiten opwindende, vrij wilde ren- en draafspelletjes: indianen tegen cowboys, bereden politie tegen bandieten en zo meer, spelletjes die door jou werden bedacht en geregisseerd. Het vervelende was dat je zo tegen halfvijf mij bij mijn jasje greep en zei dat we direct weg moesten, want je moest en zou het lof bijwonen in de kerk aan de Graafse Weg... En wat ik ook zei of wat ik ook deed, je was nooit van je lofbezoek af te brengen. En dus deelden we ons dubbeltje samen (een kwartje zakgeld per week kregen we toen) en gingen met de paardetram naar het Keizer Karelplein.’Ga naar eind29 Hel lof was de dagelijkse namiddagse katholieke eredienst en George Ivens ging tot ver in zijn tienertijd trouw naar de kerk. Ook de muzikale vorming kreeg de nodige aandacht in huize Ivens. Toen George Zorab eens langskwam, trof hij zijn naamgenoot aan het musiceren. ‘Je stond daar dan voor een metalen muziekstandaard met bladen vol noten erop, ijverig en vol toewijding blazende op je fluit... terwijl je met je rechtervoet de maat klopte. Je was op je tiende nogal enthousiast over muziek, want je vertrouwde me toe dat je grootste ideaal was om nog eens op de “piccolo” te spelen... “Joh,” zei je, “als ik nog twee jaar heel goed mijn best doe en ijverig studeer en oefen, dan mag ik op de piccolo spelen, het fijn- | |
[pagina 20]
| |
ste dat er bestaat.’Ga naar eind30 Later verdween de muziekbeoefening uit Ivens' belangstelling. Al vroeg getuigde hij van technisch inzicht en van een ondernemingslust die opa en vader Ivens waardig was. Nadat hij op zijn elfde getuige was van een vliegdemonstratie van aviateur Jan Olieslagers, op een veldje buiten Nijmegen, besloot hij zelf ook een vliegmachine te bouwen en met hulp van Wim stond het geval drie maanden later in de tuin. Het kon niet vliegen, maar blijkens de foto's was het een niet slecht geslaagde replica van een Blériot op halve grootte. Drie maanden later kwam een verbeterde versie gereed, met stuurknuppel en bewegende hoogteroeren. In 1911 werd George naar dezelfde Gemeentelijke Hogere Burger School aan de Kronenburgersingel gestuurd die ook zijn vader vroeger had bezocht. Hij kreeg zijn eigen studeerkamer in het huis met ‘de onwrikbare hoeken waaraan we ons wel honderdmaal hadden gestoten, de steile trap, waarvan de laatste tree minder hoog was dan de andere, de enigszins zware contouren van de pijpen langs de muren, het weergalmen van je stem, de geur...’.Ga naar eind31 Zijn moeder had hem liever op een katholieke school gezien, maar in dit geval prevaleerden de traditie van de familie Ivens en het bedrijfsbelang. Volgens
George met zijn zelfgebouwde vliegmachine in de tuin aan de Van Berchenstraat te Nijmegen. In de cockpit zijn zus Thea (1911) coll. urias nooteboom
| |
[pagina 21]
| |
Kees Ivens was gemeentelijk beter dan katholiek omdat het een bredere kijk op de dingen gaf en was hbs beter dan gymnasium omdat George zich moest voorbereiden op het overnemen van het bedrijf. Wim kwam als oudste eigenlijk het eerst voor de opvolging in aanmerking, maar hij bleek zo'n veelbelovende leerling dat hij naar het gymnasium mocht om later aan de universiteit verder te studeren. George werd nu zonder verdere plichtplegingen aangewezen als toekomstig opvolger van zijn vader. Hij moet negen of tien jaar zijn geweest, want toen werd beslist dat Wim naar het gymnasium mocht. In zijn memoires zei Joris Ivens dat zijn vader hem ‘altijd’ als opvolger had beschouwd en laconiek voegde hij eraan toe: ‘Ik aanvaardde het besluit zonder me erg veel zorgen te maken. Ik had een tamelijk onbekommerd karakter en alles welbeschouwd was deze toekomst niet geheel oninteressant.’ In de jaren veertig dacht hij er echter heel anders over. Toen verweet hij zijn vader nooit te hebben gedacht ‘aan zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de leeftijd van zijn kinderen, hun rechten, persoonlijkheid en talenten’.Ga naar eind32 Als kleine jongen kreeg George al een zware plicht jegens ouders en familie in het vooruitzicht gesteld, te jong om zich teweer te stellen en de consequenties ervan te kunnen overzien. Hij moet er een zeker zelfvertrouwen aan hebben ontleend, en als gedoodverfd opvolger zal het hem in het welvarende gezin aan weinig ontbroken hebben, maar het was een bijzonder soort zelfvertrouwen, afhankelijk van de goedkeuring van zijn vader. En zijn moeder? Dora Ivens mocht dertig jaar later wel schrijven dat pa deed of mensen marionetten waren, op het voor George beslissende moment maakte ze voor zover bekend geen bezwaren. Slechts in ruil voor het aflopen van het voorgeschreven studiepad kon George verder zijn eigen gang gaan: een springerig veulen in een wei met een hek erom.
