Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 465]
| |
Kracht Gods.Ga naar voetnoot1)Het evangelie......een kracht Gods tot zaligheid. In de Schrift worden de woorden ‘evangelie’ en ‘belofte’, ofschoon wel onderscheiden, toch vaak in ongeveer dezelfde betekenis gebruikt. De belofte is, als men nu precies wil afbakenen, een boodschap omtrent den te geven, het evangelie omtrent den gegeven Middelaar. Mogen de woorden door en in elkaar lopen, toch ligt er, zó gezien, wel enig onderscheid al kan men de termen niet van elkander scheiden. Dit evangelie wordt naar zijn inhoud, ook wel genoemd: leer, - gezonde leer (of: gezonde woorden): 1 Tim. 1:10; 6:3; 2 Tim. 1:13; 4:3; Titus 1:9; 2:1; vgl. 1:13; 2:2, Het is dus een doctrine. Een bepaalde gedachten-inhoud, die kan worden ‘ontvangen’ en ‘overgegeven’, óvergedragen in woorden. Die naam ‘doctrine’ is voor vele van onze tijdgenoten een hoogst ongewenst woord: ze vinden, dat ‘openbaring’ een gebeuren is in onvoltooid-tegenwoordigen tijd, en dus niet een gebeuren dat ook al gebeurd wèzen kan; men gelooft wel, dat er inspiratie is, maar niet aan de ge-inspireerd-heid. Daarom kan de openbaring ook geen vasten ‘neerslag’ achter zich laten, geen residu, geen doctrine. ‘Leer’ is vlak mensenwerk; geen kracht; krácht is alleen Gods Woord-in-het-‘ogenblik’ van zijn spreken! Hoe geheel anders evenwel spreekt Paulus, die met één slag dit alles op zij werpt, als hij poneert, dat die doctrine, die gedachten-inhoud, gezond is en gezonde woorden spreekt. In geen enkel ogenblik is de christologische boodschap, de inhoud der openbaring, een stukje ‘leerstellig’ onderwijs, maar kwam God tot den gevallen mens met een belófte. Een belofte evenwel moet concreet wezen; alleen als ze concreten inhoud geeft, kán ze worden gelóófd; men kan immer geen ‘ideeën’, doch slechts beschreven inhouden ‘aannemen’, oftewel geloven. Daarom is het ogenblik, waarop God een begin maakt met de openbaring van een bepaalde werkelijkheid of realiteit, tevens het moment, waarop die werkelijkheid zelf een aanvang neemt; openbaring is immers niet de overdracht van een blote doctrine, desnoods voor niet-geïnteresseerden, terwijl dan de openbarende God zelf zich niet ervoor zou interesseren, óf de hoorder van zijn spreken zich voor den inhoud daarvan wél interesseert. Neen: Hij maakt al een begin met het beloofde, zodra de belofte ge- | |
[pagina 466]
| |
schiedt. Vervulling in den zin van: vól-making van de beloofde realiteit, die komt later; maar de aanvang der belofte is meteen aanvang der beloofde záák; ook van de belofte geldt: Hij spreekt, en het is er, Hij gebiedt, en het staat er; al staat het er niet dadelijk in zijn volkomenheid. Het is duidelijk, dat op dit standpunt een streng-begripsmatige onderscheiding van ‘evangelie’ en ‘belofte’ niet vol te houden is. De belofte zelf was al eu-aggelion, evangelie, goed klinkende boodschap, en met een goed-wérkende boodschap. Men behoeft ons van barthiaanse zijde heus niet op te houden met de min of meer als critisch of criticistisch voorgedragen ‘theologie’, dat openbaring een ‘geschieden’ is. Dat wisten de gereformeerden al eeuwen lang. Maar terwijl de barthianen beweren: openbaring is geschieden, en daarom kan ze geen doctrine, geen te fixeren en gefixeerde doctrine zijn, daar zegt Paulus juist in de pastorale brieven, en ook in Rom. 1:16: openbaring is inderdaad geschieden; wánt: ‘krachtig’ en ‘werkzaam’ en nimmer ‘ledig’ - d.w.z. nimmer zonder resultaat - ‘tot Hem wederkerend’ (Jes. 55:11) gaat er telkens een Woord Gods uit, dat steeds weer een zeer bepaalden inhoud heeft; en die inhoud is elken keer een samenhangende inhoud; en die samenhangende inhouden, nu eens van dit, daarna van dát Woord Gods, kunnen, temeer wijl ze ook onderling als gezonde woorden (explicatie van het éne Woord) samenhangen, worden beschouwd als ‘doctrine’, als ‘leer’; een leer, die geprédikt wordt, een leer, die verstaan wordt, een leer, die ook wel wetenschappelijk uitgedrukt worden kan, voorzover de gelovige denker daarin slagen kan. Niet maar één mysterie, niet slechts één ènkele verborgenheid, doch een veelheid van mysteriën, een reeks van verborgenheden immers heeft God geopenbaard. Mysterie blijft alle geopenbaarde inhoud in zóverre, als niemand de laatste gronden ontdekken, de diepste bodems bereiken, de verste doeleinden blootleggen kan. Maar omdat God, die grote Paedagoog, tot ons spreekt in ónze taal, en zich bedient van ónze begrippen en kategorieën, en omdat voorts al zijn openbaringsinhouden uit zijn éne goddelijke wijsheid opkomen, en van éénzelfden vasten en onveranderlijken raad de ontvouwing zijn, en nimmer elkander tegenspreken, daarom kan die immer wassende, en toenemende inhoudenreeks op allerlei wijze worden verstaan. Verstaan kan ze worden door den eenvoudige, die, ook zonder enige ‘geleerdheid’, gelovig aanhoort wat Hij spreekt of laat verkondigen. Verstaan kan ze worden ook door den man, die wetenschappelijke uitdrukkingsvor- | |
[pagina 467]
| |
men zoekt, en daarom den geopenbaarden inhoud in den vorm ener wetenschappelijk uitgedrukte ‘doctrine’ straks begint samen te vatten en weer te geven. Het ‘geschiéden’ der openbaring is dus dit, dat uit Gods binnenste gedachten, overeenkomstig zijn heiligen wil, werkelijkheid-van-God ons gezegd en alzo méégedeeld wordt. Zeggen is en wórdt meer en meer: wèrken; het wordt médedelen; de ontvángst van het meegedeelde wordt ook zelve door den Spreker met kracht bewerkt. Zou dat geen ‘geschiéden’ zijn? Er is een tweevoudig geschieden: een voortschrijdend geschieden van het heil, èn een voortschrijdend geschieden van de openbaring van het heil. Héilsgeschiedenis alzo, èn openbáringsgeschiedenis. En beide zijn, om zo te zeggen: ‘rechtlijnig’; een van kracht tot kracht en van minder tot meer vóórtgaan, in het kader van den tijd, van den hándelenden, en van zijn aangaande dat handelen openbaring verstrekkenden God. |
|