Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe tweede dood.Ga naar voetnoot1)En de dood en de hel (de hades) werden geworpen in den poel des vuurs; dit is de tweede dood. Indien wij het als een paaszegen begroeten, dat aan den dood en het graf de tanden uitgebroken zijn, en indien dit in den bijbel nu genoemd wordt: tweede dood, dan verdient die tweede dood den | |
[pagina 385]
| |
schonen en verschrikkelijken naam van: paasbesluit. Kroon op Paasfeest. Wie Pasen vierde, mag zich aan die gedachte niet onttrekken.
De tweede dood ontvangt zijn naam in tegenstelling met den eersten. In ons vers, dat volgens vele handschriften alzo te lezen is: ‘dit is de tweede dood, de poel van het vuur (of: de vuurpoel)’, wordt de tweede dood kortweg vereenzelvigd met den vuurpoel. Hier betekent dus de naam ‘tweede dood’ een staat van dood, een toestand van dood-zijn. Andererzijds kan het woord de ‘tweede dood’ ook het komen in dien toestand aangeven; dit blijkt niet alleen daaruit, dat in hetzelfde vers met de naamgeving ‘de tweede dood’ ook het feit wordt aangekondigd, dat de dood en de hades in den vuurpoel geworpen worden. Het wordt ook duidelijk, als men let op de parallel: eerste dood, tweede dood - eerste opstanding, tweede opstanding. De ‘eerste opstanding’ is de overgang van den gestorven gelovige, in het uur van zijn verlating van de aarde tot den Christus, de ‘tweede’, komt met de parousie. ‘Opstanding’ nu duidt allereerst een feit van opstaan aan. Maar gelijk in Openbaring 20 het woord ‘opstanding’, behalve dan dat feit van opstaan, óók aanduiden wil wat op dat feit volgt, den toestand dus van het opgestaan-zijn, zo kan eveneens de naam ‘tweede dood’ aanduiden zowel het komen als het zijn in den vuurpoel. Dood en hades nu (hiermee zijn bedoeld de eerste dood, d.w.z. de uittreding uit dit tijdelijke leven, en het daardoor komen in den sjeool, of hades) worden in den vuurpoel geworpen, als niet tot Gods oorspronkelijk scheppingsplan te rekenen. Al wat den vuurpoel ingeworpen wordt, wordt niet meer tot het kosmisch geheel gerekend. De tweede dood betekent: het niet meer tot den Coetus (vgl. ons voorgaand hoofdartikel) van den Kosmos ooit te kunnen opgaan. De liederen hammaäloth zijn, voor wat den tempel der genade betreft, voor wat het huis der bijzondere genade en openbaring aangaat, verworpen; nu wordt niet alleen de opgang tot den tempel der bijzondere genade, doch ook tot hetgeen vroeger tempel heette van de algemene genade en openbaring gans en al ontzegd. Niet alleen buiten de kerk, ook buiten de natuur te staan; niet slechts het goddelijke, ook het humane, zelfs het creatuurlijke kwijt te zijn, neen, ervan geëxcommuniceerd te wezen: tweede dood. Wel onderworpen te zijn, van Gods zijde, aan de oer-verbanden van alle kosmisch bestaan, maar zelf geen enkel verband meer kunnen leggen, ook geen kosmisch verband in ruimsten zin: tweede dood. | |
[pagina 386]
| |
Staan buiten de verbanden. Staan buiten de verbonden. Congregatie zonder coetus, ook niet tot den coetus met het kleinste kosmisch leven meer bekwaam te wezen. Twééde dood. - Hier hangt een tweede punt mee samen: de ‘dood’ en de ‘hades’ zijn een tijdlang in de wereld door God geduld. Wel waren ze voor den vuurpoel bestemd, omdat ze in Gods kosmos niet oorspronkelijk gedacht zijn, maar ze werden van het moment der eerste zonde af aan tot het moment van de ‘tweede opstanding’ toe gedúld. Geduld, want niet door geweld, alleen door recht moesten zij verslagen worden, weggewerkt. Geduld - want deze wereld was de wereld van den vicieusen cirkel: dood en leven, hades en zonnestraal, ze vochten hier tegen elkander. En hielden elkaar in evenwicht. Dat was de wereld van de ‘gemene’ gratie. En van het ‘gemene’ oordeel, het oordeel, dat nog maar ‘geméén’ (of: algemeen) kon heten: het oordeel, dat, ook in het natuurlijk leven, den vloek weerhouden zag, getemperd, en verhinderd door de ‘gemene gratie’. Wanneer de tweede dood nu heet: een definitieve uitstoting van den eersten dood, en van den hades, dan wil dat zeggen: dat het ‘schema’ van de eerste wereld (‘déze wereld’) is voorbijgegaan (1 Cor. 7:31). Met andere woorden: daar, waar de tweede dood is, daar is geen gemene gratie meer. Het oordeel is er onweerhouden, gelijk, precies naar dezelfde wet, in den hemel de zegen, de genade, onweerhouden zijn. De wet van het ‘algemene’ in het oordeel én in de genade is nu opgeheven; ze was slechts voor een tijd den tijd gesteld. Alles is nu ‘bijzonder’, alles is het eigenlijke, in alles proeft men van de dingen de ‘quintessence’. ‘Onvermengd’ worden nu Gods bekers geschonken. Zowel in hemel als in hel.
Dit is de kracht van Pasen dus: hetgeen gemengd is, wordt tot zijn onvermengden staat herleid. Hierom zie elk op Pasen toe: omdat het leven erin doorbreekt, brengt het schifting, crisis. ‘Nu is het oordeel dezer wereld’. |
|