In de eerste klas van de hbs viel het de levenslustige George moeilijk in het gareel te lopen. Er ging nauwelijks een week voorbij of hij kwam met een leraar in botsing: ‘Drie dagen gestraft voor ongevraagde uitroepen’, ‘Denkt aanhoudend hardop. Voor 't laatst gewaarschuwd’, ‘Strafwerk verloren, volgende keer 6x’. Soms had hij een zo onwaarschijnlijke smoes dat Juffrouw L. sprakeloos van straf afzag: ‘Vertelt dat een hond zijn agenda verscheurde, maar dat hij om twaalf uur een nieuwe zal kopen.’ De volgende jaren meldden de docenten minder wangedrag, maar hij werd toch betrapt op spie- | |
[pagina 22]
| |
ken, ‘Boek open in het kastje’, en hulp aan een klasgenoot: ‘Laat Stolp wiskunde overschrijven.’ Zelf werd hij niet altijd op tijd gered: ‘Voorbereid proefwerk. Allen voldoende behalve: Ivens 1. P. Hoek 2 en de Haan 2.’Ga naar eind33 De derde klas deed hij twee keer omdat het leger bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog het schoolgebouw vorderde, waardoor het onderwijs geruime tijd stagneerde. George was niet bijster vlijtig en had matige resultaten. Gymnastiek vond hij het leukst en voor dat vak had hij altijd een acht, een negen of een tien. Hij was goed in natuurkunde, aardrijkskunde, geschiedenis en Nederlands, maar voor wiskunde, Frans, Duits en Engels kreeg hij regelmatig onvoldoendes.Ga naar eind34 Hij had weinig gevoel voor abstractie en vond voetballen, kamperen of het organiseren van feesten en toneelvoorstellingen op school veel leuker. Tijdens het jaarlijkse hbs-feest van 10 februari 1915 trad hij op als Sancho Panza in Don Quichot op de bruiloft van Camacho, met op buikhoogte een kussen onder zijn kiel. Het acteren had hij van geen vreemde, want in de huiselijke kring mocht de familie zich op feestdagen graag verkleden en zijn ouders deden mee aan kostuumfeesten van de Nijmeegse kunstkring In Consten Eén, waar de Capi-directeur in oosters gewaad te aanschouwen was, zijn vrouw als Indiase schone en George als een boertje met een Goudse pijp. Dergelijk vermaak kwam in meer families voor in die tijd zonder radio of televisie. Maar ook de voorouderlijke Bourgondische geest van Rijnland en Limburg, waar elke aanleiding voldoende was om een festiviteit op touw te zetten, leefde zo bij de familie Ivens voort. Joris Ivens heeft altijd een hang naar het goede leven behouden, die zich uitte in een voorliefde voor genoeglijke drinkavondjes met vrienden en lekker eten. De boeken van Karl May en James Fenimore Coopers De laatste der Mohicanen vormden Georges favoriete jeugdliteratuur en op de kermis ging hij graag naar de reisbioscoop van Alex Benner of de Imperial Bio van Jean Desmet om naar rolprenten te kijken als Een overval van roodhuiden op een farm of Het goede hart van een roodhuid. Kees Ivens liet het personeel filmpjes maken van de familie en zo maakte het gezin ook een rolprentje dat de geschiedenis is ingegaan als de eerste film van Joris Ivens: De wigwam. De begintitel van een kopie in het Nederlands Filmmuseum, vermoedelijk door Ivens zelf aangebracht in 1931, noemt als tijd van opname de lente van 1912 en vervolgt: ‘Hoe de padvinder van 14 jaar Jonkerbosch en Kwak- | |
[pagina 23]
| |
