Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdOngevraagd ontslag.Ga naar voetnoot1)En dat niemand mag kopen of verkopen, dan die dat merkteken heeft. De christenen, juist wijl ze Gods Naam over zijn werken hebben uit te roepen, mogen niet zich onttrekken aan het wereldleven. Het wereldS leven is wat anders dan het wereldleven. Ze moeten daarin trouw zijn. Worden ze weggestuurd, dan moet het niet wegens hun luiheid, doch vanwege hun trouw zijn. Maar juist in die trouw (aan God) zal de meerderheid hen niet dulden, straks. Want teleologisch-gerichte cultuurbouw is geen zaak van losse individuen, doch van een hechte gemeenschap. Doch de volgelingen van het Beest zullen geen andere ‘gemeenschap’ erkennen dan die uit den van God losgeslagen mens is. In het negatieve zullen zij daarmee erkennen, wat vele christenen vaak nalaten te belijden, n.l., dat het geloofsartikel van ‘de gemeenschap der heiligen’ van direct cultuurbelang is. En dat kerkscheuring (de wezenlijke, niet wat de hiërarchie daarvan máákt) ook altijd cultuurverlies is. En dat kerkherstel, ook wanneer het aantal der belijders slinkt, steeds weer tevens cultureel herstel in christelijken zin betekent. | |
[pagina 328]
| |
En juist uit haat tegen al wat werkelijk christelijk is, zullen dus door de antichristelijke leiding eenmaal Gods waarachtige belijders zijn geboycot, en hardhandig verwijderd worden van de culturele werkplaatsen en - fondsen. Waarom? Omdat ze onbekwaam waren? Neen, maar wijl ze het gewaagd hebben, evangelisten te zijn, bijbelgetrouwe wegwijzers der cultuur. Daarom zijn ze op zij geworpen. Wij weten, dat dit ‘standpunt’ brutaal genoemd is. Het zou immers van de niet aan ons eigen confessioneel denken sympathieken te veel kwaad, en van de wél aan onze confessie getrouwen te veel goeds zeggen: deze tijdelijke wereld kent - zo zegt men - geen contrasten als tussen hemels en hels. Maar die zó spreken, delen ons ‘credo’ niet. Zij kennen geen Woord Gods, dat in de ‘geschiedenis’ historisch, d.w.z. uit eigen zaad continue vruchten wekkend, ingaat met effect. Het ‘Woord Gods’, gelijk zij het zien, is geen ‘zaad van wedergeboorte’. Een ‘keten van heil’ wordt naar hun inzicht niet gesmeed, hier ónder de wolken. Wat hier beneden vrucht voortbrengt, dertig-, zestig-, honderdvoud, dat kán naar hun gedachte geen zaad van boven zijn geweest. Deze theorie zal 't niet uithouden tot het einde. Want óók de Antichrist zelf, hoewel door deze theorie (die kerk-ontkrachtend is) zijn weg bereid zich vindend, zal toch, heeft hij eenmaal de macht, er over lachen, en uit dien lach de grimmige konsekwenties trekken. Hij zal wél geloven aan principiële contrasten. Hij zal afsnijden wie hem niet religieus vereert. En dan ‘op alle terreinen’. Want de Antichrist zal geen filosoof zijn, die met den rug naar de wereld toegekeerd staat. Hij zal niet geloven in de eenheid der cultuur, ook niet in een ‘transcendentale’. Hij weet het wel: er is één natuur, maar er is meer dan één natuur-gebruik of natuur-bewerking. Het willen is den mens ingeschapen, ook het culturele willen; het behoort tot de natuur. Maar het culturele streven is meer dan willen; daar zit doelstelling op langen termijn en op langen afstand in. En bij dat punt aangeland, stuiten we weer op de antithese. Velen zeggen heden: ze bestaat niet. De Antichrist zal die leuze aanvankelijk met een glimlach laten begaan: ze baant hem het pad, wijl ze de kerk ondermijnt, haar actie lamslaat, en zijn recruten hem in breden getale tegemoet helpt voeren. Maar: als hij klaar is voor den start: dán zal hij zeggen: er is de antithese. Dan gaan de concentratiekampen weer open - voor een | |
[pagina 329]
| |
kort verblijf. Men komt er niet meer uit, en toeft er maar een ogenblik: de oven brandt. De antithese is geloochend door vele ‘christenen’. Ze wordt straks gedicteerd door en aan de laatste heidenen. |
|