Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |
Vrijmaking - wet - evangelie.Ga naar voetnoot1)En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedrevenen wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen, als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. De vraag, waarom de pinksterdag van Israël door God is uitgekozen als datum van de uitstorting van Christus' Geest heeft meer dan één aspect. In een vroegereGa naar voetnoot2) overweging hebben we één van die aspecten bezien. Maar er is nog een tweede. Want als op den Israëlietischen pinksterdag God zijn volk toespreekt in de taal van dat volk zelf, en zó is metterdaad zijn handelwijze, dan krijgen we te doen met de opvatting aangaande de betekenis van Pinksteren, zó als die opvatting onder Israël bestond. Welnu, één van de bronnen, en wel de voornaamste, en alleenwettige, waaruit die opvatting van het Pinksterfeest voortkomt, is Leviticus 23; waarover in onze brieven bedoelde vroegere overweging reeds is gesproken. Maar anderzijds werd in feite onder de te Jeruzalem aanwezige feestgangers de opvatting van de betekenis van Pinksteren bepaald door de destijds reeds eeuwenoude bepaling, dat Paasfeest herinnerde aan de vrijmaking der kerk, toen zij ‘uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid’ werd in Mozes' dagen, terwijl dan Pinksteren zou herinneren aan de wetgeving op den Sinaï. Feit is, dat onder die duizenden en nog eens duizenden feestgangers de overgrote meerderheid een gedenkdag van de wetgeving op Sinaï beleefden naar hun gevoelen. Met dit feit voor ogen, mag men zeggen, dat de uitstorting van den Heiligen Geest juist op Pinksterfeest een goddelijke aanwijzing bevat omtrent de openbaringshistorische successie der heilsmomenten. Er zijn er twee, die op pinksterdag zich als kerk presenteren, elk met een profetische declaratie. Kajafas, die vandaag voor het eerst het pinksterceremonieel leidt en regelt, houdt vol: zó loopt de lijn: a) uitleiding uit Egypte; b) wetgeving op Sinaï; c) kruisiging van den Nazarener, als enige goddelijke maatregel om de wet te handhaven, die door Hem verkracht | |
[pagina 168]
| |
is; d) Pinksterfeest der kerk, die den Nazarener excommuniceerde en vervloeking van de sekte, die den Nazarener volgt; e) en in de verre toekomst: verheerlijking van het den Nazarener-vervloekende Israël in de toekomende gouden eeuw. Maar Simon Petrus, die vandaag voor het laatst het pinksterceremonieel onder Kajafas heeft tegemoet gezien, houdt met de zijnen vol: zó loopt de lijn: a) uitleiding uit Egypte; b) wetgeving op Sinaï; c) kruisiging van den Messias, als enige goddelijke maatregel om de wet te handhaven, die door Hem vervuld is; d) Pinksterfeest der kerk, die door den Christus als Borg van de eeuwige excommunicatie voor altijd verlost is en vervloeking van de valse kerk, die den Nazarener niet volgt; e) en in de verre toekomst: verheerlijking van het den Nazarener gelovende geestelijke Israël in de toekomende heerlijkheid. En nu kiest God, door Kajafas' gezelschap openlijk met de pinkstertekenen (geluid en licht) voorbij te gaan, tegen het vleselijke Israël, dat Hij desavoueert en excommuniceert; en door die pinkstertekenen te schenken aan de discipelen van den Nazarener, kiest Hij vóór dien kring, dien Hij openlijk erkent en aanneemt, en waaraan Hij de rechten en de predikaten der kerk toekent. Met andere woorden: Kajafas en de zijnen hebben de vrijmaking der kerk wel zien bekronen door de wetgeving op Sinaï, doch hebben het uitgeleide kerkvolk wéér gebracht onder het juk der dienstbaarheid, naamlijk, door de ‘wettische’ gehoorzaamheid die de wet Gods krachteloos maakt, en het evangelie miskent. Het is bij Kajafas: uitleiding uit Egypte-wetgeving-wetsverheerlijking zonder evangelie van vrije genade. Maar het is bij Petrus en de zijnen: uitleiding uit Egypte-wet-geving-wetsvervulling door en in het evangelie van vrije genade. Zo wordt de tegenstelling van wet en evangelie opgeheven; zó wordt het evangelie gezien als vervulling van de wet; zó wordt de uitleiding uit de dienstbaarheid, welke uitleiding in Mozes' dagen begon, nu gezien als volkomen gemaakt door Christus Jezus; en zó wordt het lied van Mozes niet weersproken, doch vervuld door en aangevuld met en verklaard in het lied van het Lam. En zó heeft God de verlaten kerk voor het laatst officieel toegesproken in haar eigen taal. |
|