Schriftoverdenkingen. Deel 3 (Verzamelde werken afdeling II)
(1959)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
De voedsterheer der valse profetie ten val gebracht.Ga naar voetnoot1) (Advent)En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De éne nu zeide aldus en de andere zeide alzó. Toen ging een geest uit en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede? En hij zeide: Ik zal uitgaan en een leugengeest zijn in den mond aller zijner Profeten. En hij zeide: Gij zult overreden en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo. De strijd van vrouwenzaad en slangenzaad beheerst heel de geschiedenis van de kerk van Jezus Christus. Het is een strijd van kracht en tegen-kracht. En wijl de grootste kracht in de wereld tenslotte die van het woord is (want wat kan het woord al niet tot stand brengen?), daarom is het ook, en niet in de laatste plaats, doch juist in de eerste plaats, een strijd van woord en tegen-woord. Van Gods Woord en satanisch woord. Van geestelijk en van natuurlijk woord. Van Geestes-spraak en Beestes-spraak. Van ware profetie en valse profetie. Van de energie der waarheid en van de energie der leugen. Wie de advents-lijn grijpen wil, die door de eeuwen heenloopt, van het verloren paradijs, over Bethlehem, tot aan den jongsten dag, die komt daar niet mee klaar, tenzij hij staag zijn aandacht richt op 't fenomeen der valse profetie. Ze is er in den aanvang der geschiedenis: de ‘profetie’ van Lamech, die ‘uit zijn hart’ spreekt, en zich van 't Woord Gods losmaakt, staat tegenover de openlijke aanroeping van den Naam des Heeren in de lijn van Enos, den zoon van Seth. Ze is er, als Mozes in Deut. 13 den valsen profeet als doemwaardig tekent, wijl hij ‘uit zijn hart’ spreekt, d.i. ‘versiert’, verzint, wat 't vlees zo graag verzonnen ziet, terwijl hij in Deut. 18 den anderen profeet ons wijst, die naar het Woord spreekt, die een profeet als Mozes zelf is, gehouwen uit en behouwen door het Woord van God; een profeet, die straks Messias blijkt te wezen, middelaar van 't nieuw Verbond, sprekende wat Hem getoond is, wat Hij gezien heeft en gehoord. Ze is er, als de Christus Zelf bij 't afscheid nemen aan zijn jongeren voorhoudt, hoe zwaar de strijd straks zijn zal tussen ener- | |
[pagina 67]
| |
zijds de valse profeten, die wolven-in-schaapskleren, die verklaren: ‘ik ben het’, of ‘daar is Hij’, terwijl men toch geen geloof hun schenken mag, - anderzijds zijn eigen discipelen, die Hij, ook zonder dat een wonderteken hen aannemelijk kan maken bij ‘die buiten zijn’, toch op het Woord beveelt te steunen en uit het Woord beveelt te spreken. Ze is er, als Paulus vecht tegen den Satan in Filippi, of tegen den valsen profeet uit Handelingen 13, Bar-Jezus, of Elymas. Ze is er tenslotte aan het eind der dagen, wanneer het Beest uit de aarde, de valse profeet, de scharen achter zich krijgt en door wondertekenen haar verleidt. In die dagen, waarin God den mensen, die niet anders wilden, zenden zal een kracht, een energie, van dwaling.
Een hoogtepunt nu in de historie van de valse profetie is door haar bereikt in koning Achabs dagen. Een hoogtepunt is bij de valse profetie uiteraard een diepte-punt. Is 't niet een pracht-gezicht: vierhonderd man, die officieel geraadpleegd worden in een politieke crisis? De koning van het 10-stammenrijk, Achab, is in vol ornaat verschenen in de pas gebouwde residentie van zijn vader Omri, om over een veldtocht tegen de Syriërs te confereren met de groten van zijn rijk. De spanning is er: oorlog is op til, en de kreet is niet van de lucht: verlos de volksgenoten, die te Ramoth onder vreemden hiel vertrapt zijn: breng hen weer thuis in 't Rijk! ‘Heim ins Reich’! En zie, óók de koning van 't twee-stammenrijk is gekomen naar Samaria! Dat zégt wat: de bewoner der oude residentie (Jeruzalem), kwam over naar de nieuwe (Samaria), de contra-residentie. De veldtocht zal een onderneming van hen beiden worden: geeft God zijn zegen niet in die verbroedering van twee maar al te droef gescheiden Rijken? Zie ook, hoe grote plaats ‘de religie’ inneemt in dit nieuwe Rijksbewind. Hunne Majesteiten zijn niet tegen ‘de religie’. Verre vandaar: vierhonderd profeten worden officieel geraadpleegd. De koning Achab heeft hen ingeschakeld in het staatsbestuur: hij is hun voedsterheer, hij voedt, kleedt en honoreert hen uit de staatskas, en - hij laat hen spreken ook: zij mogen nimmer den indruk wekken van slechts een duur ornament te wezen. Vierhonderd profeten - twee koningen, is 't niet een prachtgezicht?
