Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGabriël in actie.Ga naar voetnoot1)En ik hoorde een mensenstem......die riep en zeide: Gabriël, doe dezen het gezicht verstaan. En hij kwam bij mijne plaats......en hij zeide tot mij: let op, mensenkind, want het gezicht heeft betrekking op den eindtijd......Tegen den Vorst der Vorsten zal hij opstaan; doch hij zal zonder (mensen) hand verbroken worden...... Nog was ik aan het spreken in het gebed, toen de man Gabriël......haastig kwam toesnellen......en hij......zeide:......zeventig getallen zijn afgezonderd over uw volk en uw heilige stad, om de goddeloosheid te niet te maken, en de zonden weg te doen en de ongerechtigheid te verzoenen, en eeuwige rechtvaardigheid aan te brengen, en gezicht en profeet te verzegelen, en een heiligheid der heiligheden te zalven......En na de twee en zestig zeventallen zal een gezalfde worden uitgeroeid. De engel zeide......Zacharias,......uwe vrouw zal u een zoon baren......en velen van de kinderen Israëls zal hij bekeren tot den Heere hun God. En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in den geest en de kracht van Elia, om de harten van vaderen te bekeren tot kinderen, en ongehoorzamen tot de gezindheid van rechtvaardigen, om voor den Heere te bereiden een toegerust volk......Ik ben Gabriël. In de zesde maand echter werd de engel Gabriël van God gezonden......tot een maagd......Maria......En bij haar binnengekomen, zeide hij:......gij zult een zoon baren en zijn naam Jezus noemen......en de Heere God zal Hem den troon van Zijn vader David geven. Gods engelen, die liturgische, d.w.z. in den Rijksdienst met Rijksopdracht belaste, geesten (Hebr. 1:14), treden in dezen hun dienst voor het overgrote deel op zonder hun naam te noemen: bij een ambassadeur doet de naam van den Zender alles, die van den gezondene daarentegen niets er toe. Maar soms kan de naam van den Gevolmachtigde in Rijksdienst toch enige betekenis hebben; inzoverre namelijk, als in zijn naam | |
[pagina 87]
| |
de hoge autoriteit van zijn Zender, en dus van zijn eigen bood-schap tot uitdrukking komt, Zo wordt ook soms de engel Gabriël bij zijn naam geïntroduceerd bij de Kerk. Want Gabriël betekent: man-van-God; dienaar-van-God; leenman-van-God; hij staat ook ‘voor God’ (Lukas 1:19). Wie uit zijn mond een boodschap aanhoort, moge weten, hoe hij ze ontvangt; want de naam duidt aan het gezag van de hemelse mogendheid, die uit zijn mond zich laat horen. Zo is de engel Gabriël bij uitstek spreker Gods en toegevoegd verklaarder-spreker. Als Daniël, die ‘zeer gewenste man’, die hier beneden spreker Gods moet wezen, in een visioen een- en andermaal de toekomst van de Kerk onder de tirannie der vijandige wereldmachten aanschouwt, dan is het Gabriël, die hem het visioen moet uitleggen; zo wordt hij actief als engel-verklaarder, van boven. En het zijn allemaal vreselijke dingen die Daniël aanschouwt en Gabriël van authentieken kommentaar voorziet. Daarboven uit gaan evenwel de heerlijkheden van Gods behoudende en reddende genade in den komenden Messias. De ‘eindtijd’ is in aantocht: dat wil zeggen: de tijd, die Israëls geschiedenis tot haar voltooiing, tot haar laatste, haar ontknopings-periode brengen zal. Die ‘eindtijd’ zal, evenals de in Jer. 31 aangekondigde periode van het ‘nieuwe verbond’, aanvangen na de ballingschap, en alzo heenleiden tot de komst van den Messias, die dan weer van heel de wereldgeschiedenis het einde zal nabij brengen. Welnu, in dien ‘eindtijd’, in de laatste periode van de oudtestamentische bedeling, zal een wereldlijk en werelds vorst opstaan, die in heel zijn beleid beeld en voorloper zal zijn van den antichrist. Hij