Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Schisma - in Levi.Ga naar voetnoot1)En Jonathan, de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, hij en zijn zonen, zijn priesters geweest voor den stam der Danieten...... Het is de vloek der boze daad, dat zij steeds weer nieuwe moet baren. Dit bekende slagwoord is ook in Israëls leven gerechtvaardigd gebleken uit de feiten. Zie het maar aan het verloop der geschiedenis van den onwettigen eredienst, dien Micha de Efraïmiet heeft georganiseerd in zijn eigen particuliere woning. De wet had duidelijk voorgeschreven, dat de eredienst moest worden gecentraliseerd: één bepaalde plaats (Deut. 12:11, 13, 14) zou door de vrijmachtige keuze van den Heere zelf worden aangewezen voor den publieken offerdienst. Maar Micha had dit gebod overtreden. Zijn eigen patriciërswoning was tot cultisch centrum der omgeving door hem verheven. En, - bij de éne wetsovertreding voegt zich straks de andere. Eerst functioneert - bij gebrek aan beter - één van Micha's zonen als priester in 's mans privéheiligdom. Maar later - als het ‘toevallig’ zo uitkomt - later krijgt een rondreizend leviet de benoeming; tegen een vast salaris neemt de man den dienst waar; waarmee wel niet aan de letter der wet voldaan is, maar toch die letter der wet zoveel mogelijk wordt nabij gekomen, en daaraan tegemoet gekomen. De wet immers draagt den eredienst op aan den stam van Levi? Priesters zullen uit dezen stam Aärons zonen zijn, helpers de anderen. Welnu, helaas heeft Micha maar een ‘gewoon’ leviet kunnen engageren; niet een zoon van Aäron. Feitelijk mocht de man dus geen priester wezen. Maar komaan, - het begint toch allemaal wel wat te lijken. In elk geval is het een man uit Levi's stam, - de rest moet men maar door de vingers zien. ‘Zoveel mogelijk’ is met de wet gerekend...... ‘Zoveel mogelijk’ - daarmee moet de Heere zich maar tevreden stellen. Micha stelt een grens aan zijn respect voor de letter van de wet; en de bepaling van die grens is tenslótte puur willekeurig. Niet grillig, maar willekeurig. Die twee verschillen. Alsof er nimmer een staf van Aäron had gebloeid ten teken, dat Aärons linie de priesterlijke zou zijn (Num. 17), belooft Micha zich nu gouden bergen van de benoeming van zijn leviet. Maar hij wordt daarin deerlijk teleurgesteld. Zijn pronkstuk ontvalt hem later. Als | |
[pagina 184]
| |
de man de kans krijgt een hele stam - dien der Danieten - te dienen, wat hem eervoller dunkt dan bij één persoon in dienst te staan, dan verlaat hij zijn patroon en trekt weg met de Danieten: zij zullen voortaan zijn werkgevers wezen. Te Dan, dat vroeger Laïs heette, wordt nu door de Danieten ook zelf een privé-heiligdom ingericht, waar de van Micha gedeserteerde leviet als priester optreedt. En dit nieuwe privé-heiligdom is blijvend. Het werkt aanstekelijk: de latere koning Jerobeam, ‘die Israël zondigen deed’, heeft juist ook te Dan een separaat heiligdom ingericht - om Jeruzalem afbreuk te doen: er was immers een vóór-geschiedenis? Dissidenten houden van antecedenten; reeds in die en die eeuw, zeggen ze dan, was het zó als ik wil. Zo maken ze de wetsgetrouwen zwart en laten hen dissidenten schelden. Welnu, de antecedenten van Dan zijn treurig genoeg. Men krijgt er straks een hele reeks van priesters: Jonathan, volgens sommigen de man van Micha's particuliere heiligdom - werkt daar met zijn zonen. En deze Jonathan blijkt Gersom te mogen rekenen tot zijn voorouders. Gersom nu is een zoon van Mozes: wel heeft onze statenvertaling hier niet ‘Mozes’ doch ‘Manasse’ staan, maar ‘Mozes’ blijkt de juiste lezing te zijn. Zo komen dus afstammelingen van Mozes tot den onwettigen eredienst en het onwettige priesterschap. ‘Niemand neemt zichzelven die ere aan, maar die geroepen wordt, gelijkerwijs Aäron’. Maar voor dezen vader en deze zonen schijnt die regel vergeefs geschreven. Dat ook uit Mozes' linie de onwettige priesters kwamen, en geruimen tijd - d.w.z. volgens betere lezing van het slot van vs. 30 tot aan de wegvoering van de ark - dezen illegalen dienst zijn blijven volhouden, betekent niet minder dan een breuk, een schisma, in Levi's gelederen. Want het staat zó onder Israël: ‘Mozes in de politie en Aäron in het priesterdom’Ga naar voetnoot2). Mozes heeft de politieke leiding, en Aäron de cultisch-hiërarchische (die was toen nog geoorloofd). Wel Aäron, doch niet Mozes had voor zijn zonen een goddelijk mandaat van erfopvolging in de priesterlinie. Tegenover Melchizedek - den man van éénkeer - staat Levi - met zijn lange, lange reeks van priesters en van priesterlijke successie. En als nu uit Mozes' linie enigen grijpen naar de rechten van Aärons linie, als uit Mozes' geslacht zich een ‘dynastie’ poogt af te leiden, die aan de aäronietische concurrentie aandoet, wat is dat dan anders dan revo- | |
[pagina 185]
| |
lutie? Korachs ‘lot’ bestreed wel Mozes en Aäron gelijkelijk; maar in den grond was die oppositie een revolutie tegen Gods gebod. Is niet, zó gezien, Mozes' afvallige nakroost gelijk aan Korachs groep? Mozes contra Aäron. Dat is ook al eerder zo geweest - in de dagen van het gouden kalf. Het waren de twee pronkjuwelen van Levi's stam in de dagen der bevrijding, Mozes en Aäron. Ze waren de erezuilen die het kerkgebouw droegen. Maar in de kinderen komt de breuk; in het nakroost komt de mot, doet de een den ander geweld aan, negeert de een den ander, neemt de een, ongeroepen, en daarom ongerechtigd, zich de eer aan, die den ander toekomt. En juist door met de wet der wettige successie te spelen, juist daardoor wordt de aanslag op de Aäronietische ere meteen een roof, gepleegd aan de openbaring van God in Jezus Christus, den priester naar Melchizedeks ordening. Christus komt op naar de ordening van Melchizedek (den éénling), niet naar die van Aäron (Levi), de ordening der legale opvolging, der priesterdynastie en -genealogie. Hij zegt: niet zó - maar zus. Dat is het di-lemma van zijn verschijning. Hij staat of valt met dat di-lemma; wij staan of vallen met de kennis ervan. Een dilemma heeft twee leden: zó - of zús. Doch als nu iemand van de twee leden van eenzelfde dilemma er één vertroebelt, dan wordt het dilemma zelf onhelder gesteld; mishandelt hij het éne, daar doet hij ook het tweede onrecht aan. Ziehier de ellende van het schisma - in de ‘leidende kringen’. Het begint met het spelen met de letter van de wet; het vervolgt met het bagatelliseren van dat spel; en dat eindigt met de verduistering der toekomst van den dag van Jezus Christus. Zo was het ook in het Oude, zo is het nog onder het Nieuwe Testament. |