Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdHet dictaat.Ga naar voetnoot1)En gij zult zijn naam heten Jezus, want hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden. Er is een merkwaardige tegenstelling tussen de naamgevingen op de eerste bladzijde van het Oude Testament, en de grote naamgeving op de eerste bladzijde van het Nieuwe Testament. In eerstgenoemde proeven we een improvisatie van de mensen. In de tweede een dictaat van God. | |
[pagina 80]
| |
In de eerste zoekt de mens uiting te geven aan zijn gedachten, zijn verlangen, zijn hopen en vrezen. Hij neemt het potloodstift, en tracht den plattegrond te tekenen van de evangelische stad: hier is een monument, ginds weer een. Of: een schets van den messiaansen weg: hier een mijlpaal, daar een mijlpaal. Maar in de tweede beveelt de engel des Heeren plaats in te ruimen voor het dictaat van God. Dat dictaat, waarin zijn raad wordt afgekondigd, zijn plan wordt aangegeven. Hij neemt wel een ‘mensengriffel’ (om met Jesaja te spreken), d.w.z. Hij spreekt wel in gewoon mensen-schrift en zelfs in gewone-mensen-schrift; en zulks alles vanwege zijn grote goedertierenheid, opdat wij Hem recht verstaan zouden en niet van Hem en van zijn stem zouden worden overwéldigd. Máár, - op dat proclamatiebord dat de Heere trouwens zelf geplaatst heeft op het forum van de Kerk-stad, daar schrijft toch Hij. Het schrift is ‘mensen-schrift’. Doch de hand is gans en al Gods hand. Het is een dictaat, een bevel, een openbaring, die geen discussie toelaat: gij zult zijn naam heten Jezus. Zo is het feit reeds in zichzelf, het feit van een hemels dictaat aangaande den naam Jezus, een konsekwentie van wat in de Adventsweken ons bezighield. We hebben toen gezegd, dat de valse profetie spreekt niet uit het Woord, doch ‘uit het hart’. Reeds het enkele feit van dit uit-het-hart-spreken stempelde haar tot valse profetie, en daarmee tot een anti-messiaanse. Daarentegen is de ware profetie gebonden aan het Woord: ze staat onder gezag. En deze gezags-lijn trekt de Heere God nu verder, als Hij, tot Jozef gekomen, hem dicteert den naam van Jezus. O Jozef. 't is een pijnlijk uur voor u. Weken aaneen hebt gij uw zorgen gekend: was die bruid van u, ja of neen? Het waren uw zorgen. Gij zijt met één slag - voorzover gij gelooft althans - van deze zorgen nu ontslagen door het woord van den engel van uw God. Ge kunt en moogt uw ondertrouwde vrouw nu nemen, - onder wets-verband althans, en derhalve in onthouding vooralsnog. Die vrouw is niet van u, ze is van 't Zaad, en van de kerk. Maar al roepen ook uw ingewanden vanwege de angsten en uitreddingen, die gij hebt ondervonden, - de naam van 't kind zal over al die particuliere dingen zwijgen moeten. Noem zijn naam naar zijn ambt. Zijn ambt is voor de kerk. En hiermee basta, Jozef. Het valt niet mee, in 't snijpunt van de wegen van de valse en van die der ware profetie te staan. Nooit heeft ‘het hart’ zich zó bewogen gevoeld, als toen Jozef zijn vrouw kreeg en zij beiden hun kind (ook | |
[pagina 81]
| |
hij werd dadelijk ingeschakeld). Maar nimmer heeft het subject, 't mensen-hart, zó moeten zwijgen als in dit verschrikkelijk uur.
Keer nu even met uw gedachten terug naar die eerste bladzijden van het Oude Testament. De namen, die men daar den kinderen geeft, zijn, denk maar aan de authentieke ‘interpretatie’ van de ouders, een tasten met onzekere hand. Kaïn - een man, zegt Eva; de sterke, de verpletteraar misschien? 't Was juist dat element van kracht, dat in de moederbelofte zo naar voren was geschoven: ‘den kop der slang vermorzelen’. Maar Kaïn bouwt niet, doch hij breekt. Dan komt daar Habel - ‘ijdelheid’ betekent dat - wie gister te veel roemde, prijst morgen te min. Zo is de kerk begonnen - zoekend, tastend. Een belofte had ze; maar de wijze en de tijd en 't tempo van de vervulling der belofte was haar niet ont-dekt. Zo zoekt de Kerk, en tast mis. Zo rekent ze, en valt in mis-rekening. Ze taxeert en 't komt niet uit. Maar daarom schiet van Boven straks die engel neer met een hemels dictaat. 't Is ‘mensen-schrift’, want Jozua's (Jezus-sen) waren er voor dien, zijn er bij honderden in de dagen van keizer Augustus en zullen er altijd blijven: er zijn ettelijke Jozua's (Jezussen) gestorven in de concentratiekampen van onlangs. Maar de kommentaar bij 't mensen-schrift, die is hemels. Hij zal zijn volk zalig maken, en dan wel van hun zonden.
Zo hebt ook gij, o mens, wie gij zijt, den naam van Jezus als dictaat-van-boven te eerbiedigen. Dat is te zeggen: Hem te geloven op Gods gezag. Niet van achteren, wanneer het in de ervaring uitgekomen is, doch van te voren hebt gij Maria's zoon te eren als den Zaligmaker, die verlost van zonden. Ge moogt Hem niet ‘proberen’. En den heilsweg moogt gij niet ‘ontwerpen’. En den openbaringsgang moogt gij niet ‘pro-jecteren’. En de Rekening van onze Redding moogt gij niet ‘begroten’. Gij hebt slechts op gezag Hem te aanvaarden, die zijn naam van boven zag gewaarmerkt worden, en beschermd, en die tot u gezonden is met rijke beloften, echter nimmer zonder ‘bevel van geloof en bekering’ (Dordtse Leerregels). |
|