Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdEenvoudige aanbidding van den eenvoudige.Ga naar voetnoot1)......opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie...... Waarover wordt nu eigenlijk niet getwist? En - welke twist zal den wijze niet kunnen wijzer maken? Er is in de kerk, en ook onder gereformeerden zwaar gedebatteerd óók in betrekking tot de vraag: mag men den Christus ‘aanbidden’, goddelijke eer Hem bewijzen dus, alleen naar zijn goddelijke natuur, of óók wel naar zijn menselijke? Alleen ‘als’ God, doch ook ‘als’ Middelaar? Is, wie Hem ook ‘als’ Middelaar vereert, niet een schepsel-aanbidder? Want: als Middelaar is Hij toch ondergeschikt aan God? Kan men den Heer vereren in één zelfde aanbidding met den onder-geschikte van den Heer? Onder invloed van de lutheraanse twisten (inzake Osiander, Stancarus) hebben ook de gereformeerden zich hier wel eens begeven in al te subtiele onderscheidingen; zoals dan ook de kwestie van de aanbidding (of de aanbiddelijkheid) van Christus als Middelaar uit- | |
[pagina 438]
| |
drukkelijk in de polemiek tegen Stancarus is aan de orde gesteld. Maar wij kunnen van dezen strijd, hoe subtiel ook, tóch weer leren. ‘De twee naturen’ zijn niets zonder den énen Persoon. En die is ondeelbaar. Wij zeggen niet tweemaal ‘iets’, doch éénmaal ‘Hij’ (of: Gij!). Wij houden ook in dezen de eenheid en ondeelbaarheid van den uit twee naturen geconstitueerden Persoon-des-Middelaars voor ogen. Ook hier geldt het: spreek niet over ‘den Persoon’ zonder eerst te hebben gevraagd: welke roeping, welke taak, is Hem toegedacht, toebeschikt? ‘Persoon’ is nu eenmaal in tweeërlei zin bedoeld: a) de Persoon van den Zoon, den Logos, in zijn éne, goddelijke natuur; b) de Persoon van den Middelaar, den Theanthroopos, de Persoon van Jezus Christus, niet maar ‘ontworpen’, niet maar ‘voorbedacht’, maar straks ook in werkelijkheid straks opgetreden in twee naturen. Feitelijk is dan ook de vraag, of Christus nu Middelaar is ‘naar’ één, dan wel ‘naar’ twee naturen niet juist gesteld. Wij belijden, dat Hij uit kracht van zijn godheid den middelaarslast kon dragen, ook in zijn mensheid. In de kracht, de potentie, we kunnen er aan toevoegen: de capaciteit van zijn beide naturen heeft Hij den Middelaarsdienst kunnen verrichten; en wij kunnen veilig zeggen, dat noch in het verleden, noch in het heden óók maar één werk van den Middelaar is verricht ‘in’ of ‘naar’ één enkele blote natuur; de naturen zijn niet ‘bloot’, sedert deze wonderlijke Persoon-van-Middelaar, synthetisch, gelijk wel gezegd is, uit twee naturen is geconstitueerd, terwille van de constitutie van den Middelaar qua ambtsdrager, middelaar Gods en der mensen. De gereformeerden hebben daarom uit de Schrift leren verstaan: men ‘heft’ den Middelaar in feite ‘op’, als men zegt: dat hij alleen naar zijn menselijke natuur middelaarswerk verricht heeft. Wij delen die mening, doch willen met gelijken nadruk zeggen: men heft in feite den Middelaar op, door het zeggen: dat Hij alleen naar zijn goddelijke natuur het middelaarswerk verricht heeft. Zich offeren, zich zetten tot de verlossende prediking, zich ons géven, dat kan, zolang het woord ‘zich’ in vollen ernst genomen wordt (en Hij is de Enige, bij wien dit voornaamwoord zijn vollen ernst hebben kan) alleen de Persoon doen, die uit twee naturen is geconstitueerd. De Middelaar worde door ons aangebeden in zijn geheel-heid én in zijn eenheid en eenvoudigheid! Zijn subordinatie was er door zijn eigen vrijen wil; zich subordineren, dat kan, wanneer het woord ‘zich’ grondig ménens is, alleen Hij doen, die vrij is en almachtig. | |
[pagina 439]
| |
