Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHet offer der verstoten kerk als Kaïnsoffer bejegend.Ga naar voetnoot1)En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen. En er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen, gedrevenen wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen, als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. De vraag heeft haar reden, waarom de uitstorting van den Geest van Christus, en daarmee de vrijmaking der kerk uit de banden van het vleselijke Jodendom, haar losmaking uit de banden van Israëls nationale bestaan en haar uitbreiding over heel de wereld, juist op het Pinksterfeest geschied is. Had God soms een massa mensen nodig, om te luisteren naar zijn preek, en om zijn tekenen op te | |
[pagina 164]
| |
merken, en heeft Hij misschien dáárom gewacht tot den Pinksterdag, waarop immers een grote massa mensen in de stad aanwezig zou zijn? Dit kan de oplossing van het vraagstuk niet zijn. Wel kunnen we achteraf goddelijke wijsheid opmerken, die voor de eerste voldragen christelijke preek, van menselijken mond ambtelijk uitgegaan, een enorme mensenmassa heeft bijeen doen komen; maar hiermee kan het vraagstuk niet zijn uitgeput. Immers, God hangt nooit af van de ‘gelegenheden’, die Hem ‘geschonken’ zouden worden. Hij schept ze immers zelf? Hij schept ook zijn eigen hoorders, want Hij schept hun gehoor, dat is: hun geloof. Die God, die zijn hoorders maakt, behoeft op hen niet te ‘wachten’. Een andere vraag is evenwel deze: of God niet iets te zeggen heeft aan dat volk, dat heden niet naar Hem zou willen horen, maar toch zijn proclamatie zal moeten vernemen, - aan Israël dus, dat vleselijk is geworden, maar dat tot op den dag van heden rechtsgeldig kerk was. En inderdaad, God hééft voor dat volk den scheidsbrief gereed liggen. En als de scheidsbrief wordt overhandigd, dan moet de door haar ‘Man’ vanwege haar definitieve ontrouw nu in rechten verlaten vrouw hem zelf in handen krijgen, opdat publiekrechtelijk blijke, dat de valse vrouw wordt prijsgegeven aan de fundamentele eenzaamheid en aan het oordeel der onvruchtbaarheid, en dat de rechten van de bruid des Heeren overgaan op die gemeenschap, aanvankelijk uit Israël, die het verbond bewaard heeft, en dus den Zoon gekust. Zó is het bepalen van den Pinksterdag als Geestesdag geheel verklaarbaar. De pinksterdag, had onder Israël een zeer bepaalde betekenis. Het was het zogenaamde ‘wekenfeest’, waarvan Leviticus 23 den zin en het programma vaststelt. Wie dat hoofdstuk naleest, bemerkt, dat het Pinksterfeest volkomen wettig kan worden gekarakteriseerd als dankdag voor het gewas. De verzen 15-22 geven te kennen, hoe een ‘nieuw’ spijsoffer, d.w.z. een spijsoffer van een nieuwen oogst, moest worden gebracht. Het bestond uit twee ‘beweegbroden’, te zuren als gewoon voedsel. En dit offer was nu niet zoals in vele andere gevallen een offer van een particulier, doch van het ganse volk, van heel de kerk. Met andere woorden: heel de kerk dankte op den pinksterdag officieel den Heere voor het brood der kerk, voor haar plaats in de wereld, voor de goddelijke erkenning van haar recht op die plaats. De priester, als haar vertegenwoordiger, | |
[pagina 165]
| |
had in dat pinksteroffer te belijden: Gij hebt, o Heere, uw kerk weer een jaar lang haar plaats op aarde gegeven: Gij hebt haar in de woestijn der omliggende volkerenwereld haar plaats bereid, en hebt haar óók aldaar gevoed, en hebt haar daarin bevestigd, dat zij uw heilige, uw beminde is. Nu treden wij voor U, wij, als volk, als kerktotaal, als het heilige zaad der vrouw. Wij zijn als Abel, want zie, wij offeren U van onze eerstelingen, ten teken van onze dankbaarheid. Gij hebt alle eeuwen door dit offer van uw kerkvolk aangenomen: ook nu zult Gij dit andermaal ons doen. Hier