Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Jahwe houdt de leiders aan hun officiële woord.Ga naar voetnoot1)Naar hun eigen rechtsregelen ga Ik hen richten. Dat zevende hoofdstuk van Ezechiëls profetie tekent de nadering van het gericht, dat de HEERE zenden wil tot zijn afvallige volk: het twee-stammenrijk. Merkwaardig is intussen in die schildering de tegenstelling tussen het ‘eenvoudige volk’ en de ‘leiders’. Want wél komt over beide het oordeel, maar het komt niet tot allen in gelijken vorm, en met hetzelfde verwijt. - Wat het ‘gewone volk’ betreft: dat blijft nog vragen naar profetischen raad en naar priesterlijke voorlichting (vs. 26). Maar wat de ‘leiders’ aangaat: ze weten niet meer wat ze zeggen moeten. Ze hebben geen raad meer te geven. Hun politiek is doodgelopen. Ze zijn van alle kanten aangesproken om toch als-'t-u-blieft leiding te geven; maar hun adviezendienst is in het slop doodgelopen. De priester geeft geen onderricht meer (vs. 26). De oudsten geven geen preadviezen meer uit (vs. 26). De koning geeft geen bevelen meer, en houdt zich ook niet meer aan de wet, noch kondigt hij nieuwe wetten af: het enige wat hem nog rest. is: een zak aan te doen, een rouwgewaad, en te zuchten, dat hij toch zo graag den vrede wil (vs. 27). ‘Zo laten dan de drie zuilen van den staat’ (en dat was destijds een kerk-staat) Israëls zonen ‘in den steek’ (A. Noordtzij). Ze hebben hoog van den toren geblazen, en parmantig gezegd: zó zegt de Heere. Maar nu het menens wordt, weten ze geen raad meer: het wetten-geven is afgelopen, ze laten passeren wat eerst niet werd getolereerd, en weten niet meer, hoe het moet. Gevolg: een schare, die in de war raakt, en van schrik verlamd is (vs. 27). Zegt nu de profetie, dat men dan maar een spons moet halen door wat gezegd is? Dat men de preadviezen, met profetisch gezag als laatste argument aangediend, in de kachel moet stoppen, en doen alsof leiders- en wetgevers-handelingen private aangelegenheden zijn geweest? Allerminst. ‘Naar hun eigen rechtsregelen gaat Jahwe hen richten’. Hen. | |
[pagina 376]
| |
D.w.z. den koning, en de ministers, en de oudsten. En ook het gewone volk, dat alles maar aanvaard heeft. En dat, toen het ‘nog wel wat leek te worden’, geapplaudisseerd heeft. Jahwe houdt hen aan hun officiële woorden. Hij zal ze niet begraven, niet uitvlakken. Er moet herroeping volgen, en anders: welnu, de doden begraven hun doden, en de wetten zijn een zelf-gekozen maatstaf. Ze liggen daar als beweerde edicten van God; zó zijn ze aangediend, en, - een ieder zal zijn eigen pak dragen. Is dat hard? Is dat liefdeloos? Neen, - want wie zijn schuld belijdt, en de afgekondigde wetten terugneemt, dien zal barmhartigheid geschieden. Maar wie de wetten handhaaft, die moet willen, dat Jahwe hen daaraan houdt. Anders ware de kerk behandeld als de eerste de beste anarchie. Wie dat verlangt, prostitueert de kerk. Het gaat immers niet alleen om de tegenwoordige mensen, die hun eigen wetten hebben overeind gezet en gehandhaafd, en dan ook maar de gevolgen dragen moeten. Doch het gaat ook om degenen, die in de toekomst zich zullen vrijmaken, en straks terugkeren tot de gehoorzaamheid én het geloof der kerk van de komende adventsdagen. Die moeten ANDERE wetten hebben; maar om daartoe te geraken, ja, zich in het aanvaarden daarvan te kúnnen bekeren, moeten ze die valse wetten hebben afgezworen. Dat zál ook gebeuren na de ballingschap in het ‘overblijfsel der verkiezing’. Maar, - dan moeten ze eerst officieel hebben gezien en erkend, dat die valse wetten tot den dood geleid hebben.
* * *
En dit is nu één van die vergeten bijbelteksten in het betoog van hen, die heden staan te roepen: doe nu maar, alsof er geen wetten en geen rechtsregelen zijn, die als bindend zijn opgelegd en met sancties van schorsing en afzetting zijn gehandhaafd. Exemplarische Schriftaanwending? Neen; abc der profetie en daarom altijd van kracht. |
|