Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Bruid en Bruidegom bijeen - maar dan: in gesprek.Ga naar voetnoot1)En toen het het zevende zegel geopend had, werd er een stilzwijgen in den hemel omtrent van een half uur. Mystiek die haar naam kent, haat Woord en woorden; geen wonder dat uit haar school veel woorden kwamen over de woordloosheid, over het zwijgen, de rust, of liever: het aflaten van woorden; om te geraken tot en in de rust. De rust ‘in God’, of in den Bruidegom der zielen. In de ‘mystieke theologie’ van den ‘heiligen Bernardus’, kerkelijk filosoof uit de dagen van de middeleeuwen, komt het thema van het wonderwerkend zwijgen dan ook herhaaldelijk aan het woord. Het is met name de bekende plaats uit Johannes' Openbaring, hier afgedrukt, welke als uitgangspunt hem dienen moet. In 1112 kwam hij in de abdij van Citeaux, en begon te streven naar een hervorming van het kloosterwezen. Die hervorming werd met name gezocht in de ‘mystieke contemplatie’. En in de mystieke ‘vereniging’ met God, die door of met contemplatie heette te worden verkregen. Zo werd teruggegrepen naar Gregorius den Grote: had deze niet de ‘trappen’ en ‘graden’ aangewezen, die men passeren moest, om één-met-God te worden?Ga naar voetnoot2) Eén ervan is de ‘machina mentis’, d.w.z. die bewegende liefdes-kracht, waardoor de ziel wordt ‘uitgetild’ uit wereldlijke verbanden, en ‘opgeheven’ in de hoogte. Zij is het dan met name, die ons opvoert tot God, in zoete, zachte, kronende contemplatie. Wéét men, hoé het goddelijk licht instroomt in de ziel? Ach, neen; de vraag verraadt den ongekende, den deswege onkundige. Wéét men, hoe lang het duurt? Al evenmin: is het een uur? O neen, een half uur; een weinig tijds zult gij Mij zien, en een weinig tijds, een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien, sprak eens een zachte Stem; en wie dit ‘een weinig tijds’ nu zou willen gaan vast-leggen op een half uur, die is alweer de niet-van-God-‘gekende’, en dus onkundige, want er staat in Openbaring 8 wel een woord over een half uur, hetgeen immers wel zo iets moet wezen als dat ‘een weinig tijds’, een modicum, waarvan sprake is in Johannes 16:17, maar - er staat een woordje bij in Openbaring 8:1: het is OMTRENT een half uur, zo iets als een half uur, men | |
[pagina 372]
| |
kan het in geen tijd-maat aangeven.Ga naar voetnoot3) En het ook alzo niet ‘voelen’, niet ‘bevinden’. Horen en zien vergaat, maar dan naar den geruislozen kant (wij denken meestal, dat het alleen vergaan kan naar den kant van veel lawaai, en dat is wel heel erg werelds). En waar horen en zien vergaat, daar vergaat ons ook het tellen, en passen, en meten. Waar de ziel is weggerukt, rapta ultra se, geschaakt, om zo te zeggen, door haar Bruidegom, en meegenomen tot heel hoge en heel intieme binnenkameren-van-boven-alle-dingen, daar duurt haar uur haar, en niet zij haar uur. Een kleinen tijd, en de ziel mag Hem zien, en wederom een kleinen tijd, een ‘modicum’, en ze zal Hem niet meer zien, ze wordt terug-geslagen (reverberata). Maar in dien kleinen tijd, en gedurende dat als-een-halve uur, dán is er de contemplatie, de belevenis sterk en abrupt, doch zonder uitwisbaarheid. Dan rust de ziel in de zachte armen van den Bruidegom; ze heeft haar echte ‘quiet time’, haar (echt) stillen tijd; want er is - wat de namen en de verre idealen betreft - niets nieuws onder de zón, al is er wel wat nieuws onder een buitenlandse leeslamp. En zo verbinden zich de geesten van Gregorius en Bernardus, en straks ook van vele anderenGa naar voetnoot4) in een kruistocht voor die hartstochtloze hemelse leeftocht-van-den-vereenden-geest. En ze lezen samen het eerste vers van Openbaring 8; visioenen zijn nu eenmaal woorden van ontrukten, en ontrukten zijn slechts individueel ontrukt; dus spreken zij in hun allegorischen ‘uitleg’ van die visioenen bij voorkeur over het allerindividueelste: ik en Het. In feite is dat nog te veel gezegd: hét-in-mij (maar ik word ont-ik-t) en hét-in-Hét; de ‘anderen’ zeggen: Hij, en noemen Hem dan God. We komen dan in zulke ogenblikken in den hemel; maar waar is die hemel? Boven? Beneden? Houd op met dwaze vragen: die hemel is in-hét-van-mij; hij is eigenlijk zèlf mijn binnenste, als het liefdesspel een aanvang neemt. God laat de ziel haar engelen-manna heel-hoog proeven, maar als Hij haar ontrukt, dan kent ze geen afstanden meer: ze ‘heeft’ het vlak nabij; of neen, dat is nog afstand: ze heeft den hogen-hemel met zijn manna-regen in zich. Als er geschreven staat: een stilzwijgen in den hemel, dan is dat een stilzwijgen in het binnenste van den uitgelezene-van-God, dien rechtvaardige.Ga naar voetnoot5)