zal rebelleren tegen den Heere God, den Vorst der vorsten, den Heer der heren. Den door Dezen verordenden eredienst zal hij belemmeren; hij zal, om zo te zeggen, op den weg van den Koning Israëls ‘bergen’ als evenzovele barricades opwerpen, en ‘dalen’ als even zovele putten of wagen-vallen - ons geslacht zou zeggen: tank-vallen - graven. Dat is de éne profetie van Gabriël. Op den Koningsweg ziet hij bergen en dalen - d.w.z. belemmeringen voor den Vorst der vorsten. De antichristelijke vorst doet het tegendeel van wat Jesaja eens vorderde als de Rijks-prestatie voor den ‘eindtijd’: bereidt den weg van den Koning der koningen, slecht de ‘bergen’, vult de ‘dalen’, neemt de barricades weg, dempt de putten. Laat den Koning binnenrijden op een effen weg. Dat negatieve is de eerste boodschap, die Gabriël, Gods kommentator en parafrase-gever, Daniël doet horen. | |
[pagina 88]
| |
Maar daarom is het ook zo heerlijk, dat diezelfde Gabriël tegen het einde van den ‘eind-tijd-in-eersten-aanleg’ het negatieve bericht mag vervangen door het positieve. Eerst heeft hij den weg-versper-renden, den tempel-ontheiligenden anti-christelijken tiran moeten aankondigen (in Antiochus Epifanes); maar thans mag hij de geboorte voorspellen van den de versperringen wegruimenden, den tempel schoonvegenden voorloper van Messias (in Johannes den Doper). Die zal de ‘bergen’ slechten, de ‘dalen’ vullen, opdat de Koning zijn erfland ongehinderd binnentrekke. Antiochus - die zal velen verleiden. Johannes - die zal velen bekeren. Antiochus - die zal de grote Achab wezen. Johannes - die zal de grote Elia zijn. Antiochus - die zal met zijn brutale daden van tempel-ont-heiliging, van besnijdenis-verbod, van altaar-profanatie, de jongere generatie (de zonen) van de ouders (de vrome vaderen) losweken. Maar Johannes - hij zal de jongere generatie weer tot de gehoorzaamheid der vrome voorgeslachten terugroepen. De besnijdenis zal hij door den doop bevestigen, het altaar door de offerande heiligen, den tempel een willig volk toevoeren. O Gabriël, - gij ziener van de vernielingstroepen van den antichrist, maar tevens van de herstel- en opruimingstroepen van de vijfde colonne van Vorst Messias! O Gabriël - gij verkondiger van kwade en van goede boodschap! Gabriël - gij kommentator van het onverkorte evangelie; uw woorden zijn bitter én zoet, ze spellen doodsweeën, maar niet minder de barenweeën van den eindtijd, - van állen eindtijd, - ook van den onzen.
Negatief en positief - die waren tot nu toe kwesties van voorlopers. Antiochus Epifanes was een voorloper van den groten Antichrist, en Johannes de Doper voorloper van den Christus. Doch ook de Christus zelf zal negatief en positief in zijn werk zijn. En weer is Gabriël, die opnieuw den profeet-ziener Daniël als engelverklaarder te hulp snelt, volledig in de tekening van dien Mensenzoon, tevens Zoon van God. Allereerst geeft hij weer den ‘eindtijd’ aan, de periode van de te-ruste-brenging van het Oude Testament. Die tijd zal zeer chaotisch zijn: antichristelijke razzia's als van Antiochus Epifanes gunnen aan opbouwende krachten geen kans, ze brengen alleen maar den chaos. Ja, zo is 't van menselijken kant. | |
[pagina 89]
| |
