Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd‘Oorlog op aarde’.Ga naar voetnoot1)En door goddelijke openbaring vermaand zijnde in den droom, dat zij niet zouden wederkeren tot Herodes, vertrokken zij door een anderen weg weder naar hun land. Zowel Lucas als Mattheus verhalen van een bijzondere openbarings-aanwijzing Gods, waardoor Hij den geboren Christus aan | |
[pagina 331]
| |
bepaalde mensen vindbaar maakt. Lucas spreekt over Gods openbaring aan de herders, Mattheus weet van Gods bijzondere verkondiging aan de ‘wijzen’. Tot elk van die twee groepen van openbaringsgetuigen komt evenwel Gods boodschap met een andere, een geheel eigen uitwerking van de éne hoofdgedachte. Tot de herders sprekende, zeggen de engelen: vrede op aarde. Het geboren Kind is de verklaring, de grond, de oorzaak, de werker van den vrede. Maar als de oosterse ‘wijzen’ door het woord Gods gezocht worden, en aangesproken, dan valt bij hen de volle nadruk op iets anders: ‘oorlog op aarde’. Want die wijzen zijn gekomen ter aanbidding; doch God stoort dat werk. Zij zijn uitgegaan voor een schonen tocht, maar God zelf doet bijzondere moeite, om hun reisprogram op het laatste moment te wijzigen. Zij hebben geschenken meegebracht, die passen bij een paleis, een tempel, en een symposion in de hallen van die twee; want ze hadden voor een paleis het goud, voor een tempel den wierook, voor een eremaal de mirre meegebracht. Toen zij heengingen, begrepen zij evenwel, dat zij al die schone dingen hadden meegebracht ‘tot een voorbereiding voor zijn begrafenis’ (inplaats van een symposion), en voor zijn dood als vervloekte (d.w.z. buiten den tempel) ‘buiten de poort’ (d.w.z. buiten ‘stad’ en paleis). Zij zeiden het zo wel niet, maar het lag toch in de lijn van wat zij gezien en vooral van wat zij gehoord hadden - in den droom. Hun goud en wierook en mirre zouden den dienst doen, niet van de rijken, gelijk zij zich tooien voor het feest, maar zoals zij soms worden opgezweept door de revolutie; ze pakken haastig enkele juwelen mee, om niet te vergáán van den honger, en om toch reisgeld te hebben...... En hun was duidelijk gezegd, dat om dit Kind zich de strijd ontwikkelen zou. Er was een heel gewoon kind geboren, en een heel ordinaire koning was in de buurt; maar, als dat Kind inderdaad de grote ‘Koning van het Westland’ wezen zou, dan zou die ordinaire koning toch zijnerzijds het beeld vertonen van den eschatologischen Nimrod; zoveel was in ieder geval zéker. En nu had God zelf hun gezegd, dat Hij niet van plan was, dien Nimrod uit te dagen. Integendeel: de vrienden van Hem en van het Kind moesten dien Nimrod ontwijken, en langs een anderen weg, met stille trom, naar hun land terugkeren, voorzichtig en tersluiks. | |
[pagina 332]
| |
Nu, de ‘wijzen’ hébben alzo gedaan, en hadden aan dat laatste bevel meer moeite op het uitzicht-pad des geestes, dan ze ‘gemák’ hadden gehad van de ‘ster’, die hen geleid had, toen hun ogen van vlees den weg zochten, den Koning tegemoet. Maar wij, die van deze dingen lezen, bedenken ineens, dat het Evangelie van Mattheus dit alles beschrijft, niet in en voor het land der oosterse ‘wijzen’, doch in en voor het ‘Westland’, waar de Koning zelf geboren was, d.w.z. in Israël, voor de Joden, beter gezegd. Althans, in hun land en voor hun gezicht. Het Evangelie van Mattheus onderscheidt zich immers o.m. ook daarin van dat van Lucas, dat het zich in de eerste plaats tot de Joden richt. Het wil in de eerste plaats aan de Joden verkondigen, dat Jezus de Messias is, dat de Nazareense Jozua de ware Israëliet, de wáre zoon van David, de van de vaderen gehoopte is. Nu wordt het voor ons duidelijk, waarom juist aan die Joden gezegd wordt, dat God de heidense ‘wijzen’ heeft laten voorgaan, en de vleselijk denkende Joden achteruitgezet, toen het erop aankwam, mensen te kiezen, die aanschouwers mochten zijn