kenberg zag.’ De datering komt overeen met de herinneringen van Thea Ivens, die dat jaar voor het eerst naar school moest.Ga naar eind35 Capi-in-strumentmaker Piet Rutten bediende de camera en Ivens herinnerde zich later dat in het scenario dat hijzelf schreef al dichtbijopnamen en andere technische aanwijzingen waren vermeld.Ga naar eind36 Het feit dat in De wigwam de dochter van een ‘farmer’ wordt geroofd, wijst erop dat hij De kinderroof. Apachen-drama in twee delen had gezien, in 1912 vertoond in de Nijmeegse Chicagobioscoop.Ga naar eind37 Zelf speelde hij de hoofdrol van de goede indiaan Brandende Straal en alle familieleden deden mee, al dan niet ingesmeerd met cacao. George richtte aanzienlijke schade aan toen hij een paard dat in de film moest figureren, door de gang van het als locatie dienende huis in het Jonkerbosch manoeuvreerde. Misschien moet De wigwam vooral worden gezien in het verlengde van de verkleedpartijen voor het hele gezin, waaraan de Ivensen zoveel plezier beleefden. George ging het in ieder geval niet om het filmen, maar om de heldenrol. De wigwam werd in 1915 door Kees Ivens vertoond tijdens een vergadering van de Nederlandse Amateur-Fotografen Vereniging. Het scenario, zo werd meegedeeld, was van George, ‘toekomstig lid der Firma Ivens’, terwijl de Capi-directeur zelf de regie voor zijn rekening had genomen.Ga naar eind38 Het toekomstig lid der Firma Ivens toonde weinig interesse voor fotografie. Piet Rutten had tot taak George in te wijden in de fototechniek, maar zag hem nooit met een camera. Soms nam hij wel een foto, schreef Ivens zelf, maar creatieve aanvechtingen had hij niet. Hij voelde geen enkele behoefte ‘een bepaald gevoel voor compositie of kadrering te ontwikkelen’ en nooit werd hij ‘in verleiding gebracht door een landschap of een mooie boom. Nooit.’Ga naar eind39 Hij ging liever met zijn vrienden zwemmen in de Waal. ‘Ons favoriete spelletje was ons aan boord hijsen van de aken die stroomopwaarts voeren. Met een heupbeweging slingerden we ons op het gangboord en languit liggend lieten we ons meevoeren, ons gezicht vlak boven het water. Onbeweeglijk bleven we zo een, twee, drie kilometer liggen en dan doken we weer in de rivier en kwamen we moeiteloos terug door ons met de stroom mee te laten drijven.’Ga naar eind40 In zijn tienerjaren was hij padvinder. Met de Buffelpatrouille verkende hij de natuur rond Nijmegen en kampeerde hij op de Mookerhei. Hij was een klein, fijn gebouwd, sportief jongetje, dat door de familie ‘de pitman’ werd genoemd. Aan energie heeft het hem ook later zelden ontbroken. | |
[pagina 24]
| |
Een blessure tijdens het voetballen ontaardde in een beenvliesontsteking en daarna verboden zijn ouders hem nog langer mee te doen. Lange tijd bleef hij 's zondags stiekem spelen in het tweede elftal van Quick, denkend dat zijn vader het niet wist, maar de kapper deed hem elke maandagochtend verslag. Vader hoorde Georges leugens aan en zweeg. Het was het enige geval van verzet tegen zijn ouders dat uit Ivens' jeugd is overgeleverd, en deze ene keer was het nog verdekt. De legende wil dat hij zich op het voetbalveld voor het eerst Joris noemde om zijn identiteit te verbergen, want de wedstrijdverslagen kwamen in de plaatselijke krant. Kees Ivens schreef jaren later echter in zijn dagboek: ‘Joris, zoals De Jonge hem ooit het eerst genoemd had.’ Broer de Jonge was een vriendje van George, maar over de omstandigheden waaronder de nieuwe naam zijn intrede had gedaan vermeldde vader Ivens verder niets.Ga naar eind41 Toen George na de hbs ging studeren, was de naam Joris onder zijn medestudenten in ieder geval al gemeengoed, maar zijn ouders hielden tot hun dood vast aan George.