Maar wie op deze vraag toestemmend moge antwoorden, niet alzo | |
[pagina 68]
| |
Micha, de gevangen profeet, die voor ditmaal op aandrang van den hogen gast uit Jeruzalem uit de cel gehaald wordt, om ook zijnerzijds aan de geallieerde koningen de naaste toekomst te voorspellen, en hun advies te geven nopens den voorgenomen veldtocht. Die éne man staat daar alleen tegen de vierhonderd. Zij hebben allen om het luidst geroepen: trek op, trek op, deze militaire onderneming zal voorzeker slagen. Maar Micha luidt de doodsklok. Die koning Achab daar in zijn schitterend gewaad zal sterven in den krijg. De profeet Micha heeft dat gezien. Wát heeft hij gezien? Dat de Heere God het vonnis uit gaat voeren, hetwelk Elia heeft voorspeld aan Achab. Elia heeft Achab verkondigd, dat hij den dood der schande sterven zou: de honden zouden zijn bloed lekken. De tijd is nu gekomen. Die veldtocht zal het einde nabij brengen; de honden slurpen straks werkelijk het bloed van Zijne Majesteit.
Waarom is Israëls God zo gram op Achab? Omdat het Achab is, die stelselmatig het advents-schrift uitwist, dat met den vinger Gods geschreven is op het proclamatiebord van de kerk van 't Oude Testament. Achab, - hij trouwt Izebel, Ethbaäls dochter, de brutale syncretiste, die stelselmatig den dienst van Jahwe vermengt met dien der baäls en astartes. En hij laat haar begaan - het Messiaanse adventsschrift wordt uitgewist. Achab, - hij geeft bevel Jericho te herbouwen. Maar Jericho mocht niet herbouwd worden; dat is: de puinen van de muren van die oude stad mogen niet worden opgeruimd: Jozua, die type van Messias, heeft met een zwaren vloek destijds een ieder bedreigd, die deze resten op zou ruimen. Waarom? Omdat de muren van Jericho door het geloof gevallen zijn, zonder enige mensendaad, zonder enig wapengeweld, zonder den wil des sterken mans. Daarom moesten die ruïnes blijven liggen: ze waren aan de ingangspoort van het beloofde land, en dus in de sleutelpositie der evangelische verkenningsdiensten, een sprekend document der vrije genade, der verlossing, die om niet geschiedt, en die gegeven wordt door den Meerderen Jozua, den middelaar van 't Nieuwe Testament. Maar Achab stoort zich daaraan niet. Anderen vóór hem bouwden naast die ruïnes, hij laat op de plaats zelf, waar zij liggen, zijn vesting gronden - het messiaanse adventsschrift wordt uitgewist. Achab, - hij heeft later opnieuw een wonder-teken van een muur, | |
[pagina 69]
| |
die omviel, getrotseerd: hij, de recidivist. Toen Benhadad hem de lendenen wilde breken, gaf Israëls God tot tweemaal toe dezen geweldenaar in Achabs hand. Als nu de verslagen rest van Benhadads leger vlucht naar Afek, valt de muur dier stad op de 27000 man, die Benhadad overgebleven zijn. Het tweede muur-mirakel dus: Jericho eerst, Afek daarna. Weer zijn er muur-resten, die het advents-schrift van vrije genade, van genade om niet, zonder mensen-toedoen leren spellen. Maar ook nu stoort Achab zich aan dat messiaanse schrift niet: hij spaart Benhadad, en maakt hem zich tot - bondgenoot. Precies wat Saul met Agag heeft gedaan. Daarom zegt een profeet den vloek hem aan: hij heeft ook voor de tweede maal het messiaanse-muur-schrift uitgewist. Achab, - hij heeft den akker van Naboth zich geannexeerd. Hij wilde dat stuk grond kopen, niet zó, als David Ornans akker kocht, om er een tempel op te bouwen, en den Heere dus er mee te eren. Neen, Achab wil dien lap grond hebben om het kroon-domein te vergroten. En Naboth weigert. Hij weigert terecht, want de akker mag niet worden vervreemd, doch moet in de geslachten blijven. Zo wil het de Heere; Hij heeft immers het jubeljaar ingesteld? - Het jubeljaar nu is een messiaanse boodschap; om de zeven dagen een sabbatdag; om de zeven jaren een sabbats-jaar; en om de zeven maal zeven jaren een opper-sabbats-jaar, een jubeljaar, dat