Sectie I
De huidige christologische crisis en haar vooronderstellingen
Inleiding
In Deel I werd gezegd, dat de relatie tot het telkens nieuwe heden mede-constitutief is voor de verwoording van de inhoud van het geloof in Jezus als de Christus. Dit inzicht heeft ver-reikende gevolgen. Indien immers het christendom werkelijk universele betekenis heeft, worden we met een paradox geconfronteerd: enerzijds overstijgt dan het christendom elke historische definitie van wat men het wezen van het christelijk geloof mag noemen; anderzijds zal dit wezen dan toch alleen in bepaalde, historische realiseringen te vinden zijn. Het wezen van het christendom met één historische verschijningsvorm of met één bepaalde definitie van het christelijk geloof exclusief te identificeren, wordt dan onmogelijk. Dit is de onvermijdelijke consequentie van de ‘universele betekenis’ van Jezus Christus.
Het gevolg daarvan is, dat het christendom slechts dan levend en waarachtig blijft, als elke tijd, vanuit haar verhouding tot Jezus Christus, zich opnieuw uitspreekt voor Jezus van Nazaret. Dan is het onmogelijk ‘eerst’ het wezen van het christelijk geloof vast te leggen, om het vervolgens, a.h.w. ‘in een tweede instantie’, aangepast te interpreteren naar onze tijd toe. Wie, met de christelijke kerken, de universele betekenis van het geloof in Jezus belijdt, zal daarom de deemoed moeten opbrengen om de moeilijkheden, die daar vast aan zitten, op de koop toe loyaal op zich te nemen; - ofwel zal hij die geloofsaanspraak op universaliteit moeten opgeven. Alleen deze twee mogelijkheden zijn echt en consequent. De universaliteit aanvaarden en tegelijkertijd het hermeneutisch probleem loochenen - en derhalve één exclusieve wezensdefinitie ‘ne varietur’ van het christendom poneren -, is geen toegankelijke weg, noch een authentieke mogelijkheid; tevens is het een miskenning en feitelijke uitholling van de waarachtige universaliteit van het christelijk geloof.
Niettemin kan men van het christendom niet willekeurig wát maken! Binnen de variërende, wisselvallige dimensies van de geschiedenis zal echt christendom, in trouw aan Jezus' boodschap, levenspraxis en dood, gerealiseerd moeten worden én ter sprake moeten komen. Een uitsluitend beroep op levenspraxis of ‘orthopraxis’, als praxis van het rijk Gods, kan hier geen oplossing brengen, als juist het wezen van wat de Gods heerschappij, zoals zij ons in Jezus naderbij is gekomen, in het geding staat. Orthopraxis is maar mogelijk binnen het medium van zin-verstaan! Wel zullen we nooit op een absolute wijze het absolute dat in Jezus Christus is verschenen, onder woorden kunnen brengen. Na ons zullen anderen de zaak moeten overnemen en de zin ervan binnen een gegroeide historische ervaring ter sprake brengen en realiseren binnen de nog open