Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 523]
| |
Bewijs gevorderd: geen ‘raka’ gesproken.Ga naar voetnoot1)Heb Ik kwaad gesproken, zo betuig van het kwade (bewijs, dat het kwaad is), en indien recht, waarom slaat gij Mij? In de kerkelijke rechtszaal heeft, waar een priester als Annas bij stond, een assistent den Heiland een oorvijg toegediend. Let nu op, wat Deze den knecht van Annas heeft te zeggen. Hij zegt niet: ‘raka’ (Matth. 5:22), leeghoofd, want zo'n argumentloos en niet-conclusie-nemend schimpwoord zonder bewijsvoering ware een ‘alapa’, een oorvijg, een kaakslag van wie er pas een incasseerde. Neen: hij spreekt: broeder, waarom onttrekt ge u aan den kerkelijken plicht tot geestelijke dia-crise, waarom bedient gij het ambt der gelovigen niet, de Schriften openende, zij het ook ten ongenoege van uw Eli-conformen biechtvader? Zou ik u ‘raka’, nietsnut noemen? Maar Jesaja heeft gezegd: als de officiële ogen van de kerk, de zieners, de profeten, de Annassen, niet meer zien, dan zal de Heere de ogen der ‘raka's’, der idioten (ambtelozen) doen zien (Jes. 29:10, 18). Betuig toch, toets dan, wees in den verbondsnaam ernstig: het is óók ùw officium. Neen, de Christus zegt niet: ‘raka’ want die man is nóg zijn ‘broeder’, - 't Pinksterfeest zal dat veranderen, allicht, maar dat komt niet, vóórdat Christus oorvijgen heeft geïncasseerd zonder ze terug te geven. Welnu, zijn broeders (Matth. 5:22) mag men geen ‘raka’ toebijten. Een rabbijn (R. Jochanan) zei eens verwijtend tot zijn leerlingen: als gij niet ziet, dan gelooft gij niet; en toen schold hij: ‘raka’, ezels! Ook Christus kan zó verwijten, maar Hij spreekt zijn Thomas straks toch heel anders aan (Joh. 20:27). Een prinses-van-den-bloede werd eens door haar man-van-lage-kom-af gecommandeerd, als ware zij een slavin-van-hem; toen sputterde ze tegen: raka: je hebt een koningsdochter voor je! Nu, hier staat een piccolo van een verlepten aristocraat te blaffen tegen den Vrijen Zoon des Groten Konings (Matth. 17:25, 26); maar dié schimpt niét: raka. Hij zegt: waarom leest gij de Koningswet niet, om mij te toetsen aan die wet? Dus neemt Hij 't recht nog niet in eigen hand. Hij zoekt nog Abrahams verwaarloosden zoon, en stimuleert hem tot het ambt van | |
[pagina 524]
| |
alle gelovigen: scheld niet onverantwoord, doch vloek, óf zegen onder verantwoording van het resultaat van wetsexegese in concreto. En daarom is dit antwoord van den Christus het enige, dat den Middelaar betaamt. Want door aldus te antwoorden op een kaakslag-in-het-rechthuis-van-de-kerk, ontkomt hij aan een goddelijk gericht vanwege eigen zonden, en oordeelt Hij den Hogen Raad ter plaatse waar het hoort: in het eigen huis van dezen Raad. Hij verklaart officieel dien Hogen Raad schuldig aan het helse vuur, als hij over dien kaakslag geen boete doet.
