Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe nieuwe assemblée.Ga naar voetnoot1)......en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook Apostelen noemde...... In ‘de wereld van het Oosten’ gold een leraar en verzamelaar van discipelen hun als ‘vader’. Ook Christus Jezus wordt dan ‘vader’. En Hij accentueert dit vaderschap als werkzaam tot het eind der dagen en over heel de wereld, door uit zijn vele ‘kinderen’ (leerlingen) er twaalf te kiezen tot apostel. Wanneer we hier van ‘vader’ spreken, dan is dat uiteraard niet bedoeld in den zelfden zin als waarin Jacob vader is van twaalf zonen. Want Christus Jezus had tot ambt, niet váder van énkelen, doch broéder van állen te zijn, broeder en Archeeg, d.i. ‘opperste Leidsman’, maar dan des geloofs. Ongetwijfeld tekent ook de Schrift deze zijn waardigheid onder een beeld, dat aan het vaderschap herinnert; ze laat Hem zeggen tot zijn God: ziedaar Ik, en de kinderen, die Gij mij gegeven hebt (Hebr. 2:13). Maar in hetzelfde redebeleid, waarin zij dit doet, legt zij den nadruk op zijn broederschap: Hij schaamt zich niet, onze broeder genaamd te | |
[pagina 409]
| |
worden (vs 11). Want de kinderen zijn Gods kinderen, - Hem gegeven om als Archeeg hun voor te gaan op 't pad van lijden tot heerlijkheid. Dus zijn ze Hem gegeven als Eersten onder de broeders, als Kind van God zijn Hem de kinderen gegeven in theocratische familie-vorming. Daarom beroept de schrijver van Hebr. 2 zich - ten bewijze van dit broederschap van Christus - op drie plaatsen uit het Oude Testament. Eerst op Psalm 22: waarin de priester, die tot offer is geworden zich één weet met Gods broedervolk; dan op Psalm 18 (vgl. 2 Sam. 22) waar de Koning, die (2 Sam. 21) rust gekregen heeft van zijn vijanden en ook de laatste ‘Goliaths’ (reuzen) verslagen vond, dit zelfde doet; en dan op Jes. 8, waar de profeet zich met geestelijke zonen (‘leerlingen’) èn met lijfelijke zonen, die een preek-thema als hun eigennaam te dragen kregen, verzameld weet onder kerk-verzamelaars door 't Woord. Zo is Christus' positie, als Hij zijn eerste ‘zonen’ kiest en toegewezen krijgt, een ‘vader’, die door 't Evangelie kinderen heeft te telen: pater ecclesiae, geestelijke vader van de kerk, die Hij vergadert, door de twaalf, die in den Woord-dienst vóórgaan. Want op hun leer als fundament zal heel de gemeenschap van het nieuwe verbond worden opgebouwd. Twaalf patriarchen ‘vertoonden’ eenmaal de ganse kerk; twaalf apostelen zullen van nu af haar gaan vertonen: die twaalf vocaties door het Woord, waardoor de leerling-zonen hun ‘vader-broeder’ voortaan volgen, ze zijn de toledooth, de decisieve wordingsgeschiedenis van 't nieuwe Testament. In het uit-kiezen van die twaalf wereld-missionarissen bewijst de Heiland zich zelf dan ook als ten volle zich bewust van zijn goddelijke missie.