Wij moeten dan ook uit bovengemelden strijd de winst behouden. Die is deze: Laat ons nooit een ambtelijk werk, een ambtsdaad, beschouwen als een natuurlijke verrichting, een functioneren van een of andere natuur. Een ‘natuur’ functioneert niet anders, dan in een individueel exemplaar dat die natuur bezit. En de natuur (of naturen) van dezen Ambtsdrager, nog wel Bondgenoot in het vredespact met Vader en Geest, en Bondsmiddelaar tussen de twee partijen in het verbond der genade, functioneert (functioneren) nooit anders, dan in den Persoon, die de natuur (de naturen) heeft. Daarom is ook het onophoudelijk weerkerende probleem, in wèlke natuur (of in welk ‘onderdeel’ der menselijke natuur) Christus Priester was, en in welke natuur (of onderdeel der menselijke natuur) Hij ‘lam’ was, ook zo vermoeiend, en uitzichtloos. Want, in de eerste plaats, waarom zou men 't vraagstuk alleen in de relatie priester-lam stellen? Zeker, als Priester moest Hij, die tot Middelaar geconstitueerd was, actief zijn, tot het laatste toe: een priester is immers juist dán het meest actief, wanneer hij het mes in de keel van het lam steekt; ook moet hij rein zijn, nuchter, waakzaam, attent op God-en-mensen. Zeg maar: dadelijke gehoorzaamheid. En het lam, zodra het naar de slachtbank geleid wordt, naar 't altaar, wordt lijdelijk; en zijn lijdelijkheid heeft haar toppunt bereikt, als het mes de keel snijdt: zeg maar: lijdelijke gehoorzaamheid. Dat het zó bij den Middelaar geweest is, daar gaf God ook tekenen van: met ‘grote stem’ roept de Christus zijn vierde kruiswoord, en met ‘grote stem’, roepende, geeft Hij den geest. Met grote stem roept Hij uit aan Lazarus' graf, dat de Vader hem gehoord heeft en altijd hoort (Joh. 11:41) en met diezelfde grote stem, in beide gevallen immers terwille van de schare, die rondom staat (Joh. 11:42) en in den dienst des Woords, roept Hij zijn ‘volbracht’ uit, en geeft den geest (Luc. 23:46, Matth. 27:46, Marc. 15:34, 37). Verbintenis dus in gelijktijdigheid van de grootste activiteit, en de uiterste passiviteit. Doorgronden doen wij het niet; maar - doorgronden wij soms wat dat is: de menselijke natuur aan-né-men? Dat heeft niemand gedaan, dan Hij alleen. Doorgronden we soms wat het is: zich overgeven, en dit dan zó reëel, dat het reflexieve voornaamwoord (‘zich’) hier, en hier alleen, ten vólle gerechtvaardigd is? Slechts God is Subject, waarvan het Predicaat kan luiden: hij deed ‘zich’ dit en dat aan. Daarom is 't ook alleen Christus' Persoon, die juist ook als Persoon gans enig was, en dus geen tweeden ooit naast zich zien zal, die Persoon, die | |
[pagina 440]
| |
nimmer ‘exemplaar’ van een ‘soort’ wezen kan, het is alleen Zijn Persoon, die ‘zich’ kan geven in den dóód. Nooit is de dood zo grondig, en nooit de doods-gáng zo bézig, als wanneer de Voláctieve zich vol-passief doet worden. En dan, wat twisten we om woorden? Priester-Lam, zeker, zeker. Maar we kunnen ook zeggen: Spreker-Hoorder; Leraar-Leerling; dáárom-zegger en ook wáárom-vrager (Lama sabachtani, Matth. 27:46 etc.), Drenker-drinker, Vrije Koningszoon, en belastingbetaler (Matth. 17:25-27), Bevoegde om het leven aan te nemen, èn Bevoegde om het wederom af te leggen (Joh. 10:18). Men heeft gevraagd: was dat geen zelfmoord, als de Priester zichzelf als Lam het mes in 't hart drijft? Houdt men nooit met dwaze vragen op? Leven afnemen, dat is pas zelfmoord, indien het tegen recht en wet is. Ook de zachtste vorm van sterven, ook de fijnst geslaagde demonstratie van euthanasie, ware zelfmoord geweest, indien de wil zich er naar toe gestrekt had, zonder mandaat en zonder verlof. Trouwens, één ding is steeds vergeten in de debatten over priester-lam. Het is dit: dat men nog veel te weinig heeft gezegd, indien men van den Middelaar speciaal dit verklaart, dat Hij priester is, en lam, - alsof het daarmee uit zou wezen. Men heeft gezegd: is Hij niet tevens zijn eigen altaar? Voor een offer, dat maar één keer geschiedt, kan niemand een altaar gereed houden, net zomin als een parapluie zou zijn vervaardigd, indien er maar één keer regen ware gevallen. Daarom is Christus (naar lichaam en ziel) zijn eigen altaar geweest; gelijk ook de Schrift spreekt van het ‘voorhangsel’ van zijn vlees (Hebr. 10:20). Hij was ook in eigen Persoon zichzelf tot altaar-bereider. Laat ons Hem dus in alles aanbidden. Als eenvoudigen den Eenvoudige. |
|