* * *
Wat het eerste aangaat: Christus zelf heeft eens gezegd in Matth. 5, dat er geen gradaties in de zonde zijn. De joodse traditie heeft den mensen een costuum-op-maat geleverd: wanneer ge doodslag pleegt, dan moet ge voor de plaatselijke rechtbank u verantwoorden. Maar tevens had die traditie de gevallen-van-zonde-tegen-het-zesde-gebod geclassificeerd. Betreft het een doodslag in-lichten-graad? Och, dan is 't een zaakje voor 't kantongerecht, gauw-gauw. Wordt het een doodslag-in-zwaarder-graad, tja, dán moet ge wel naar het Sanhedrin voor uw berechting. En, is het doodslag-in-den-hoogsten-graad, ach, dan is de helse straf er mee gemoeid. Men kan alle zonden, ook die tegen het zesde gebod, indelen in graden en klassen. Zo wijkt de verschrikking van de hel: want als de casuistiek den duimstok aanlegt, om den misstap en den zondaar zelf te rubriceren, klasse A, klasse B, klasse C, dan onttrekt ze aan het bondsvolk de adembenemende prediking, dat er in de zonde geen klassen zijn; alle zonde heeft in zichzelf het helse vuur als antwoord verdiend: ze kan vergeven óf gehouden worden, maar niet in klassen en rubrieken ingedeeld. Wie daarom ‘raka’ zegt, en dan volgens de traditie valt onder de lichtste gevallen (want wie schudt nooit zijn kop? en wie haalt nooit zijn schouders op?) die is, indien zijn toorn zich lucht geeft in een scheldpartijtje zonder verantwoording aan de wet, en dus zonder dienst des Woords te plegen, reeds ipso facto een ‘zwaar geval’; hij moet zich verantwoorden. En kan het Sanhedrin er buiten blijven? Of - het helse vuur? Welneen, al blijft het maar bij schelden, oorvijgen, ruwe woorden, zonder dat tussen de broeders-van-eenzelfde-bondsgemeenschap wetmatig wordt betuigd van het kwade, dan is ook dadelijk álle wetsapparatuur er bij betrokken: Sanhedrin, helse verdoemenis. | |
[pagina 525]
| |
Dit was Christus' eigen onderricht geweestGa naar voetnoot2). Had Jezus Christus nu dien man-met-al-te-rappe-hand toegesist: raka, dwaas, zot, idioot, en dáármee zich van hem ontdaan; dan ware Hij uit zijn eigen mond geoordeeld: schuldig aan het helse vuur. Een vreemde Borg zou dat geweest zijn: Hij had dán moeten wedergeven, wat Hijzelf geroofd had.
* * *
Maar nu, wat dan het tweede aangaat: nu Hij géén raka-zotskap-scheldwoord werpt in antwoord op dien klap, doch den man-in-'t-rechthuis (als drager van het ambt der gelovigen, o mirakel!) ernstig neemt, hem en zijn daad, en zegt: betuig, en spreek daarna een oordeel, dat aan het Woord geconfronteerd is, wel, nu treedt Hij op in het huis van de convocatiebrievenschrijvers van het Sanhedrin en zegt: indien deze oorvijg niet bestraft wordt, en indien óók de Hoge Raad, het Sanhedrin, tot Mij zal zeggen: raka, maar dan ‘in kerkelijken stijl’, en Mij veroordeelt zonder publiek de verantwoording-voor-het-vonnis (van vrijspraak óf veroordeling!) op de tafel van het bondsvolk Gods te leggen, dan verklaar Ik, die sedert de bergrede nog niet veranderd ben, dit Sanhedrin, en dan als college, schuldig aan het helse vuur, zélfs als het mij zou loslaten om belangenpolitiek, met hoogstens 'n schimpwoord achterna, een schop, en een oorvijg, en een snauw, dat ik er zó nog erg genadig afkom. Want dán is er geen kerkelijke tucht meer in Gods Huis. Zo treedt de Middelaar in dit antwoord op als Middelaar-van-het-genadeverbond: in dit antwoord legt Hij den grondslag voor de Acte van den Pinksterdag, wanneer zijn windgerucht en vuurtong-spreiding zal vallen, niet op den praeses van het Sanhedrin, die dan een offer brengt, als een offer-van-de-dwazen, een raka's-offer (Prediker 4:17) doch op zijn vissers-en-apostelen, die nabij geweest zijn (Pred. 4:17) om (Hem) te ‘horen’. Is 't niet geweldig, dit antwoord? ‘Gevat’, zegt iemand? Neen: alléén maar ‘gebonden’, gebonden aan de wet en daarom bindend. Wat Hij zal binden op de aarde zal in de hemelen gebonden zijn (de Pinksterdag zal het verklaren). |
|