wijst naar Christus, Die de armen rijk komt maken, de blinden zal doen zien, de doden zal doen leven. Van dat jubeljaar houdt Israëls God: de koning, die als eedschender de slaven knecht, en zo de wet van het jubeljaar trotseert, wordt straks om deze zonde in de ballingschap gebracht. En zie, als nu Achab Naboth laat vermoorden, en langs dezen weg den akker toch aan zich trekt, dan zondigt hij publiek en officieel tegen de messiaanse jubeljaar-profetie: hij heeft het messiaanse advents-schrift uitgewist. Achab, - hij heeft tenslotte de valse profetie begunstigd en ze aan zijn soevereiniteit als staatshoofd ondergeschikt gemaakt. De ware profetie nu getuigt van Christus: zij moet dus spreken uit het Woord. Om haar materiële inhouden, o zeker. Maar ook reeds om haar formele binding aan hetgeen geopenbaard is. Want de Christus, en de verlossing-van-messias, is ‘iets nieuws’ op aarde (‘chedasjah’); Hij komt door 't wonder; geen oog heeft gezien, geen oor gehoord, geen hart bedacht, wat God in Christus heeft bereid aan wie Hem liefhebben. Wie Christus preken wil, en in eigen profetie den Christus als Hoogsten Profeet en Leraar wil vertonen, die moet | |
[pagina 70]
| |
dus nooit spreken ‘uit zijn hart’; doch altijd ‘uit’ het Woord. Als daarom Achab de valse profeten tot een staats-instantie maakt, en 't spreken-uit-het-hart bij staatsdecreet aanmoedigt, ja brutaal-weg vordert, en daarom dien énen profeet Micha, die hetgeen geopenbaard hem is en alleen dat geopenbaarde verkondigt, in de gevangenis werpt en straks nog eens laat werpen, dan is dat een georganiseerde anti-messiaanse daad; hij heeft het messiaanse advents-schrift uitgewist. Zó komt het, dat de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, de God, van wien de advents-tijden zijn, Achab zo gram is.
Nu valt een ieder in zijn eigen garen. Ook Achab. En dat is het, wat, in een laatste serieuze roepingsdaad, de profeet Micha hem heden komt profeteren. Hij laat den koning horen, wat hij in zijn cel gezien heeft: hij kreeg een visioen en daarin zag hij, hoe de Heere raadslag hield met al zijn troon-geesten. Het punt van 't dag-agendum is: Achabs ondergang. Maar hoe is de weg, wat is het middel, dat dit doel zal doen bereiken? Elia heeft - na de antitheocratische, anti-messiaanse daad van Naboths executie, hem aangezegd, dat hij smadelijk zou vallen. Tevoren had na de episode-Benhadad een andere godsman hem eveneens den ondergang voorspeld. Hoe zal het doel bereikt worden? De profetie vervuld? Daar komt in de hemelse raads-zaal een geest naar voren: hij zal een leugengeest in Achabs staatsprofeten wezen. Dat is, zonder visionaire beeldspraak gesproken: in dezen geest is ons als 't ware voor ogen geschilderd, dat óók de georganiseerde leugen, gelijk alle zonde, staat onder het bestuur van God. God laat de zonde toe: dat is permissie. Maar Hij is daarbij geenszins passief: de permissie is actieve permissie. Die leugen-profeten zeggen wat zij graag willen zeggen: ze spreken immers ‘uit hun hart’? En Achab, die hun voedsterheer is, hoort uit hun mond, wat hij zo heel graag horen wil. Geen van die allen is ‘een stok, een blok’. De sprekers niet, de hoorders ook niet. Zij handelen allen in vrijheid, en in verantwoordelijkheid. Maar in en door hen vervult zich de raad van God. De man, die 't messiaanse adventsschrift álmaar uitvlakt, wordt zelf nu uit-gevlakt. De dood achterhaalt hem op die éne plaats, waar hij nu juist met alle geweld naar toe wil: Ramoth in Gilead. De oorlogspropaganda is prachtig opgezet; maar aan zijn eigen propaganda-trucs zal de koning zich den dood eten, den smadelijken: ach, die honden straks. Die honden, en die hoeren (22:38). | |
[pagina 71]
| |
Het messiaanse advents-schrift is door God dus wél verdedigd en beveiligd. Hij laat zijn lessen, zijn advents-lessen niet bespotten.
