Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
De brandende hoepel.Ga naar voetnoot1)......En zet het rad der geboorte in vlam, in vlam gezet wordende door de hel...... Een klein ding, zegt Jacobus, onze tong. Maar wat kan dat kleine ding al niet doen! Zie, hoe een klein vuur veel hout in brand steekt (vs. 5). Ook de tong is een vuur. Een klein vuur, - maar de vlam steekt straks heel wat groter materiaal, dan de tong zelf is, in brand. Zo springt de beeldspraak over van het een op het ander. Onze tekst geeft de beeldspraak alzo: de tong zelf wordt in brand gestoken door de hel; en dan steekt die in brand gezette tong ook een rad, of hoepel, in brand. De Griekse term, hier door ‘rad’ of ‘hoepel’ weergegeven, is: ‘trochos’ (van den stam: trecho, lopen). Nu was vroeger een ‘trochos’Ga naar voetnoot2) een hoepel, als waarmee de kinderen speelden, toen, evenals nu onze kinderen doen. Niet alleen kinderen spéélden er mee, ook volwassenen wérkten er mee. Zo'n hoepel werd dan voortbewogen door een ring, ook wel sleutel genoemd (claris)Ga naar voetnoot3). Ook onder den naam ‘turbo’ kwam zo'n hoepel voor; de ‘trochus’ wordt dan ook vertaald door: ‘een tol, dop of top, draey-radt’, waarmee de kinderen speeldenGa naar voetnoot4). Het beeld van een ‘klein lid’, dat iets ‘groots’ beheerst, wordt dus volgehouden, ook in de woorden van onzen tekst. Want als de ‘sleutel’, die aan den hoepel bevestigd was, en waar hij door heen moest lopen, in brand raakte, dan sloeg de vlam ook op den hoepel zelf over. Wat nu het beeld van dat ‘rad’ of dien ‘hoepel’ der geboorte betreft: herhaaldelijk wordt ook in de buiten-bijbelse litteratuur gesproken van een levensrad, een geboorte- of levenshoepel. Zoals een hoepel ál maar voort-wentelt, en in al die wentelingen steeds weer | |
[pagina 190]
| |
dezelfde beweging maakt, en toch zekeren afstand doorloopt, totdat het rad eindelijk stilstaat, zo ook het menselijk leven. Het leven is een ‘trochus’, zegt een schrijver uit de antieke wereld; en hij voegt er aan toe: een onbestendig gelukGa naar voetnoot5). Het rad, de hoepel, kan zijn regelmatigen gang hebben, maar vaak wordt de gang verstoord. En - vat de hoepel vlam, dan is het spel uit. Dan is de ‘loop’ (trechein, trochus, lopen) geëindigd. De hoepel ligt tegen den grond en al spoedig is er niets meer van over. De beweging nam een eind. Een ‘trochus’ is een ‘circulus’, een cirkel, een ommegangGa naar voetnoot6), - en wie kent het beeld niet in zijn veelvuldige toepassing op het menselijk leven? Nu keert de aandacht zich weer naar het beeld. De tong - een klein lid (vs. 5) zoals de ‘sleutel’, die den ‘trochus’, den hoepel, heeft te leiden. Maar dat kleine lid roemt toch van grote dingen (vs. 5) zoals ook door zo'n kleinen ‘sleutel’ zo'n grote hoepel heen moet, al maar weer, al maar door. Een klein vuur steekt veel hout in brand (vs. 5); één vlammetje aan het soms licht brandbare materiaal, waar die ‘sleutel’ van gemaakt is, en de hele hoepel staat in brand. En nu is die tong een vuur, meer dan een brandend ding; ontstoken is ze van de hel: door het woord heen slaat Satan steeds zijn gróten slag; dus heeft hij van de tong zich meester gemaakt. 't Is niet meer de vraag, óf de sleutel, waar de hoepel door heen moet, met 't vuur in contact komt; neen, dat is zeker, want de tong is niet meer een ding dat branden kán vanwege 't vuur, doch zelf een vuur. Zo tast de vlam der hel dan door de van haar ontstoken tong den hoepel zelf aan, het levensrad wordt straks aangevreten van de vlam, en zwartgeblakerd van den smook. Een reputatie sterft, en Gods imputatie aan de gevallen wereld van de overtreding van Adam wil zich óók van dit verschrikkelijke middel bedienen tot het eind der dagen toe. De levensraderen van individuen, stammen, volken, kerken, van de wereld gaan in vlammen op - en zó komt die grote en vreselijke dag des Heeren. En zo is 't dan met alle ketterij: de tong steekt 't levensrad der kerk aan. En zo is 't dan met de hetaere der pers: de wereld kan er niet meer buiten en komt er van in brand te staan: de papierdistributie komt in handen van den staat der toekomst, dat is: in handen van den Antichrist. En zó staat het dan met het kwaadspreken, en met het valse gerucht, en met de georganiseerde leugenpropaganda, en met | |
[pagina 191]
| |
de geheime afspraken, en met het doden op korten én op langen afstand. En zó staat het ook met die éne zonde, die in der eeuwigheid niet wordt vergeven: de lastering, de helse tong-aanwending, tegen den H.-Geest, d.w.z. tegen den Bezorger van de laatste fase van het hemelse tonggebruik. Zó staat het met de wereld, d.w.z. met het ongerechtigheidsapparaat (Coccejus, i.v.), hoe pompeus dat ook moge zijnGa naar voetnoot7). Zó staat het, niet met Mozes, doch met het ‘college over Mozes’, dat gegeven werd en wordt door schriftgeleerden en rabbijnen: ze maakten Gods gebod krachteloos, en lieten den hoepel verkeerd lopen: de ‘sleutel’ deugde niet; de sleutel der kennis was hun uit de hand geslagen. Zó staat het niet met de wet, de kerkenordening, doch met ‘interpretaties’ (!) van de wet, de kerkenordening. Zie een klein vuur, hoe groten hoop hout het komt verteren; ziet de kleine tong straks van den Valsen Profeet, het Beest uit de aarde, - de hele wereld zal die tong in brand zetten, totdat de smook en de smurrie heel het wereldrad heeft smerig-zwart geblakerd, totdat - de Brand er in slaat. Welke Brand? De brand van den man, door wien God de wereld gaat oordelen. Hij zal dat Beest uit de aarde, dat kriel-mirakel van de Verfijnde Tong, verdoen met het zwaard zijns monds. Hij zal de bidders, die de tong met een kool van 't altaar zich hebben voelen reinigen, verlossen van het helse vuur. Hij is het Woord van God geweest en blijft het eeuwig; zijn tong was 't Eerste Vuur, ontstoken van den hemel. Zijn hand was het, die Jesaja's tong geraakt heeft ter genezing. En zijn Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Die Geest neemt het alles uit het zijne, uit hetgeen van Christus is: ook nog de kolen van het hemels altaar, waaraan vandaag onze verhoogde Hoogepriester-in-ruste permanente diensten celebreert, diensten niet ter verwerving, maar ván verworvenhéden. |
|