Maar van Gods zijde zal toch diezelfde onregelmatige tijds-spanne vól van opbouwende kracht zijn, en regel-matig tot in het uiterste. Als ‘zeventig zeventallen’ (o, die ronde getallen) staan in Gods raad die jaren van antichristelijke afbraak te boek gesteld. ‘Zeven’ is het getal van goddelijke volkomenheid en volledigheid, van een goddelijk klaar-komen en tot rust-komen. ‘Zeventig maal zeven’ wil dus in de taal der getallen-symboliek zeggen: er is een periode van constructieven arbeid, van opbouw van goddelijke scheppingskracht, die tot rust komt, die eens gaat zeggen: het is volbracht. De afbraak-periode van den antichrist is dus dezelfde als de opbouw-periode Gods. Welnu, in die periode zal het doel van Gods positieven opbouw zijn: de vernietiging der goddeloosheid, het wegdoen der zonde, de verzoening der ongerechtigheid, het oprichten ener blijvende gerechtigheid, de rechtvaardiging van geroepen zondaren. Daarin zullen het profetisch gezicht, alsmede de man, die het onder woorden bracht, uit de feiten van deze vrijsprekende genade Gods worden gerechtvaardigd, hun bevestiging ontvangen. Het oude verbond zal straks met ere worden uitgeleid: het is dan oud en verouderd, en kan verdwijnen. Een nieuwe eredienst, in geest en waarheid zal worden ingevoerd, het zal een ‘heiligheid der heiligheden’ zijn, maar dan in een geestelijken tempel, en gezalfd met meer-dan-olie. Doch deze nieuwe toekomst zal niet zonder bloedstorting kunnen worden bereikt. Tel van de zeventig zeventallen de laatste zeven af, en voor uw geest staat de laatste periode vóórdat het: ‘het is volbracht’ der goddelijke rust kan worden uitgesproken. In dit slot-bedrijf nu van het goddelijk drama zal bloed vloeien. Verzoenend bloed. Offerbloed. Het bloed van den Gezalfde Gods, die zelf zal worden uitgeroeid, zijn leven tot een rantsoen stellende. Het slotbedrijf - dat is in de symboliek der getallen de tijd van Christus' omwandeling op aarde. Dan komt het ‘volbracht’, - en dan is het Pasen, rust, sabbatsrust, volkomen rechtvaardiging. En dan is David in zijn Zoon en Heere geklommen op den troon, boven de wolken, waar niemand hem ooit weer kan ontbloten. Aldus Gabriël aan het begin der zeventig zeventallen, sprekende tot Daniël. En zie nu weer, hoe rijk de Schrift is, hoe nauwkeurig de klok slaat in den hemel, en hoe groot de eenheid is in de opdrachten van Gods hemel-liturgen, van zijn liturgische ambassadeurs. Zie, het beginpunt van het laatste zevental is bereikt - een maagd gaat | |
[pagina 90]
| |
zwanger worden; reeds is de tegenvoeter van Antiochus Epifanes, Johannes de Doper, in het vlees ontvangen; en in de zesde maand na diens conceptie gaat Gabriël de klok luiden - ditmaal niet in de dromen van Daniël, doch voor de wakende Maria. Het Kind, dat eenmaal uitgeroeid zal worden, komt uit uw schoot, gebenedijde vrouw. Het offer-van-bloed, dat Hij gaat brengen, moet zijn naam bepalen: noem hem dus Jezus - zalig maker; want Hij zal de grote Rechtvaardiging brengen. En Hij zal Davids troon bestijgen - in rust, na zijn zeventig zeventallen - als alles gans gereed zal zijn. O Gabriël - hoe schoon is toch uw liturgie. Van den Oelai (het water uit de dromen van Daniël, 8:2, 15) tot Nazareth, van Susans burcht (8:2) tot Nazareths stulpje, van Antiochus Epifanes' protserig paleis tot Zacharia's tempel-vloer, van de door Antiochus gemolesteerde en gearresteerde priesters tot den in den tempeldienst herstelden Zacharias, van voorloper tot Koning, van vóór-alarm tot Groot Alarm trekt gij de openbaringshistorische lijn recht-toe- rechtaan. Een maagd spreekt gij met zachte stem aan, maar een priester, die de boeken kennen moet, die de openbarings-lijn dient te kennen, en toch nog twijfelt, dien sluit gij den mond totdat het wonder is geschied (Lucas 1:20). Gij Gabriël, wijk van ons en maak voor den Beteren Engel, dien van dat Offerbloed, plaats. Hij vergeve ons ons slechte lezen van de boeken en lere ons daarna ze lezen en voor-lezen in de adventstijden van God-Messias, die zijn Rust nog gaat volmaken in tien maal tientallen jaren, in zijn verheven ‘duizend’-jarig-rijk van gister, heden, morgen. |
|