Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Overgeven’.Ga naar voetnoot1)En de Heere zeide tot den Satan: zie, al wat hij heeft, zij in uwe hand. Ik heb......besloten......denzulken over te geven den Satan tot verderf des vleses, opdat de geest behouden moge worden in den dag van den Heere Jezus. Onze verkiezende en verwerpende God ziet in elken individu het materiaal, waarin Hij zich eenmaal manifesteren zal: barmhartig dan wel gestreng, en immer: oer-verbondsrechtelijk. Soms vraagt men zich af: is voor sommigen misschien het boek Job voor niets geschreven? Als Job wordt ‘gegeven’ aan den Satan, dan treedt bij Job het tegendeel in van iemand, hetgeen Dr. V. Hepp onder verwijzing naar zijn parafrase van Jes. 26:10 een ‘teveel’, een surplus, aan gemeene gratie genoemd heeft; Job krijgt dan daarvan naar deze logica ‘te weinig’, er is een ‘tekort’. Maar hij is met al het zijne uitverkoren bewijsmateriaal van Gods verbondstrouw, en Gods gezindheid is vóór en na over hem dezelfde. Daartegenover staat (denk ook aan plaatsen als Jeremia 12:14-17; 13:12-17) de met apostolisch gezag den Satan overgegeven boosdoener van 1 Cor. 5. De ambtelijke overgave heeft tot doel het ‘verderf des vleses’; hetgeen, zien wij goed, overeenkomstig Grosheides noot, en in afwijking van diens tekst, hier het lichaam bedoelt. ‘Een geval’ dus ‘als bij Job’. Maar het is bedoeld als kastijding, en de tuchtigende apostolisch geleide kerk hoopt deze als middel voor de behoudenis van den geest van den getuchtigde. De gezindheid Gods zal evenwel uit de feiten van dat ‘verderf’ evenmin afleesbaar zijn als uit die van vroeger: d.w.z. uit de dagen | |
[pagina 229]
| |
van wat in Hepps terminologie zou heten: 's mans ‘surplus’ van gemene gratie. Maar daarom staat die ‘gezindheid’, strikt genomen, dan ook alleen maar uitgedrukt in ‘de boeken’ die boven zijn. Zij is nimmer indifferent, en alle ding, en complex van dingen, moet den met haar corresponderenden wil Gods dienen. Indien elk mens, en elke engel een ‘ambt’, een ‘taak’ heeft ontvangen, dan is zijn persoonskwaliteit en zijn in ambtelijke opdracht geobligeerd zijn geen ogenblik uit Gods gedachten; het verbond is geen ‘bij-komend’ instituut. Met alle bloot-creatuurlijk ambteloos schepsel, ook met ‘de natuur’, inclusief ons eigen fysisch en psychisch wetmatig geordend bestaan, heeft de goddelijke Spreker van Genesis 9:10 een ‘verbond’ (beschikking) aangegaan; het is uiteraard volstrekt monopleurisch en blijft dat; het is het verbond der retardatie (der ‘weerhouding’ van krachten) en der providentieel geleide evenwichtsstructuur. Maar dat is dan ook het substraat voor die andere verbondsgeschiedenis, waarin de mens Gods gunstgenoot mag heten, en waarin begrepen is diens ambtelijk-persoonlijk-gekwalificeerde creatuur. Het geschiedenis-verbond nopens de eerste, dient de verbondsgeschiedenis van de tweede creatuur-‘soort’. Dus is het geschiedenisverbond geen document voor een algemene genade, doch het schept, het ‘geeft’ én ‘dringt op’ heel de historische constellatie, waarin de nieuwgeborene zich heeft te oriënteren naar den kánon van het Woord. De ‘verscheidene gaven’ van de wereldmachine zijn geadresseerd aan den machinist, evenwel: niet voor zijn jaardag, doch op zijn werkdag. In zoverre hij zelf geen raadje in de machine is, heeft God zijn eigen werk in hem lief; de Old-Faithful-geyeserGa naar voetnoot2) van Yellowstone Park én de hartslag van den antichrist - God heeft ze beide lief. Maar de trouwbreuk van den laatste haat Hij, en hem zelf dus ook. Want hij is tot in de ,faithfulnessGa naar voetnoot3) van zijn hartslag bepaald door zijn weigering van dienst: uit het hart zijn de uitgangen óók des doods. |
|