Sectie I
De evangeliën als algemene hermeneuse van de verrezen Jezus
Ter inleiding
De nieuwtestamentische hermeneuse van Jezus' verrijzenis moet niet slechts, noch wellicht in eerste instantie, gezocht worden in haar uiteenzettingen over ‘opwekking uit de doden’, ‘verrezen op de derde dag’, ‘verhoogd’, enz., maar in haar verhalen over Jezus' boodschap, zijn optreden, zijn machtsdaden, zijn omgang met mensen en zondaars, zijn wijze van leven en sterven. De gedachte aan Jezus' verrijzenis werd de christenen niet direct gesuggereerd door de apocalyptiek, maar door zijn aardse optreden vanuit zijn identificatie met de zaak van God. Het apocalyptisch verrijzenisbegrip was hierbij slechts één van de voor de hand liggende hulpmiddelen, dat bovendien (zoals verderop blijken mag) vanuit het historisch gewicht van Jezus van Nazaret innerlijk werd omgevormd tot een specifiek-christelijk begrip.
Aldus komen we in een opmerkelijke hermeneutische cirkel terecht: door Jezus' aardse leven en sterven werd aan de christenen vanuit hun belevingen na Jezus' dood de gedachte gesuggereerd aan de verrijzenis of aan de komende parousie van Jezus, terwijl zij vanuit hun geloof in de verrezen of komende Gekruisigde het evangelisch verhaal van Jezus vertellen, m.a.w. deze evangelische Jezus-verhalen zijn zelf een hermeneuse van Jezus' parousie en verrijzenis, terwijl het geloof in de parousie of in de verrijzenis door de herinnering aan de historische Jezus in het leven werd geroepen. Het ‘interpretandum’ - Jezus van Nazaret - werd uiteindelijk geïnterpreteerd in en door de geloofsaffirmatie van zijn verrijzenis (parousie), terwijl deze verrijzenis of parousie op haar beurt het ‘interpretandum’ is dat wordt geïnterpreteerd door de evangelieverhalen als herinneringen aan Jezus' aardse leven, evenwel in het licht van zijn verrijzenis of komende parousie. Jezus' levensgeheel belicht de onderdelen ervan en deze roepen het totaalbeeld op, dit alles binnen de joodse ervaringstradities met haar eigen denkbeelden, verwachtingen en voorstellingen. Daarom is het inderdaad moeilijk om uit de evangeliën in detail de preciese historische herinneringen aan de aardse Jezus te schiften van de na-paschale ‘herleving’ daarvan in het licht van de paas-ervaring. Eigenlijk hoeft dit niet eens volkomen te lukken: het levensverhaal van de volgelingen is binnengetreden in het verhaal van Jezus; zij zijn Jezus werkelijk ‘achterna gegaan’, en in het spoor dat zij daarbij historisch hebben nagelaten, vooral in het nieuwe testament, kunnen wij het juiste spoor van Jezus' eigen levensweg volgen. Jezus zelf liet geen preekbundel na, geen geschriften, nog minder een dagboek. Hij kende niet de kramp van mensen op
zoek naar zelf-identiteit; hij was een volkomen vrij mens,