van het Woord des Levens, en tot wie de bijzondere openbaring (in ‘dromen en gezichten’ naar Joëls messiaanse profetie) zou willen komen. Die geprivilegeerden zijn niet de officiële getuigen van de (geestelijke en wereldlijke) rechtbank, en helemaal niet de vooraanzittende Heren Grootmogend van Israëls dubbele rechtbank, maar het zijn......enkele herders, d.w.z. enkelen uit dien kring van verworpenen, die in die dagen uitgesloten waren van 't recht, om getuigenis af te leggen voor de rechtbank. Alzo Lucas. En Mattheus vult aan: het waren niet de mensen van het hof en van de officiële schriftgeleerdheid, want hén allen gaat God voorbij, doch het zijn magiërs van het oosterse heidendom. Alle pure Joden nu zeiden, bedenkend, dat eens de grote Daniël president van dat magiërscollege geweest was: hoe is het fijne goud (van Daniël) daar zo verdonkerd! Niettemin: tot die wijzen sprak God door een openbaringsdroom, en Hij liet Herodes met zijn paleis- en tempelvertrouwden rustig aan hun symposion zitten; zonder ‘dromen’ en zonder ‘gezichten’. Ja, God gaat zóver, dat Hij het ‘Oosten’ waarschuwt tegen het ‘Westen’, d.w.z. dat Hij de lieden van het ‘verdonkerde goud’ waarschuwt tegen de dragers van het ‘fijne goud’, de zendingsobjecten tegen de ‘zendende kerk’. Het Evangelie werpt hier voor de Joden zelf de vraag op, die Amerikaanse zendingsvrienden óns voorleggen: hoe zou het een | |
[pagina 333]
| |
‘bekeringsobject’ uit het missiegebied te moede zijn, als hij met het intiemere leven der ‘zendende kerk’ bekend was. En dit éne was wel boven alles duidelijk: het Kind zou in den strijd geworpen zijn, het zou een háárd van strijd wezen. Want steeds weer zou het ‘vlees’, juist in zijn naaste omgeving, opstaan tegen dit Kind, en naar zijn leven staan. Het zou scheiding, schifting, maken tussen die kinderen van zijn eigen ‘Westland’, zijn eigen ‘vaderland’, welke naar den Geest, én die ándere, welke naar het vlees leven. Aldus vult Mattheus Lucas aan. Lucas hoort de engelen: Heerlijkheid Gode in de hoogste hemelen,
en op aarde vrede onder de mensen van welbehagen.
Op den vrede leggen zij hier den nadruk. Maar dat ‘welbehagen’, ja, dát wordt nader uitgewerkt bij Mattheus; er is een kiezend welbehagen, dat verwerpt wat uit Abraham naar het vlees is, en dat heidenen en tollenaren en vreemden doet voorgaan boven de gedecoreerden van het eigen volk van Abraham. Vrede op aarde. Maar ook: oorlog op aarde. En die oorlog dan juist daar, waar het Kind zijn woonplaats, en de Geest zijn werkcentrum heeft.
Zo ligt dan het Kerstfeest niet in wat Lucas verhaalt, niet in wat Mattheus zegt, maar in de eenheid van beider boodschap. Vrede op aarde, dat moet sámengaan met: Oorlog op aarde. Samenbinding en herstel, - dat hóórt bij ontbinding en afbraak. De grote synthese kán niet zijn zonder de grote, en definitieve scheiding tussen hypocriet en waren Israëliet in Gods eigen kribbe-lenend, Schrifttekst-bewarend volk. Wee de kerk, die dit vergeet. Wee óók de buitenkerkelijke vroomheid, die dit vergeet. Ze zijn beide tot secten geworden, ze hebben beide Gods tijd, en Gods wijze en Gods evangelie verzuimd. Van de kerk ‘weten’ we dat zo langzamerhand wel; maar van de buitenkerkelijke vroomheid durven niet zo heel velen dat hardop te zeggen. Mattheus moet altijd weer naast Lucas gelegd, en, juist onder Israël (het bestaande kerkinstituut) het eerst gelezen worden. Lucas nodigt zeer velen tot de kerk, véél kinderen des welbehagens ziet hij op ‘aarde’; en de ‘aarde’ is breder dan de oude Sion, breder dan het oude openbaringsterrein. Maar de eschatologische genade der schifting, der zuivering van hetgeen eenmaal den naam van | |
[pagina 334]
| |
