Sectie III
Verantwoording van de structuur van dit boek, overeenkomstig de besproken methode, hermeneutiek en criteriologie
Uit het hiermee afsluitende Deel I, waarin de methode, de hermeneutiek en de criteriologie ter sprake zijn gekomen, laat zich de volgende driedeling van dit boek verantwoorden. In het nieuwe testament vinden we immers het getuigenis van mensen die heil of genade vonden, en uitgesproken ‘van Godswege’, in Jezus van Nazaret, reden waarom zij vanuit hun heilsverwachtingen - kritisch geconfronteerd met Jezus' concreet-historische verschijning - hem ‘de Christus, Zoon Gods, onze Heer’ zijn gaan noemen. Heilsaanbieding én christelijke respons binnen een bepaalde, conjuncturele ervarings- en verstaanshorizon komen samen in het verhaal van het nieuwe testament. Een moderne christologie, d.i. reflectie op de nieuwtestamentische Jezusinterpretatie, impliceert daarom niet alleen een historisch-kritische studie van wat in Jezus werkelijk ter sprake is gekomen (Deel II), maar ook van de conjuncturele ervaringshorizon, waarbinnen bepaalde joden, later ook heidenen, positief hebben gereageerd op het ‘historisch verschijnsel’ Jezus van Nazaret, hetzij vanuit hun eigen omgang met Jezus in zijn aardse levensdagen en hun verdere ervaringen na Jezus' dood, hetzij vanuit hetgeen hun over deze Jezus door anderen werd overgeleverd (Deel III). Daaruit blijkt dat de relatie tot het telkens nieuwe heden mede-constitutief is voor een gelovig juist verstaan van Jezus Christus; van hieruit wordt ook de noodzakelijkheid van Deel IV begrijpelijk.
Dat het ragfijn uit elkaar leggen van het genadevolle ‘werkelijkheidsaanbod’ (in Jezus) en het ‘beamend geloofsantwoord’ (van christenen) onmogelijk is, blijkt vooral uit Sectie III van Deel II: ‘het rijk Gods krijgt het gelaat van Jezus Christus’. Juist in dat onderdeel van dit boek wordt het duidelijk dat, hoezeer het dwingend nodig is een ‘Jezusbeeld’ te zoeken dat stand houdt tegenover elke historische kritiek, tenslotte geen mens zich in zijn diepste eigenheid en reële waarheid laat ontsluiten door een exclusief wetenschappelijke, in dit geval: historisch-kritische, benadering. De twee aspecten - de eis van de historische kritiek (mét kritiek op de kritiek, aangezien de kritische houding ook haar eigen ‘wereldbeschouwelijke’ vooronderstellingen heeft) én het inzicht, dat ieder mens in zijn onherleidbare eigenheid ontsnapt aan de op haar eigen terrein noodzakelijke, én waardevolle, wetenschappelijke benadering - worden zowel in Deel II als in Deel III duidelijk erkend en bewust mede in rekening gebracht.
In de eerste twee volgende delen van dit boek zoek ik (gelovig én kritisch) derhalve bewust naar mogelijke tekenen in de historische Jezus, welke de menselijke vraag naar heil kunnen richten naar het christelijk-