Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdTóch de ‘éne uit duizend’.Ga naar voetnoot1)......en zijn velen verschenen. Reeds vóór den paasdag draagt God er zorg voor, dat ‘Zijn voetstappen niet bekend worden’. Pasen wordt wel de dag van de Ene Verschijning, doch reeds op Goeden Vrijdag arrangeert God tegen dien dag der dagen vele verschijningen. Hij doet op vrijdagavond ‘vele’ ontslapenen terugkeren tot het leven, en straks moeten zij in Jeruzalem aan ‘velen’ verschijnen. Dat zijn de paasverschijningen in het meervoud. ‘Velen’ verschijnen aan ‘velen’. Meervoud in 't kwadraat. Die verschijningen in het meervoud betekenen uit een oogpunt van evangelische propaganda- en evidentie-dienst uiteraard een ‘schadepost’ voor de Ene paasverschijning in het enkelvoud. Als straks de jongeren prediken: onze Nazareense Rabbi is uit de doden opgestaan, dan kunnen ettelijke anderen getuigen: welnu, indien dat waar zou zijn, wat zegt het ons? Er zijn in die dagen, waarvan gij Galileeërs, steeds zo'n ophef maakt, zo vele mensen opgestaan uit de doden. Wie bewijst nu, dat die Jezus van Nazareth Gods Zoon is? Indien het wederkeren uit den dood bewijs is van het Zoon-van-God-zijn, welnu, zijn er dan niet vele zonen Gods? | |
[pagina 146]
| |
Zonen Gods in het meervoud? Waarom zou die Nazarener Zoon Gods in het enkelvoud zijn? Als gij, Galileeërs, verklaart, dat Gods voetstappen gegaan zijn door het graf van den Rabbi uit Nazareth, welnu, waarom zouden ze dan niet den bodem van al die andere graven hebben gedrukt? Gods voetstappen, zijn niet bepaald bij u bekend, want ze zijn hier, en daar, en ginds óók bekend. De Rabbi van Nazareth, waarom zoudt ge hem noemen: ‘Een uit duizend’, zoals in Job 33 Elihu den Messias schijnt te willen noemen? Eén uit duizend? Vanwege zijn opstanding? Maar wij, wij staan voor het feit der vele opstandingen: meervoud. En onder die velen valt die Ene niet op. Temeer niet, omdat die anderen in Jeruzalem verschenen. Maar die zogenaamde Ene is naar Galilea vertrokken, zo zegt gij zelf, gij - Galileeërs. De anderen zijn nog gezien in de heilige stad, in Jeruzalem, de hoofdstad, de stad van het Kerkelijke Bureau van Kerkelijke Bewijsvoering. Maar die zogenaamde Ene is daar niet meer geweest. En zijn beweerde paasverschijning is niet geregistreerd, in de stad, die van registratie verstand heeft. Wat wilt ge toch met uw Nazarener als ‘Eén uit duizend’? En - zo kunnen die anderen verder hónen -: woudt gij, Galilese vissers, leerlingen van den Nazarener, ons vertellen, dat gij de ogen van de kerk zijt, omdat gij te haren behoeve uw Meester hebt gezien na zijn verrijzenis? Het is dwaze arrogantie. Uw ogen hebben uw ‘Enige’ gezien in Galilea, zegt ge? Maar de onze hebben ónze ‘velen’ aanschouwd in Jeruzalem. Alwaar het kerk-adres is. Gij betwist dat kerk-adres? Was uw beweerde Meester dan óók maar dáár verschenen, we zouden Hem misschien nóg hebben geplaatst op de lijst van mirabilia. Maar houdt toch op, gij Galilese vissers, met uw verhalen van zijn bijzonder messiaanse, en van uw eigen bijzonder apostolische ambt. Bewijzen kunt gij niets! Gods voetstappen bij Hem, bij u? 't Mag zijn, maar - ons zijn ze niet bekend. Onder de vele verschijningen verliest de éne haar evidentiële kracht, eens en voor goed. Op Pinkster gaat God met wind en vuur den tempel voorbij om de vissers te begunstigen. Maar op Pasen laat Hij de vissers in Galilea en de tempelstad krijgt thuis haar mirakelen.
Hoe goed is het, gemeente van den levenden Christus, de situatie van Pasen zó te zien! Want dat hamert een axioma bij u er in: met bewijzen zal 't niet gaan. We leven uit het geloof, en vegeteren niet op bewijzen. Inderdaad, er zijn vele levendgemaakten aan velen verschenen. | |
[pagina 147]
| |
En op de vraag: ‘zijt gij dood geweest, en leeft gij nu’? kunnen die velen ‘ja’ antwoorden. Een lange colonne zegt: ja. Maar als gij aan die velen de vraag zoudt voorleggen: ‘zijt gij geslacht als offerlam?’, of: ‘zijt gij overgeleverd om onze zonden?’, dán kan er uit die lange colonne slechts Eén naar voren treden om te zeggen: ja. En die Ene, dat is de Nazarener. En zó is Hij toch naar voren getreden als de Ene uit Duizend! ‘Kijk’ dus maar niet naar zijn herwonnen vlees - dát kan u ook bij anderen overkomen, doch ‘hoor’ veel liever naar wat de Schrift u zegt over de betekenis van zijn dood als offer- en als betalingsdood. Geloof in zijn eigen woord aangaande de geheel enige bijzonderheid van zijn dood, en dán ontvangt gij ten overvloede voor uw geloof óók nog de verzekering van de bijzonderheid van zijn verrijzenis. Want wie gelooft, ontvangt geloofsbewijzen. Maar wie zonder geloof op bewijzen vegeteert, die raakt al ras al zijn bewijzen kwijt: God laat op Pasen het Enkelvoud schuil gaan onder het meervoud. Opdat ik met u alleen maar zou geloven, dat er slechts Eén Natuurlijke Zoon van God is, de Ene uit duizend, en dat Hij krachtiglijk voor het geloof, hetwelk zijn Woord aanvaardt, bewezen is de Zoon van God te zijn uit de opstanding uit de doden. Hij, de enige, die is overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking, die anderen waren de eersten, ze waren vóór Hem. Maar Hij is de Eersteling, Hij is hun vóór. |
|