Veldnamen in Nederland
(1950)–M. Schönfeld– Auteursrecht onbekend
[pagina 55]
| |
II. Benoeming naar de gesteldheid van de bodem: vruchtbaarheid en grondsoort.Talrijk zijn de namen die getuigen van de vruchtbaarheid van het land: Vette Hoek, Vette Horn, Vetland, Vetpot; reeds in 1457 wordt onder Wijhe genoemd De Vettenwinkel Ga naar voetnoot1). Verder: 't Welige Land, zaans Het fijne Matje Ga naar voetnoot2), De mooie Veentjes. Hierbij kunnen ook behoren de samenstellingen met schoon (b.v. Schoonebroek, Schooneveld, zaans Het schoone Madje), al zal men in een groot deel van ons land ook kunnen denken aan de betekenis ‘zonder onkruid’, Ga naar voetnoot3), in welk geval het kan staan tegenover vuil en kwaad (zie hieronder). Tot dezelfde categorie behoren: 't Rijke Deynt = oud-waterlands (a. 1345) Trijke-deimt; onder Grootebroek Het Puikje; onder Elst Zondagsland Ga naar voetnoot4); noordbrab. Deugd Ga naar voetnoot5) (tegenover het straks te noemen Deugniet); oudgelders (Het) Plaisi(e)r (Andelst, 1628 en 1776) Ga naar voetnoot6). Zeer verbreid in Noord-Holland, Friesland, Groningen is De Baat, Bate Ga naar voetnoot7). Over Boterweide spraken wij reeds. Aardig zijn ook oostveluws Het lekkere Beetje Ga naar voetnoot8), bommelerwaards Geldkist (-kas) (Bruchem) en za. De Spaarpotten, noordbrab. Spaarpot Ga naar voetnoot9) (stuk land dat een goed spaarpotje is) Ga naar voetnoot10); verder het haast als een uitroep klinkende Meràkel (bouwland bij Kloetinge) Ga naar voetnoot11); waarnaast gematigd klinkt Lijf- | |
[pagina 56]
| |
gewin (weiland onder Zutfen) Ga naar voetnoot12). De overgang tot de groep die schraal, onvruchtbaar land aanduidt, wordt gevormd door de samenstellingen met goud, gulden, in 't bijzonder door het veel voorkomende Gulden Bodem. Weliswaar duiden ze oorspronkelijk vruchtbaar land aan, maar door ironisch gebruik zijn deze namen vaak in het tegendeel verkeerd Ga naar voetnoot13). Het is trouwens opvallend, dat bij de veldnamen de neiging tot ongunstige karakteristiek veel meer tot uiting komt dan de omgekeerde; boeren houden er niet van, al te veel te prijzen. Slecht land, onland Ga naar voetnoot14), wordt aangeduid door de adjectieven boos; snood; droef; schraal en mager; b.v. oudgelders Bosencamp, Buesvelde, Beusenacker Ga naar voetnoot15); Snoodenhoek (Elst); Droeff-acker (Oost-Veluwe, a. 1742); en op vele plaatsen (Het) Schrale; Magere Weide. Dubbelzinnig zijn kwaad en slim, b.v. overijsels Kwakamp (drie stukken weiland onder IJselmuiden); oudgelders Die Slimmenweert (Gellikum, sedert 1380) Ga naar voetnoot16), overijsels De slimme Kampjes (Zalk); immers kwaad kan ook zien op 't onkruid (kwaad = vuil) Ga naar voetnoot17) en slim kan ook betrekking hebben op de vorm (slim = krom, scheef). Plaatselijke betekenis of nadere omschrijving kan dan beslissen: zo, wanneer in het Zeevanger stoelboek gesproken wordt van slimweeren, betekent slim scheef Ga naar voetnoot18), maar indien in de Beneficiaalboeken van Friesland Ga naar voetnoot19) een stuck slim landt . . . lang ende smal omschreven wordt met: ende in sommige plaetsen waster wat, ende in sommige plaetsen waster nyet, dan is het duidelijk, dat slim hier slecht betekent. Sprekende namen zijn: Niemendal Ga naar voetnoot20), De Deugniet(jes), Lange Jammer en Schraaljammer Ga naar voetnoot21), Onnutte Velden, ouder fries De vilanyghe | |
[pagina 57]
| |
Campen, It Birou (percelen ingedijkt land bij Nes op Ameland) Ga naar voetnoot22). In 't Gennegerbroek vindt men Schimmelboord, in de Zaanstreek Rondomleelijk. Men besteedde, zonder succes, vaak veel moeite aan dergelijk land, en de buren noemden het dan: Kostverloren (verlies) Ga naar voetnoot23), De verloren Kost Ga naar voetnoot24). Synoniemen zijn De Lasten, Zorgven, Verloren Arbeid Ga naar voetnoot25), Boerenverdriet Ga naar voetnoot26), oud-waterlands Het Costelijk (d.w.z. land dat aan onderhoud veel kost). Het was land om er honger van te lijden; vandaar De Hongerkamp, Hongermars, De Honger Ga naar voetnoot27), voorzover althans deze namen geen andere oorsprong hebben. Immers Edelman en V. Hoffen Ga naar voetnoot28) hebben erop gewezen, dat