* * *
We spreken daar van missie: dat Hij van God gezonden is (Joh. 17) of uitgegaan (Joh. 16), daarop valt telkens weer de nadruk in zijn eigen woorden. Een gezondene, een afgezant, nu heeft een legitimatiebewijs nodig. Ook Christus begeert dat èn ontvangt het in zijn twaalftal; en dat is nog een andere kant aan deze zaak. Hij begeert het: dat Hij twaalf apostelen kiest en dán een einde aan het kiezen maakt, dat is geen toeval. Wie een school wil stichten, een kerk wil reformeren, een program wil acceptabel maken | |
[pagina 410]
| |
bij de massa, wel, die neemt zóveel medewerkers als hij krijgen kan. Maar Christus staat bij zijn twaalftal stil, en houdt daarna van kiezen op. Wel heeft hij buiten den engeren kring der twaalf ook nog veel andere ‘discipelen’, maar wat zijn apostelen betreft, zijn ministers en ambassadeurs in den eersten graad, hún cijfer is een numerus clausus, een gesloten getal; als Hij er twaalf heeft, dankt Hij God en is gereed. Waarop wijst dit anders dan op een welbewust zich presenteren als Beschikker van twaalf nieuwe patriarchen? Alleen wie deze positie kent, en zich bekent, de positie van Introductor en Isagoog tot een Nieuw Verbond, kon de woorden spreken: onder de van vrouwen geborenen is niemand groter dan Johannes de Doper, maar - de minste in het koninkrijk der hemelen (de nieuwe bedeling) is meer dan hij. Dat twaalftal begeert Hij als zijn legitimatie-bewijs: Hij legitimeert zich daarin subjectief. Doch dit niet alleen. Christus begeert niet alleen doch ontvangt ook dit twaalftal als legitimatie-document. Waarom ligt er zo'n ingehouden mysteriositeit bijvoorbeeld over het eerste hoofdstuk van Johannes? Omdat Christus daar zijn discipelen werft, niet alleen, doch vooral: omdat Hij ze krijgt door mysterie. God voert het materiaal, waaruit te kiezen zal zijn, Hem toe door het mirakel. Hoe wordt Nathanaël geroepen en gedreven? Gedreven naar Hem toe? Omdat God de Vader, die aan zijn vreeverbond indachtig blijft, alles zó schikt en plooit, dat Nathanaël op vasten tijd op zijn vaste plekje zit, en de stem hoort, die Hem oproept mee te gaan; in 't zelfde uur verlicht de Vader 't mensen-oog van Christus: Hij is telepatisch belast en ziet den man daar zitten, onder den vijgeboom. En dat is dan maar één van die beklemmende détails uit Johannes 1. Daar naast staat die notitie over het Lam, dat aangewezen en gevolgd werd door mysterieuze kracht (vs 37); en over den preciesen tijd (vs 40), en over die directe naamsverwisseling, ingeleid door vaste vóórwetenschap (43) en over dat zómaar weten wien Hij hebben moet (44). Uit alles blijkt: Hij krijgt zijn twaalftal: God geeft het Hem. Zo wordt ook van des Heeren kant dit ronde getal een legitimatie-getal in objectieven zin. Zijn twaalftal is dus zijn legitimatie. Het staat aangetekend op zijn werkstaat. Toen Jacob patriarchen won, tot zijn dozijn toe, toen was daarin de kerkelijke expansie-wil: Israël is geen secte, doch wereldkerk. Alleen maar, Jacob is lichamelijk vader: zijn wereldkerk is voor- | |
[pagina 411]
| |
lopig nog gebonden aan de grenzen ener bloedgemeenschap. Maar waar het Christus' ambt is een twaalftal niet te krijgen alleen, doch ook te nemen, en het zich te assumeren niet door vleselijke verwekking, doch door Woorddienst, daar is zijn expansie-wil niet meer een adventswil, doch een willen in de volheid van den tijd: de zendingswil. Wie niet door vleselijke genealogie, doch door Woord- en ambtsdienst zich een tweede twaalftal assumeert, die neemt Vaders kinderen zich aan door bondsgemeenschap te stichten niet uit geboortezaad, doch door wedergeboortezaad. Dit zaad nu is het Woord. De lotsgemeenschap is bij Jacob gegeven, door Christus is ze genomen. Want eerst in Izak (via Jacobs twaalf zonen) en later in die twaalf apostelen wordt Abraham het beloofde zaad geroepen. Hem was het zaad beloofd van vele volken. Christus gaat dat roepen in en door die twaalf, die het Woord, het zaad der wedergeboorte, hebben te brengen over de wereld, oecumenisch. |
|