* * * | |
[pagina 373]
| |
Maar...... Maar die Stem, die eenmaal zeide: een kleinen tijd en gij zult Mij zien, en wederom een kleinen tijd, - die sprak op kleinen afstand toen nog wel, maar ze kondigde als het eerstvolgende programmapunt aan: een spreken Christi van uit groten afstand, van uit den hemel, die van de aarde inderdaad verder is verwijderd, dan het oosten van het westen. En zij sprak van hemelvaart, een -váárt, in werkelijkheid; en van een weder-keren in den Geest, met Woord, tot stichting van een Woord-gemeenschap. Ook sprak die Stem tot ambtsdragers, tot ambassadeurs, en die waren gezóndenen, apo-stelen. Hetwelk is: af-gezonDenen, en niet afgezondeRDen. En toen de drager van die Stem in visioen op Patmos zich Johannes toonde, toen liet Hij dezen zien, ja, inderdaad, dat er een stilzwijgen was in den hemel omtrent als van een half uur. Een quasi-half-uur, zegt terecht Gregorius de Grote. Maar als er in de beschrijving van het visioen staat: er was stilzwijgen in den hemel, dan heeft geen mens het recht, dat zó te lezen, als stond er: stilzwijgen in de ziel. Tenslotte is de hemel een plaats, en is het dus even ongepermitteerd te zeggen: die hemel is in mijn ziel, als: Canada is in mijn ziel, ja, is die ziel van mij; en wie nu denkt, dat wij hier spotten, die weet niet meer wat toornen tegen vromen spot is. De hemel van Openbaring 8, die is de hemel-op-langen-afstand. Een hemel-van-verre. Er staat wel, dat God een God van nabij is, en dat het Woord nabij is, maar niet dat de hemel nabij is. Eens zullen we snel hem nabij kómen; maar ook dát zeggen onderstelt nog den langen afstand, in ruimte én in tijd. Van dien hemel gaan dan ook bliksemen en donderslagen en stormwinden naar de aarde uit. En zo zegt Openbaring 8 wel iets van Bruidegom en bruid. O ja; als het hooglied van de liefde én van den groten toorn zijn laatste perspectieven opent, dan verrukt het onze zinnen, juist omdat die wereld-van-hierboven nog zo ver is, zó van ons nog vèr, dat slechts in beelden kan verkondigd worden. Maar het thema blijft: Immanuël, God met ons; de Bruidegom, die heeft de bruid. Maar ‘bruid’ is hier niet slechts een enkele ziel van een ontrukte, doch heel de kerk. De kerk onder het kruis. En Bruidegom en bruid liggen niet in een omarming, die hen den tijd vergeten doet, en hun ik ont-ik-t, doch ze zijn in dia-loog, in tweegesprek. Hij staat gereed, in het zevende, en dus laatste zegel, definitief de hand te slaan aan heel de wereld van haar tegenstan- | |
[pagina 374]
| |
ders en vervolgers. Maar eer Hij deze dáád verricht, geeft Hij haar 't woord; ze komt in audiëntie. De gebeden aller heiligen, die komen in één schaal voor God en voor den troon. Zolang de bruid haar wensen Hem bekend maakt, schort hij de knechten op: laat hén wachten, tot zij is uitgesproken. En dáárom krijgt ze ook ‘zo iets als een half uur’. Een ‘uur’ is in de symboliek een eenheid-van-tijd; in één uur spreken zij tezamen èn gaat Hij dan ten-uitvoer-leggen wat de Raad besloten heeft. Die Raad besloot óók dit, dat zij zou vragen, dat is: bidden, om hetgeen besloten is. Bidden is het beslotene begeren, zonder zulks te weten; want óók het bidden is besloten, en wordt naar het besluit gewerkt. Eer Hij handelt, naar den inhoud van 't verzegelde besluiten-boek, WEKT de Vader door den Hem en haar verbindenden Geest in haar het gebed, en tevoren het verlangen naar dat wat zij begeert, en zie, het komt, want och, het was besloten. Dus worden we hier niet aan het verkeer ontrukt, noch pijnlijk straks er weer naar toe-geslagen (reverberatio). Maar in het Grote Verkeer opgenomen, vragen we - gelokt als we zijn - naar den nieuwen hemel en de nieuwe aarde toe te mogen komen. En van de slagen af te komen. En zie, Hij stond al klaar voor de daartoe nodige daad, en let op, Hij heeft zijn éne uur met ‘haar’ - de kerk - gedeeld: het verbond erkende haar als mondig, haar, die Hij bruid noemt tot in alle eeuwigheid. ‘It is difficult, to trace the relevance of the silence made in heaven to the slumbers of the Bride’.Ga naar voetnoot6) Het is zelfs onmogelijk, en verboden. Die twee die hier aan 't samenspreken zijn, die wáken. Wat Hem betreft, Hij, Isrels Wachter sluimert niet. En wat haar aangaat: ze is eindelijk wakker-geprikt met de bajonetten van den antichrist. |
|