staan wij. Wij hebben ons program getrouw gevolgd; neem aan, o Allerhoogste, het Abels-offer van het zaad der vrouw. Ook heden zal het ambtelijk apparaat van Kajafas alzo gaan handelen. Het program voor 't feest is opgesteld; de Heere zal zijn offerende kerk weer aannemen in haar offerande, haar pinksteroffer...... Maar op dezen pinksterdag worden zij, in wederom poseren als Abel, door hun God bejegend als Kaïn. Hun offer wordt vandaag niet aangenomen. Want Israël heeft het ware zaad der vrouw, den Nazarener, enkele weken geleden gekruisigd. Toen heeft het zaad der vrouw, dat was: de kerk, zichzelf verraden en verloochend. Die Christus wás het ware Vrouwenzaad. Maar hij is bij vonnis buiten de poort geworpen. En nu komt op den eersten dag waarop dit volk publiek zich weer komt presenteren als het zaad der vrouw, God duidelijk verkondigen, dat Hij over dit volk nu heel anders denkt. Hij laat den priester weten, dat Hij zijn offer, dat kerk-geschenk, niet aanneemt. De rook slaat neerwaarts in de aarde, al ziet men dit zo niet. God wil het offer van die kerk niet meer. Hij laat die harde werkelijkheid vandaag ook zeer duidelijk verneembaar worden: het Joodse volk, de kerk-tot-op-heden, wordt heden aangesproken in haar eigen taal; de scheidsbrief is in die eigen taal geschreven. Het zijn immers de Joden zelf geweest, die in hun rabbijnse litteratuur voorspeld hadden, dat, als Jahwe eens tot zijn kerk zou komen, Hij dat zou doen onder twee tekenen: een groot geluid voor het gehoor, en een groot licht voor het gezicht. Welnu, hier is een groot geluid, een geluid als van een geweldigen gedrevenen wind; en hier is óók een groot gezicht: verdeelde tongen als van vuur. En deze tongen zetten zich op bepaalde individuen: het huis, waar de discipelen van den Gekruiste eendrachtig bijeen waren, dat huis werd van dat grote geluid vervuld, en de wachtende bidders, die in dat huis bijeen waren, die werden van Godswege gewaarmerkt | |
[pagina 166]
| |
en als zijn gezegenden aangewezen met die tongen als van vuur. Maar dat prachtige andere grote Huis, het tempelhuis waarin Kajafas den scepter voert, dat ligt verlaten. Daar komt noch de grote stem, noch het grote licht. Zó kiest God scherp en klaar. Hij kiest publiek tegen het Kajafas-college. Het offert, ook nog nadat de tempelvoorhang door Gods hand gescheurd was, en het miskent dè daarin reeds uitgesproken gevaarlijke dreiging. Het posteert zich voor Jahwe als Abel, maar het wordt publiek vernederd als Kaïn. Het heeft den meerdere-dan-Abel vermoord, en is dus zelf meer dan Kaïn geworden. Zie, zijn huis wordt hem woest gelaten; een ander neme zijn opzienersambt. Maar de discipelen en discipelinnen van den Gekruiste worden op den dankdag voor het gewas bij God aangenomen. Ze hebben in den vorm van tempelbelasting nog meebetaald aan het volks-, het kerk-offer. Maar ze hebben het ware offer collectief en individueel aan God gebracht: ze hebben een gebroken hart en een verslagen geest aan Hem geofferd. En in den naam van den Gekruiste zijn ze nu sindsdien saamgekomen. Zo is bij hen het bloed van den meerdere dan Abel erkend. Het roept om wraak tegen den clerus, thans ontaard tot een Kajafaskliek. Maar het schenkt vergeving aan hen, die het inriepen tot zaligheid. Zo is de scheidsbrief uitgereikt aan het vleselijk geworden gedegenereerde Israël, en een trouwbrief, dien God gehandhaafd heeft, die is met hun naam voortaan voorzien. Zij zijn het vrouwenzaad; ‘de overigen van het zaad der vrouw’. Het kruis wacht op hen, en dan de kroon. Maar in de woestijn is hun een plaats bereid; daar worden zij voortaan gevoed (Openb. 12). Zij hebben het Pinksterfeest behouden, naar den zin; bij hen is ook die zin vervuld. En dit is nu één der redenen, waarom de Heere den Geest op Pinksterfeest deed komen tot de kerk. |
|