Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHet tweede offensief begonnen.Ga naar voetnoot1)En toen de draak zag, dat hij neergeworpen was op aarde, vervolgde hij de vrouw......en de draak werd vergramd op de vrouw, en ging heen, om oorlog te voeren tegen de overigen van haar zaad. Er is 'n scherpe insnijding in de hoofdstukken XII en XIII van de Openbaring van Johannes. Ze tekenen ons in apocalyptische trekken de gigantomachie, de worsteling der reuzenmachten, der uiterste beneden en der uiterste boven-krachten, zoals die, in fundamenteel contrast tegen de heidense gigantomachieën, door de Schrift, door den Geest van Christus, ons wordt in uitzicht gesteld. Er komt een Beest uit de zee; dat is de Antichrist van de daad, van de dictatuur. En er komt een Beest uit de aarde, dat is de valse profeet, de antichrist van het woord, de Minister van Propaganda van het Laatste Rijk. Het zal zichzelf noemen: Gouden Vredesrijk. Niet het Laatste, doch het Voleinde, en Blijvende. En deze Antichristelijke macht zal nu door den ouden draak, d.w.z. dien van Genesis 3, worden geïnspireerd tot het kwade. Tot den groten afval. Dit is de bange werkelijkheid, waarvan de Schrift ons openhartig spreekt. Maar zij doet dat niet zonder een zeer duidelijke tekening van een merkbaren overgang in den oorlog van Satan; een overgang van het ene offensief in het andere. Eerst heeft Openbaring XII ons den draak getekend, toen hij het KIND der vrouw wou treffen. Hij wilde dat KIND, dien zoon der vrouw, dat zaad der vrouw, den Christus dus, verslinden, zodra het zou geboren zijn. Dat is de forse pennestreek, waarmee heel de adventstijd van den ouden dag getekend en gekwalificeerd is. Satan | |
[pagina 162]
| |
heeft in dien tijd één doel: de vrouw beroven van het KIND; de moederbelofte ijdel maken. Dat eerste offensief is evenwel mislukt. Het kind wordt straks geboren; maar instee van het te kunnen verslinden, ziet de draak het aan zijn invloedssfeer onttrekken; het wordt beveiligd, het wordt snel opgenomen, weggerukt, tot God en zijn troon. Naar den inwendigen mens reeds op Goeden Vrijdag; mede naar den uitwendigen op den dag van zijn hemelvaart. Die wegrukking betekent: het Kind is voortaan buiten schot. En als de draak met al zijn legerscharen het Kind achterna vliegt, om het toch nog in zijn greep te kunnen krijgen, dan wordt die draak met al zijn gebroed uit den hemel geworpen, en daarmee is het offensief tegen het KIND der vrouw voorgoed gebroken. Doch nu komt het tweede. Werd de vrouw niet van het kind beroofd, welnu, dan kan misschien het kind van de vrouw beroofd worden. Zonder beeldspraak: werd de kerk niet van den Christus beroofd, laat dan de Christus van de kerk beroofd worden. Dan zijn ze toch gescheiden, deze twee: de Christus en zijn kerk. Hier zet het tweede offensief zich in. En bij dat tweede offensief nu treedt het Beest uit de zee op, en dat andere Beest uit de aarde; en deze twee zijn één. Dat tweede offensief is kenmerkend voor den tweeden adventstijd, dien van het Nieuwe Testament. Den tijd der inwachting van de wederkomst van Christus.
Voor deze inkeping in de geschiedenis der satanomachie mogen we wel heel dankbaar zijn, want ze geeft ons een duidelijk beeld omtrent waarde en betekenis der geschiedenis. Vooreerst zegt het ons, wat het betekenen wil, Pinksterfeest achter den rug te hebben. Hemelvaartsdag is het definitieve afsluiten van het eerste offensief; Pinksteren de radicale inzet van het tweede. Op Pinksterfeest komt de Zoon-der-vrouw, hoewel naar de menselijke natuur in den hemel blijvende, ver van het strijdtoneel, tot zijn kerk terug in den Geest, om nu de wereld over al haar breedten te maken tot het strijdtoneel. Op dit verbrede strijdtoneel zullen nu de Draak en de vrouw te worstelen krijgen. Zo is Pinkster de aanvang van het laatste offensief van Satan; tweede advent. In het eerste werd het Kind, in het tweede de vrouw bedreigd. Maar betekent ook al Pinkster verzwaring van den strijd, en concentratie van de laatste aanvallen op de kerk, toch is de ondergang van Satan voor het geloofsoog reeds te zien. Wie een tweede | |
[pagina 163]
| |
offensief beginnen moet, omdat het eerste, tevens de hoofdaanval, mislukt is, die staat er niet best voor. Zijn hoofddoel heeft hij niet bereikt. Ook Satan is persoon; en als de Schrift hem tekent met de trekken van den mens, die door 't ressentiment geplaagd wordt, dan vergeten we niet, dat zulks met psychologie niets heeft te maken, en dat ook hier slechts beeldspraak aan het woord is; dat ook over den Vorst der duisternis antropopathisch wordt gesproken in de Schrift, d.i. dat zij den geest, die geen mens is, toch tekent onder gebruikmaking van beelden, die ontleend zijn aan het mensenleven. Maar wij laten ons toch door die beeldspraak leren. We laten ons gezeggen, dat de Satan grote woede aan den dag legt, te groter, naarmate hij ‘ziet’, dat hij is neergeworpen uit den hemel, thans voor de tweede maal en dat hij maar een kleinen tijd heeft. Doch boven dit alles uit laten we ons zeggen, dat alle aanvallen, die de kerk in het tweede offensief te wachten staan, tenslotte een bewijs zijn, dat het eerste is verlopen. Elke nieuwe aanval is een vrucht van satans geleden nederlaag; in feite is zijn laatste offensief bewijs, dat hij na 't eerste gedrongen is in 't defensief. Want: Een aambeeld is de kerk; wanneer ze wordt geslagen,
zo doet ze anders niet dan dulden en verdragen.
Maar al de hamers die op dezen aambeeld slaan,
zijn zelve op het lest te pletteren gegaan.
|
|