Al lang voor hij in 1917 de hbs voltooide stond vast dat hij naar de Nederlandse Handelshogeschool in Rotterdam zou gaan om zich voor te bereiden op zijn toekomst als fotohandelaar. Hij was na de zomer nauwelijks in de Maasstad gearriveerd, of hij werd opgeroepen voor militaire dienst. ‘De broers hoefden niet alle drie te dienen. Mijn oudste broer was al aan zijn medicijnenstudie begonnen en de andere was nog te jong. Ik was bovendien fysiek de sterkste, dus werd besloten dat ik de militaire dienst namens mijn familie zou vervullen.’Ga naar eind42 Nederland was neutraal, maar elders was de wereldoorlog in volle gang. Op de slagvelden van Rusland en West-Europa ging een goed deel van een generatie ten onder. Alleen al in Noord-Frankrijk sneuvelden tijdens de slagen bij Verdun en de Somme in 1916 1,7 miljoen soldaten. Joris Ivens had als scholier de gevechtshandelingen bijgehouden op een kaart met vlaggetjes en ook tijdens zijn dienstplicht veranderde er weinig aan zijn vredige bestaan. Als oud hbs'er werd hij naar de Opleidingssschool voor Verlofs-Officieren der Bereden Artillerie in Ede gestuurd. Op de staatsiefoto ziet hij er indrukwekkend uit in zijn uniform, met officiersdegen, rijlaarzen en leren handschoenen, maar dat alles woog toch niet op tegen de naïeve blik in de ogen. Zijn onderdeel werd in Noord-Brabant gele- | |
[pagina 25]
| |
gerd dicht bij de Belgische grens, waar gedeserteerde Duitse soldaten ontwapend moesten worden die hun toevlucht zochten in Nederland. Hij meldde zich voor de luchtverkenning en verdeelde zo zijn diensttijd tussen ‘paardrijden, het onderhoud van het materieel en het vliegen over het grondgebied in een tweedekker’. Zo'n toestel bood plaats aan twee personen: voorin de vlieger, daarachter waarnemer Ivens die met een verrekijker over de omgeving tuurde. Het einde van de wereldoorlog bracht veel maatschappelijke beroering. In de loop van vier jaar strijd was overal in Europa de afschuw over het bloedvergieten gegroeid en de revoluties in Rusland en Duitsland hadden ook in Nederland een radicaliserende invloed op de arbeidersbeweging en de intelligentsia. Er waren hongeroproeren en grote stakingen en de sociaal-democratische leider Troelstra deed in november 1918 zijn beroemde oproep tot revolutie. Naar het schijnt werd Ivens' legeronderdeel in gereedheid gehouden om in te grijpen, maar die taak ging uiteindelijk naar de marechaussee.Ga naar eind43 Aan Joris Ivens ging de politieke opwinding vrijwel onopgemerkt voorbij.
In maart 1919 zwaaide hij af als reserve tweede luitenant bij de veldartillerie, nam een kamer op Zwarte Paardenstraat 87a in het centrum van Rotterdam en zette zijn studie aan de hogeschool voort. Er werden vakken gegeven als bank-, krediet- en muntwezen, maar net als op de middelbare school hield hij zich liever bezig met andere zaken. Ditmaal waren het tennis, rugby en de studentenverenigingen. Hij sloot zich aan bij het Rotterdams Studenten Corps, waar hij zich moest onderwerpen aan de ontgroening. Hij vond het een nuttige ervaring, en toen zijn broer Hans een paar jaar later op zijn beurt werd ontgroend, schreef Joris: ‘'t Is wel een tijd waarin vreselijk veel te leren is, vooral kijk op de mensen te krijgen, maar ik weet niet of het bij jullie ook zo vermoeiend is, waardoor je minder fris bent om de dingen helder te zien... Ik hoop dat je je door alles, ook voor jezelf goed heengeslagen hebt, en niet met slimmigheidjes om de dingen hebt heengedraaid.’Ga naar eind44 Thuis had Ivens geleerd vaders autoriteit boven zich te verdragen en de ruimte die hij kreeg optimaal te benutten, een bruikbare ervaring bij het doorstaan van een ontgroening. De joviale fotografenzoon wist gemakkelijk mensen voor zich in te nemen, en ook als sporter, feestvierder en reserveofficier zal hij zich in het Rotterdamse studentenmilieu snel geliefd hebben gemaakt. In ieder geval was hij na een halfjaar penning- | |
[pagina 26]
| |
