Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Heiliging in onvoltooid tegenwoordigen tijd.Ga naar voetnoot1)Want het wordt geheiligd door het Woord Gods en door het gebed. Timotheus, door Paulus onderricht aangaande zijn leer-ambt, moet speciaal die ketterij als gevaarlijk zien, die de natuur veracht, in naam van ‘de genade’. Er zullen er zijn, die b.v. het huwelijk verbieden. Dat is maar ‘natuur’, zo smalen zij. Zij zelf vinden alleen ‘de genade’ stichtelijk. Maar Paulus zegt: een schepsel van God (wel te onderscheiden van hetgeen wij daarmee zoal uitgehaald hebben) is nooit verwerpelijk. Integendeel. Gods schepsel is altijd goed. Maar één van beide gebeurt er mee. Het zijn de Satanskinderen, die er hun handen aan leggen en het willen gebruiken tegen de door den Schepper daaraan gegeven bestemming in; óf het zijn de kinderen des Geestes, die hun werk er mee doen en hun taak eraan volbrengen. En dán wordt het schepsel Gods ‘geheiligd’. D.w.z. op zijn plaats gezet; zijn oorspronkelijke plaats; weer dienstbaar gesteld aan den Eigenaar-Architect van alle schepsel, d.w.z. aan God. En die heiliging is nu niet een zaak van eeuwen geleden, b.v. van een proclamatie Gods uit lang vervlogen tijden. Neen, ze is een handeling in den onvoltooid tegenwoordigen tijd. Ze geschiedt in het dagelijkse verbondsverkeer tussen God en de zijnen. Want ze voltrekt zich door het Woord Gods en door het gebed. Door het Woord Gods. Hij spreekt daarin tot ons. Door het gebed. Wij spreken daarin tot Hem. Door het Woord Gods. Hij, de Architect, de Bouwheer van ‘dit alles’, zegt ons daarin, wat Hij met zijn ‘schepsel’ bedoeld heeft, wat zin en bestemming daarvan is. Door 't gebed, die levende ontmoeting (‘enteuxis’). Wij, zijn bondgenoten, bidden daarin om de kracht, en den wil, die het maaksel van den Maker aanwenden overeenkomstig zijn gemaakt bestek. En alzo is het levende, presente, dagelijkse verbondsverkeer onmisbare voorwaarde én oorzaak van de actuele heiliging der werkelijke natuur door de werkelijke genade. Alleen zó is er goede sprake van heilige cultuur. | |
[pagina 222]
| |
Wat niet alzo heiligt, is geen cultuur, doch een roof. Hoewel we toegeven moeten, dat roof ook tot roof-bouw kan komen. Maar om dien bouw moeten we dien roof niet gaan vergeten. Vergeten, noch verontschuldigen. |
|