een aantal Hongerkampen zich geenszins door mindere qualiteit van de omgeving onderscheiden; verder is het opvallend, dat zij vaak aan verkeerswegen, maar aan uiterste hoeken van de gemeente liggen, dus juist op plaatsen geschikt voor woonwagenkampen. Vandaar dat zij deze landerijen-namen verklaren als betrekking hebbend op verblijfplaatsen van zwervers die destijds als Hongers (Hongaren) werden aangeduid. Met het oog op een reeds in 1090 bij De Flou 6, 257 vermeld in hungra coltra schrijven zij deze naam aan de vroegere niddeleeuwen toe – zonder evenwel aan te tonen, dat ook deze ager incultus tot de door hen bedoelde namen behoort. Het betoog zou overtuigend zijn, indien men kon aantonen, dat de zwervers, de voorlopers van de Zigeuners, in het Mnl. in de regel Hongers, Hongaren werden genoemd. Ook blijft het de vraag, of men onderscheid moet maken tussen Honger- en Hongerskamp, tussen Honger- en Ongerkamp en Ungert Ga naar voetnoot29); | |
[pagina 58]
| |
de vorm Hongherie kan ook op een woordspeling berusten Ga naar voetnoot30). Verder kon in de gutturaliserende dialecten (h)onger- uit onder- ontstaan, en dat dit soms inderdaad het geval geweest is, leren ons gevallen als wvla. Hongerdijk naast Onderdijke (oudste vorm Onderdike) Ga naar voetnoot31). Dat in elk geval een deel der Hongerkampen met het gewone znw. honger is gevormd – iets wat door Edelman en V. Hoffen niet wordt ontkend – vindt zijn bevestiging in Engelse namen als Hunger Hill, Hungry Hill e.dgl. Ga naar voetnoot32). Een bevestiging ervan menen wij ook te mogen zien in de smacht- namen; immers een synoniem van honger was smacht (Kiliaen smacht = esuries, fames), nog dialectisch bekend, b.v. in Onstwedde smachtkampe (De koune loopt in de smachtkampe) Ga naar voetnoot33); vandaar de veldnamen oudgeld. De Schmachtcamp (Angerlo, a. 1804) Ga naar voetnoot34), nieuwgeld. Schmachkamp (Elst), gron. De Smacht (bij Heiligerlee), noordbrab. Smacht (bij Gemert) Ga naar voetnoot35). Misschien betekenden dergelijke benamingen ook: land, waarop de dieren honger leden; en dan kan een sterkere uitdrukking ervan zijn: land waarop de dieren van de honger sterven Ga naar voetnoot36) : Koekerkhof, en het meer verbreide Paardekerkhof Ga naar voetnoot37), waartegenover dan de paardehemel staat: De Paardenhemel onder Eschharen Ga naar voetnoot38). Het zijn alle depreciërende benamingen, waarbij ook die met koude- (Koudehorn e.dgl.) behoren; men vindt ze elders terug; vgl. b.v. in België Ondank, Malaise, La Misère; in Engeland Unthank, Labour-in-Vain, Great | |
[pagina 59]
| |
Poverty, Small gains enz. Ga naar voetnoot39) Tot deze groep zal ook wel behoren De Doodkist te Roosendaal Ga naar voetnoot40), Het laatste Oordeel te Bemmel. Slecht land kost weinig geld; vandaar Twaalfguldensakker e.dgl. Ga naar voetnoot41). Zeer verbreid is ook Steenakker (-kamp, -land) Ga naar voetnoot42) = eng. Stonylands, dat in 't algemeen slechte grond zal betekend hebben (grond met veel stenen erin, en daardoor ook moeilijk met de ploeg te bewerken). Een synoniem is wierings Gruishorntje, waarin men zonder moeite herkent ndl. gries, gruis “kiezelzand, steengruis”; een reeds uit 't mnl. bekende bijvorm grees is bewaard in oudgelders Greeswinckel (Berg, a. 1397) Ga naar voetnoot43). Onvruchtbaar land stond in een slechte reuk; het was des duivels. Vandaar talrijke benamingen als Duivelshoek Ga naar voetnoot44), Duivelsbelt Ga naar voetnoot45); waarnaast Duivelsaars, stuk land bij Lochem, bekend uit Staring's “Jaromir gewroken” (vss. 153-155), reeds in 1404 vermeld als Des Duvels Eers Ga naar voetnoot46) Misschien dat – naar een opmerking van Naarding – -aars eenvoudig pejoratief bedoeld is, evenals namen met -gat en -kont Ga naar voetnoot47); misschien ook, dat een eigenaardigheid van het stuk land (vermoedelijk een “gat” erin) Ga naar voetnoot48) aanleiding gaf tot de benaming met aars, die juist in verbinding met dergelijke woorden meer voorkomt: Bommelas, het bekende huisje bij Enschedé, dat thans bezit is van de Vereeniging tot behoud van Natuurmonumenten (Bommelas uit *Bommel-aars, waarin bommel = duivel) Ga naar voetnoot49); Stoepaars, heide en bos bij Hellendoorn, waarin stoep de naam van een kwelgeest is, die voetgangers op de rug springt Ga naar voetnoot50). Als | |