meester van de Rotterdamse Studenten Sociëteit en nog een halfjaar later praeses (voorzitter) van de senaat van het corps, hiertoe uitgerust met een voorzittershamer, een wit vlinderdasje en een bestuurdersmedaille aan een lint om zijn nek. Ivens raakte bevriend met een ander corpslid: Arthur Müller-Lehning. Ook deze was naar de hogeschool gestuurd om later de zaak van zijn vader over te nemen, een textielbedrijf in Zeist. Arthur Lehning, zoals hij zich kortweg ging noemen, sympathiseerde als pacifist en voorstander van sociale verandering met de Clarté-beweging die in 1919 door de Franse schrijver Henri Barbusse was opgericht, en was tevens lid van de theosofische Practische Idealisten Associatie.Ga naar eind45 Vooral na afloop van de studie in Rotterdam zou hij met zijn politieke denkbeelden grote invloed op Ivens gaan uitoefenen. Lehning werd redacteur van het Rotterdamsch Studenten-Blad en gaf hierin blijk van zijn linkse opvattingen. Behoudender corpsleden waren daar niet van gediend en er werd een motie aangenomen tegen ‘artikelen, op politiek betrekking hebbende met propagandistische strekking’.Ga naar eind46 Joris Ivens kon het allemaal niet zoveel schelen, maar hij wendde toch zijn invloed als praeses aan om de motie een vergadering later te laten herroepen: ‘misschien omdat hij mijn vriend was, bleef ik zijn recht op progressieve opvattingen en op vrije meningsuiting verdedigen’. De vriendschap groeide toen Lehning bezwaar maakte tegen de kwalijke behandeling van een te sloom bevonden corpslid. De praeses ‘reageerde nuchter en doortastend op mijn emotioneel protest’, aldus Lehning, ‘en nam, op grond van de reglementen, het slachtoffer persoonlijk onder zijn hoede’.Ga naar eind47 In de weekeinden ging Joris Ivens geregeld naar Nijmegen, waar hij op een dag met zijn eerste vriendin verscheen, de ruim twee jaar jongere Welmoedina Welsch, ofwel ‘Quick’, die eveneens in Rotterdam studeerde. Ivens vond Quick mooi, vrolijk en levendig en ook zijn zus Thea herinnerde zich haar als een heel leuk meisje.Ga naar eind48 Hij knoopte naar eigen zeggen intieme betrekkingen met de blonde Quick aan en in Nijmegen werd zelfs over trouwen gesproken. Hij was echter katholiek en zij protestants en zijn ouders wilden dat hij beloofde zijn kinderen te laten dopen. ‘Quick en ik hechtten geen enkel belang aan dit soort vraagstukken. We beloofden het grif en gingen door elkaar te beminnen.’ In zijn tienerjaren was hij in Nijmegen weleens verliefd geweest op een andere blondine, die hij tijdens de mis observeerde in de kerk. ‘Ik droomde van haar en 's avonds | |
[pagina 27]
| |
reed ik op de fiets om haar huis in de hoop dat ze me zou opmerken.’Ga naar eind49 Er gebeurde echter niets en de stille liefde bleef onbeantwoord. Overal aan de Europese universiteiten voelden studenten na de oorlog behoefte aan saamhorigheid en verzoening. Aan de Nederlandse universiteiten werd gediscussieerd over de noodzaak van een landelijke studentenorganisatie, zo ook in het Rotterdams Studenten Corps. Arthur Lehning was er vanzelfsprekend een warm voorstander van en onder diens invloed werd Joris Ivens een van de initiatiefnemers van de Rotterdamse Studenten-Federatie, waarvan alle hogeschoolstudenten automatisch lid waren. In maart 1920 werd hij voorzitter van het voorlopige bestuur en namens Rotterdam zaten Ivens en Lehning in de redactie van het landelijke Algemeen Nederlandsch Studenten-Weekblad Minerva, dat begin 1921 mede door hun inspanningen tot orgaan van de Nederlandse Studenten Organisatie werd gemaakt. In november 1920 werd Ivens als thesaurier (penningmeester) opgenomen in het landelijke bestuur van de nso. Aangezien de familieplichten riepen legde hij in januari 1921 echter zijn bestuursfuncties neer om bijtijds zijn examens te kunnen halen en in juli verliet hij de school met het kandidaatsdiploma handelseconomie op zak. ‘Met de hakken over de sloot,’ zei hijzelf, ‘maar dat is voldoende’.Ga naar eind50 Na de zomervakantie vertrok hij naar Berlijn om fototechniek te studeren, de volgende halte op weg naar de directiezetel van de firma Capi. |
|