Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdProfeet als Mozes.Ga naar voetnoot1)Een profeet......als mij......zal u DE HEERE......verwekken. Met Mozes heeft Petrus zich erg vaak bezig gehouden. Ook als hij zich herinnert, dat Mozes een profeet heeft aangekondigd. Wanneer dan ook in Hand. 3:22-24 Petrus, in den God der beloften den ‘vol-geïnteresseerden’ Bondsgod erende (vs 18), Mozes aanhaalt, uit Deut. 18:15, v, 18, v, Lev. 23:29, dan raakt hij in den grond weer datzelfde motief. In Deut. 18:15 kondigt Mozes aan, dat Jahwe ‘een profeet’ zal verwekken voor den Israëlietischen man, en dan wel ‘uit diens broederen’. Ons interesseert voor óns doel maar matig de oude strijdvraag, of hier door Mozes gedoeld zal zijn op ‘den profeet in het algemeen’ (den profetenstand, den profetencyclus), dan wel of rechtstreeks op Christus gezien wordt. Wij kiezen noch vóór, noch tégen; dat Petrus deze profetie op Christus betrékt, is buiten kijf; en dat hij haar in Christus laat ‘uitmonden’ (waarmee Christus gezien zou wezen als kroon op de profeten, die dan tevens zouden ingesloten zijn), ware niets nieuws, Hebr. 1:1 v. Wij behoeven niet van een ons opgedrongen dilèmma - het ene óf het andere - hier te sprekenGa naar voetnoot2). Genoeg is voor óns doel, dat het juist Petrus was, | |
[pagina 461]
| |
die in Hand. 3, d.w.z. in de periode, waarin het spreken over de verschijning van (Elia en) Mozes op den ‘verheerlijkings’- of annuntiatieberg was vrijgegeven (Luc 9:36, Matth. 17:9, Marc. 9:9) met nadruk voor den Profeet, door God in gans uitnemenden zin verwekt, en zowel ‘als Mozes’ als ‘mèt Mozes’ comparerende, den inmiddels verheerlijkten Heiland, erkenning vordert; waarom zou hij dat rendez-vous der twee profeten van Gods bijzondere nabijheid op den annuntiatieberg vergeten hebben? Het betekende toch een wederzijdse legitimatie: A uit B, maar B niet zonder A? Temeer had Petrus reden aan dien annuntiatieberg te denken, nu Mozes' bevel: hóórt hem’ (Deut. 18:15), door een bath qol, een ‘grote stem’, d.w.z. in een buitengewone openbaringshandeling, was herhaald. En, - zeer duidelijk, en voor Petrus' eigen oren, was in die bath qol de spits van Mozes' woord (naar hem zult gij horen) naar den Christus heen gekeerdGa naar voetnoot3). Te gereder dringt zich aan Petrus' geest deze herinnering op, omdat Petrus onder de Joden staat, die meermalen, ten onrechte verwijzende naar Deut. 34:9, 10, zich den weg versperden tot het zien van Jezus Christus in een kwaliteit van profeet ‘als Mozes’; er zóu immers geen profeet meer zijn als Mozes?Ga naar voetnoot4) Voor Christus' apostelen evenwel was óók déze versperring van den weg ter Schriftopening, was óók dit ‘deksel’ op het aangezicht bij het lezen van het Oude Testament, weggenomen: zij hadden weer verstaan, dat wel Mozes van aangezicht tot aangezicht met Jahwe sprak, maar dat hún Meester sprak hetgeen Hij ‘gezien had en gehoord’ (Joh. 3:31, 32), en zelf van nu voortaan elken dag op Vaders troon gezeten bleef. Het ‘als mij’ uit Deut. 18:15 (een profeet als mij, zei Mozes) had voor deze leerjongeren en getuigen van Christus een diepen zin gekregen. Bedoelde dat woord van Mozes: ‘als mij’ uitdrukking te geven aan de tussen hem en het volk bestaande gemeenschap: een profeet als mij zult gij gezonden krijgen, één uit uw broeders, | |
[pagina 462]
| |
net als ik er een was? Dán kenden de apostelen de diepte van genáde, die dáárin gelegen was, dat de Eeuwige Zoon gewórden was ‘als Mozes’, hunner één. Wilde misschien dat ‘als mij’ soms áfstand bewaren: een profeet, net als ik, met wien God spreekt van mond tot mond? Ook dan hadden de apostelen een toch weer troostelijk kommentaar op dit woord: het was de ‘wándelende kommentaar’ van Jezus Christus zelf, Zoon Gods én Zoon des mensen; transcendent en immanent, Publiek Persoon uit twee naturen. Want dat Mozes op Christus zag, dat had de Heiland zelf verzekerd (Joh. 5, slot). Aan Hem is dan ook Petrus' woord gehoorzaam. Zó werd het góed. |
|