Gaat ons dit alles soms óók aan? O zeker. Want wij zijn wachtende op Christus' tweede komst. Het drama van den Achab, die in eigen garen valt, in 't garen van de antiadvents-profetie, de valse dus, herhaalt zich dan. Dan? Kom, zeg maar ronduit: nu. Want de einden der eeuwen zijn op ons gekomen. En die einden der eeuwen brengen op grote schaal wat Achab nog maar in miniatuur-formaat ons deed zien. De Antichrist-der-daad komt niet alleen straks: hij brengt den antichrist-van-'t-woord, den valsen profeet, met zich mee. Hem zal de hele wereld glansrijk honoreren. De Staats-kas der Verenigde Naties zal hem compleet in 't goud zetten: dien schitterenden Redenaar van het Veredeld Mensenras......Doch Paulus schreef het reeds naar Thessalonica: zij hebben straks de liefde voor de waarheid niet aangenomen: ze zijn als Achab. En daarom zendt God - Hij is weer zeer actief in zijn permissie - hun een kracht, een energie van dwaling (2 Thess. 2): ze sterven als Achab. Heel het straks in te stellen Ministerie van Propaganda van den Bond der Verenigde Volkeren in de Gouden Eeuw zal van de onderste betonplaat tot aan den bovensten torentrans gaarne betaald maaksel van de enthousiaste mensheid wezen. Maar in den hemel zei, en zegt vandaag een geest van rondom den troon: Ik zal daar resideren, ik zal aldaar een leugengeest zijn in den Minister, en ook in het laatste fanatieke dolle klerkje. Ze zullen allemaal het messiaanse adventsschrift uitwissen. Dan moet ‘Micha’ in de gevangenis. In het concentratiekamp. Naar de gaskamer. Maar Christus komt toch over zijn as-resten heen. ‘Sein König reitet all über sein Grab’. Hij komt, hij komt, om d'aard te richten, de wereld in gerechtigheid: al 't volk waar 't wreed geweld moet zwichten, wordt in rechtmatigheid geleid. Hij zal het messiaanse advents-schrift bevestigen, bekronen, handhaven, verzegelen. En den anti-christ zal Hij verdelgen met het zwaard zijns monds. De honden zullen zijn bloed lekken, de gieren komen af op het grote Aas; en de hoeren nemen haar laatste bad, als de lucht zo benauwend heet wordt vanwege den laatsten asregen.
En dit is dan de horribele waarheid over de anti-adventspreekjes | |
[pagina 72]
| |
der valse humanitaire eenheid van de wereld. En ja, 't is waar ook: dat is de waarheid over de valse anti-adventspreekjes óók van de kerk. We zouden háást vergeten gaan, dat dat mooie stadsplein in Samaria, waar die prachtig uitgedoste verenigde koningen confereren en waar die 401 profeten profeteren......kerk-terrein geweest is. O Jezus Christus, Uw Schrift, Uw anti-eenheids-schrift, Uw hand, die daar een mene mene tekel ufarsin schrijft boven onze kranten-paleizen-in-aanbouw! |
|