[pagina 60]
| |
synoniem van duivel kan gelden nikker, waarnaast een in 't mnl. reeds voorkomende, in de sandhi ontstane bijvorm ikker; b.v. zuidholl. in Nickers Polre Ga naar voetnoot51); noordholl. Icker-kuyl Ga naar voetnoot52), overijsels IJckers Staart Ga naar voetnoot53). Als duivelsland, dat in “euvele gunst” stond, werd ook opgevat De Euvelgunne; vgl. b.v. oudgelders De Oevelgunne Ga naar voetnoot54); drents De Euvelgunne Ga naar voetnoot55); oudgron. een stucke lands gelegen tendes buten den Hogenwal bij den Groenenborch (a. 1524), thans nog een streek niet ver van de stad Groningen Ga naar voetnoot56). Euvelgunne komt ook als waternaam voor, n.l. voor het buitendijkse deel van de Nieuwe Wetering bij Heerde; Heslinga Ga naar voetnoot57) – die een afbeelding van dit stuk water geeft – noemt als naamsvormen Evergunne, Euvelgunne, Overgunne. Daar de naam vooral Oost-Nederlands en Nederduits is, is een vervorming uit *Euvergunne, d.i. Overgunne aannemelijk; misschien was – zoals Baader veronderstelde – gunne oorspronkelijk een waternaam Ga naar voetnoot58). Behalve in oorspronkelijke of secundaire duivelsnamen komt bijgeloof ook tot uiting in Vrijdag als ongeluksdag, ter benoeming van een stuk slecht land in Ootmarsum (Vrijdach, eerste helft van de 16e eeuw), verder Vridagenkempke onder Hummelo (a. 1390) Ga naar voetnoot59); hetzelfde vinden wij in Engeland, waar Friday een niet ongewone veldnaam is Ga naar voetnoot60). Op de grondsoort doelen namen als: Zand, Zandsel, Zandkamp; | |
[pagina 61]
| |
Kleierd, Kleiweer, Kleibrink. Een woord voor schrale grond, mnl. sape, is bewaard in zaans Breezaap, naam van verschillende stukken land, waarvan een duinvallei onder Velzen door de Camera Obscura algemeen bekend is. Harde, moeilijk te bewerken, maar ook stevige grond Ga naar voetnoot61) heet Het harde Land, De Harde, waarnaast, ten dele waartegenover namen staan als Het taaie Land, De Taaiwei; ook Slap en taai (een stuk zware kleigrond onder Nijewier) Ga naar voetnoot62). Een synoniem van Dorreland is za. De zore Veen, waterl. De Soorkamp Ga naar voetnoot63). De kleur van de grond komt in talrijke adjectieven tot uiting; b.v. rood, geel, wit, blank, grijs Ga naar voetnoot64): Rooven, fri. Reafinne, overijssels Roogoor, geld. Rooikamp; fri. Gielfinne, oud-drents Dat Gelebroeck (a. 1444) Ga naar voetnoot65); Witte Bergen, Witte Akkers, fri. It Wytfean, drents 't Wit Ga naar voetnoot66); oud-overijssels Blankemaet (a. 1457) Ga naar voetnoot67), drents Blanke Veen Ga naar voetnoot68), holl.-brab. De Blankert Ga naar voetnoot69); oudoostveluws Grijselandt. Naast blank wordt, voorzover het het blinkende wit van de duinen betreft (vgl. zuidndl. Blankenberge), in 't bijzonder het znw. Blink gebruikt; b.v. onder Bergen (N.H.) Ganzenblink, Scheiblink, Zuiderblink; waarnaast het bekende Blinkerd. In de qualiteit van de grond kon grote verandering gebracht worden door de bemesting, en het spreekt vanzelf, dat in een tijd van primitieve | |
[pagina 62]
| |
verkeersmiddelen er nauw verband was tussen de ligging (dichtbij de boerderij of afgelegen) en de mogelijkheid van geregelde bemesting; zo zal dus Mestakker Ga naar voetnoot70) in menig geval Ga naar voetnoot71) identiek zijn met Voorakker en dgl. namen. Synoniemen van Mestakker zijn: samenstellingen met fri. skerne “mest”, b.v. fri . Skerneherne, Skarneherne, za. Scharnenven Ga naar voetnoot72); fri. binge Ga naar voetnoot73): terschell. Bingakker; ndl. drek: oud-gelders De Drekmate Ga naar voetnoot74). Drastisch zijn de benamingen gelders De Stinkerd (Zoelen), fri. De Stjonkert, waaraan men intussen toch misschien een bijzondere betekenis moet toekennen; vgl. gron. stinkwaaide = weide die te laat bemest is, of ook: weide waar te veel gras in groeit, zodat het door 't vee vertrapt wordt Ga naar voetnoot75). Overigens vergelijke men bunschotens De Strongtkamp, waterlands De Strontert Ga naar voetnoot76). Of zouden deze en dergelijke benamingen alleen pejoratief bedoeld zijn? |
|