Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdType en antitype.Ga naar voetnoot1)Waarvan het tegenbeeld de doop......... Iedere doopsbediening herinnert onder ons aan den zondvloed; men kent de woorden omtrent ‘de acht zielen’ die den gelovigen Noach zijn behouden en bewaard, terwijl de ongelovig en onboetvaardige wereld door den zondvloed werd gestraft. Daardoor werd de doop beduid. Het zondvloedwater is type, het doopwater is antitype. | |
[pagina 91]
| |
Nu is altijd een type het mindere, het antitype het meerdere. Type is beeld, antitype werkelijkheid. De werkelijkheid komt in het type slechts gebrekkig tot uitdrukking, maar in het antitype rijst zij zelf voor het geloofsoog op, en overwint de zwakheid van het beeld, het type. Wie nu in volumes denkt, krijgt het te kwaad met deze verhouding type-antitype. Hoe, - dat kleine beetje doopwater zou in die grote massa's zondvloedwater slechts een zwak beeld hebben? En die brede golven en zeeën zouden het mindere, die waterdroppels bij den doop het meerdere, ja, het wezenlijke zijn? Ja zeker, zegt Petrus. Maar ge moet dan ook niet ‘in volumes’, doch ‘in krachten’ denken. Want het zondvloedwater doet aan één individu of dit of dat. Maar het doopwater verricht aan éénzelfde individu en dit en dat. Het zondvloedwater verzwolg, versmoorde, vernietigde, of het behield. Wie erdoor verzwolgen werd bleef dood, en kwam niet meer ten leven. Omgekeerd, wie in de ark geborgen was, werd door dat zondvloedwater opgetild, de zon tegemoet, gedragen de toekomst tegemoet. En hij werd door dat water niet verzwolgen. Of - of. Een derde was er niet. Maar het doopwater doet aan denzelfden individu, die gelooft, twee wonderen, tweeërlei werk. Naar den ouden mens begraaft het hem, versmoort hem, doet hem weg uit Gods gezicht. Maar diezelfde individu wordt naar den nieuwen mens opgetrokken uit den dood; beveiligd in den duisteren nacht, het leven tegemoet gedragen. Zo zeker gebeurt dat bij iedereen, die in het geloof de orakelvraag (Kittel) om een goed (een gerechtvaardigd) geweten stelt, als hij uitwendig met dat doopwater in contact gekomen is. Het doopwater is krachtiger dan het zondvloedwater. Het spelt denzelfden N.N. dood en leven, ondergang en opgang, gericht en verlossing, verdoemenis en rechtvaardiging. Ja, en dan is er nog een ding, waarin het doopwater den gelovige uitnemender is dan Noachs water-massa. Noachs water gaf wel leven, doch geen eeuwig leven. In die ark werd ook Cham behouden. En nauwelijks zijn de wateren van boven den aardbodem gelicht, of daar knettert een vloek uit Noachs patriarchalen mond. De vloek over Kanaän, den zoon van Cham. Maar wie de orakelvraag, d.w.z. de in het verbonds-verkeer der ambtelijke bediening geschiedende geloofsvraag om een goed geweten stelt voor Gods aangezicht, die weet, dat zijn oude mens zó | |
[pagina 92]
| |
echt is weggedaan, en de nieuwe mens zó waarlijk leeft, en leven blijft, dat geen vervloeking immer meer hem treffen zal. Type is geen antitype. Wie gedoopt is en den doop gebruikt in het geloof, die draagt een wonder aan zich, waarbij de storm van Noachs dagen en diens vredesgang in 't niet verzinkt. |
|