Een proeve van stilistiek bij Ruusbroec 'den Wonderbare'
(1930)–W.C.A. Schilling– Auteursrecht onbekend
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk V.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het feit dat hijzelf zoo dikwijls heele warme zomerdagen daarbuiten gezeten heeft en de milde inwerking van de zonnestralen niet alleen in de natuur gezien, maar ook in zijn lichaam gevoeld heeft. Dit is dus Ruusbroec's levensverhouding, opklimmen van de natuurbeschouwing naar God, zooals ook Franciscus dat deed, maar ‘de Wonderbare’ vergelijkend en uitleggend, de ‘Poverello’, de primair functioneerende minnezanger, onmiddellijk ontvonkt, zich één voelend met geheel de schepping, die voor hem was hét lofkoor van Gods grootheid. Laten we echter niet meenen dat alle mystieken noodwendig door de natuur moeten worden geïnspireerd. Augustinus komt pas in Boek X zijner ‘Confessiones’ tot de Godschouwing in de natuur, nadat hij allang God in zichzelf heeft gevonden, maar eenmaal daar gekomen is hij in zijn visie op de uitingen der natuur als Godsgetuigen misschien de allergrootste. Zijn levensverhouding is echter absoluut intellectueel, niet visueel. Paulus, de groote vriend van Ruusbroec (immers Ruusbroec haalt hem zéér veel aan in zijn werken ‘also sprect die apostel sinte Pauwels’), al maakte hij verre reizen door het schoonste deel van Zuid-Europa en Klein-Azië, stond zelfs geheel buiten de natuur. Hij was Jood van afkomst, en de Joden zijn nu eenmaal een cosmopolitisch volk, weinig tot natuurinvoeling geneigd. Voor Paulus is de natuur alléén bezield in betrekking tot den mensch. Hij is de wils-psycholoog, de moreel aan Jezus gebondene, niet intellectueel, niet visueel; maar de gepassioneerde plichts-gevangene, taak-geboeide, roepingverkorene. Keeren we na deze kleine uitweiding weer tot ons eigenlijk onderwerp terug. Ruusbroec schouwt vooral in licht en dàn alleen zinkt hij soms neer in duisternis, wanneer hij zich niet meer in staat voelt zijn verrukking in positieve woorden uit te zeggen. (Zie hiervoor v.n. het derde boek van ‘Die Chierheit’). Op zijn Zaterdagsche colleges van de cursus 1929-1930 kwam prof. van Ginneken tot de hiervolgende indeeling van de visueele kwaliteiten, welke eenigszins afwijkt van die van K. Groos. Hij onderscheidde n.l.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onder de eerste groep vallen de volgende kleuren:
Onder de tweede groep:
Onder de derde groep vallen:
Onder de vierde groep:
En ten slotte vallen onder de vijfde groep:
Tien duizend woorden van ‘Dat Boec van den Rike der Ghelieven’ (n.l. bl. 125-170) werden onderzocht op de visueele kwaliteiten; voorts 10000 uit ‘Dat Boec van Seven Sloten’ (n.l. bl. 72-121). De resultaten zijn in bijgaande tabel opgenomen. ‘Dat Boec van den Rike der Ghelieven’ heeft op 10000 woorden dus 52 visueele kwaliteiten, ‘Dat Boec van Seven Sloten’ 147, d.i. bijna driemaal zooveelGa naar voetnoot1. Wat kan hiervan de oorzaak zijn? Het feit dat het tweede werk veel meer mystiek is dan het eerste en dat in het laatste gedeelte ervan een didactisch gedeelte voorkomt, waarin veel over kleuren wordt geschreven. Hieruit volgt dat ‘de Wonderbare’ in zijn mystiek visueel is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Visueel, want dàn is hij ‘starende en scouwende met eenvoldighen ghesichte in godliken lichte’Ga naar voetnoot1 en dàn gedoogt hij ‘dat inwerken Gods’ en wordt ‘verclaert in godliker claerheit, ghelikerwijs dat die locht verclaert wert met den lichte der sonnen’Ga naar voetnoot2: en ‘overmits dat ghescapene licht der gracien Gods, soe’ wordt hij ‘gehoecht en verclaert te scouwene dat ongescapene licht dat God selve is’Ga naar voetnoot3. En wanneer God hem aanraakt dan staan er stormen van ‘minne’ in hem op. ‘Ende die storme sijn recht alse donre slaghen, daer dat vier der minnen ute sprinct alse ghensteren van blinkenden motale, ende alse die vierighe blixene des hemels’Ga naar voetnoot4. Het warme gouden zonnebeeld doorstraalt en doorlicht dit geheele gebedsleven. Daarvan is de geheele ‘Chierheit’ vol, maar ook in de andere werken breekt telkens en telkens weer het zonnelicht door. Zoo ook in ‘Dat Boec van Seven Sloten’ cap. 19 bl. 102: ‘en ghi selt bevinden in uwe verstendighe cracht dat blickende inscinen der ewigher sonnen ons Heren Jhesu Christi met godliker waerheit’. Op 20000 woorden heeft Ruusbroec 199 visueele kwaliteiten. Wanneer wij de afzonderlijke groepen beschouwen, zien we dat in beide werken de tweede neutrale groep het veelvuldigst voorkomt, n.l. met 28 kwaliteiten in ‘Van den Rike der Ghelieven’ en met 59 in ‘Dat Boec van Seven Sloten’. Van de 28 zijn er 26 licht en 2 donker, van de 59 respectievelijk 55 en 4. Dadelijk na de neutrale groep volgt de vierde, de zonne-groep. Deze komt in het eerste werk 24, in het tweede 42 maal voor. Volgens Weynen is ook in ‘die Chierheit’ de neutrale groep en de zonnegroep het sterkst. In de neutrale groep is in ‘die Chierheit’ de verhouding van donker en licht = 1:13; in ‘Van den Rike’ is die verhouding precies dezelfde, terwijl ze in ‘Dat Boec van Seven Sloten’ = 1:13,75. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al loopen de totaal aantallen van de neutrale groepen uiteen (m.i. door het reeds boven vermelde meer mystieke karakter van ‘Dat Boec van Seven Sloten’), tóch blijft Ruusbroec zich in zijn verhouding van licht en donker gelijk. Niet alleen in zijn mystieke werken, maar ook in de meer didactische overstraalt het licht alle donkertenGa naar voetnoot1, dat licht zóó sterk en overal doordringend, omdat het zijn oorsprong vindt in de groote lichtbron, God. De neutrale en zonnegroep zijn bij ‘den Wonderbare’, vooral in zijn mystiek zeer belangrijk. Van veel minder belang zijn de drie andere groepen, immers de eerste bonte groep komt in ‘Vanden Rike der Ghelieven’ niet, in ‘Dat Boec van Seven Sloten’ 28 maal voor. De oorzaak hiervan ligt m.i. in het laatste didactische stuk van dit werk. Van stompe kleuren vinden we in ‘Van den Rike’ géén, in ‘Dat Boec van Seven Sloten’ twee voorbeelden. Ten slotte heeft de metaalgroep ook in het eerste werk geen, maar in het tweede zestien kwaliteiten. Onze tegenwoordige tijd zwelgt in visueele kwaliteiten. Zoo werden stukken onderzocht van v. Deyssel (n.l. ‘De Apokalips’ en de ‘Frank Rozelaar’), waarin hij het brengt tot 688 visueele kwaliteiten op 10000 woorden, Gorter in zijn ‘Mei’ brengt het tot 435, Timmermans in zijn ‘Pallieter’ tot 298 kwaliteitenGa naar voetnoot2. De klassieke wereldlitteratuur van Europa heeft haar aantal liggen tusschen 100 en 200 op de 10000 woorden (Shakespeare b.v. heeft 160 kwaliteiten per 10000 woorden). Vondel in zijn ‘Adam in Ballingschap’ haalt 87 visueele kwaliteiten, staat hier dus ongeveer gelijk met de klassieken. Hoe het gesteld is in de Middeleeuwen, daarvan is nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weinig bekend. Ruusbroec met zijn gemiddelde van plm. 100 visueele kwaliteiten op de 10000 woorden, staat in de Europeesche wereldlitteratuur dus niet achteraan, maar hoe is het gesteld met andere mystieken uit zijn tijd? Is hij als éénling zoo visueel ontwikkeld of zijn het meerderen met hem? Om hierop een, zij het ook slechts gedeeltelijk, antwoord te kunnen geven, onderzoeken we de visueele kwaliteiten bij Eckhart. Uit Eckhart's ‘Predigte’ werden geteld tweemaal 10000 woorden (n.l. Preek X bl. 54 - Preek XVII bl. 76 en Preek LX bl. 192 - bl. 21334). De resultaten zijn de volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste tien duizend woorden leveren bij Eckhart slechts 21 visueele kwaliteiten op. De tweede tien duizend 44, of ruim twee maal zoo veel. Het gemiddelde op 10000 woorden is 33, en blijft dus vér beneden het klassieke Europeesche gemiddelde. Verreweg de meeste kwaliteiten bevinden zich in de vierde en tweede groep, net als bij Ruusbroec, maar met dit verschil dat bij ‘den Wonderbare’ de tweede, bij Eckhart echter de vierde groep aan de spits staat. Donkere kwaliteiten komen niet voor. Het eerste stuk met de minste visueele kwaliteiten is bijna geheel didactisch van aard, het tweede meer mystiek-didactisch. Dit groote verschil in gemiddeld kwaliteiten aantal per 10000 woorden tusschen Eckhart en Ruusbroec (n.l. 33: 99) moet vaste oorzaken hebben. Het zijn m.i. de volgende:
En wanneer in het volgende hoofdstuk de overige zintuigelijke gewaarwordingen van ‘den Wonderbare’ behandeld zijn, dàn zullen wij zien dat het gezicht zijn meest ontwikkelde zintuig is en dat hij geheel waar spreekt als hij van de mystieke toestand zegt: ‘Si siet alle dinc sonder wonder.’ Zooals de eene mysticus voelt, zooals een ander smaakt en proeft, zoo ‘siet’ en ‘scouwt’ Ruusbroec. Voelen is sterk individueel, smaken en proeven getuigt van dichte persoonlijke aanraking, zien en schouwen echter veronderstelt eenige afstand. Wij kwamen in dit hoofdstuk dus weer iets nader tot Ruusbroec, den nederige, Ruusbroec, den onpersoonlijke, Ruusbroec, den verstilde, kortom tot Ruusbroec, den hoog-heilige. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie.
|
|