Israël draagt, die kan toch altijd alleen maar bij het bestaande instituut haar aanvang nemen, niet bij een nog nieuw te vormen ‘gezelschap’ van een of anderen ‘religieuzen (wijdings-)kring’. En dáárom moet Mattheus het bestaande instituut wààrschuwen. Zijn kreet ‘oorlog op aarde’, waarbij dan de oorlog zijn haard heeft dáár, waar Israël als kerk- en verbonds-instituut bestaat, en zijn kern van officiële mensen heeft, - die kreet is een zoeken naar de verkoren ‘rest der verkiezing’, een laatste, maar effectieve uitstroming van de schiftende, richtende, behoudende, raadontvouwende daad van God. Mattheus naast Lucas, dat is dus pas de volle Evangeliepreek. Lucas zegt: vrede op aarde, de boodschap is ‘zoet in den mond’. Mattheus vult aan: strijd op aarde, en de haard van den strijd is Israël, - de boodschap is ‘bitter in den buik’. Lucas doet de armen wijd open: vrede op aarde. Mattheus: ziet Gods vang-armen zich heel sterk dicht-knijpen: oorlog op aarde, en zijn haard is dáár, waar het Kind verkiest te wezen en te wonen. Lucas zegt: Kerstfeest overwint overal, waar vrede de harten beheerst, vult en vormt. Vrede op aarde. Het is zegen, het is kerstvoortgang. als de kerk in Moskou is, in Berlijn, in Amsterdam, en als in de kerk gezalfde monden zijn. Maar Mattheus vult aan - en heeft precies evenveel gelijk -: Kerstfeest overwint overal, waar de oorlog zich laat kennen, waar de crisis zich aftekent, die God in de historie maakt. Oorlog op aarde, zegt Mattheus. Het is, zo vervolgt hij straks, het is óók kerstzegen, het is evenzéér kerstvoortgang. als de Bond van Goddelozen, die er nu eenmaal is, zich verplaatst van Moskou, naar Berlijn, op weg naar Amsterdam. Het is zégen, als de gezalfde monden in de kerk naast zich de ‘ruwe’ sprekers hebben, de ‘bittere’ broeders, maar die toch bróéders zijn, de mensen, die men als men zijn vlees laat gaan, maar graag doodzwijgt, in de kerk. Mattheus naast Lucas, waarlijk, dát is de preek. Laat de buitenkerkelijke vroomheid, en de crisis-theologie, niet Lucas vergeten om Mattheus. En laat de kerk, die zo graag gezalfde monden hoort, niet Mattheus vergeten om Lucas. Dat in de eenheid van die twee de inspiratie van den Geest alleen herkend kan worden, dat leert ons ook de eerste predikatie van Christus Zelf. Toen Hij, voor het eerst met ambtelijk gezag het Woord bedienend in de synagoge ‘optrad’, toen begon Hij met het zachte woord van Lucas: ‘vrede op aarde’. Dat woord was ‘zoet in den mond’: ‘De Geest des Heeren is op | |
[pagina 335]
| |
Mij, Hij heeft Mij gezalfd, Ik heb een blijde boodschap voor de armen, de gebrokenen, de gevangenen, de blinden’ (Lucas 4:18-19). Maar Hij kwam al spoedig tot zijn vervolg (en het was geen tweede preek): geen profeet is aangenaam in zijn eigen ‘stad’, en God heeft zo zijn tijden, waarin Hij alle weduwen van Abrahams verkoren kroost laat verkwijnen, en alle melaatsen van Israël laat versterven, en alleen onder heidenen barmhartigheidsmeel en olie geeft, te Sarfath in Elia's dagen, of alleen aan heidenen, gelijk Naäman, een gezond lijf door de genade schenkt, in Elisa's tijd. Oórlog op aarde, en de haard in het openbaringsvolk! En zo heeft God zijn tijden ook, waarin Hij alle Herodessen en schriftgeleerden zonder ‘droom’ doet zijn, en aan heidense wijzen wat te zeggen heeft, in den droom. (Lucas 4:23). Vrede op aarde: ze zeiden: aangename woorden (Lucas 4:22). Oorlog op aarde: ze grepen naar de stenen (vs. 28). Vrede op aarde: Jezus nam toe in genade bij God en bij de mensen. Ja, ja, ook bij die mensen. Oorlog op aarde: kruis Hem! De kerk zie toe, dat zij Mattheus' evangelie niet achterstelle bij dat van Lucas. Zij heet vandaag Israël. En daarom doet zij verkeerd, als zij op Kerstfeest liever hoort preken over dien ‘mooien engelenzang, dan over dien droom - aan barbaren gegeven. Of als zij bij het lezen van het ‘mooie’ bericht over de wijzen, vergeet, dat Mattheus de Joden zoekt van Rom. 9-11. Wie vreest niet voor háár, als hij soms haar erkende leiders ziet glimlachen tegen de gezalfde monden, die roerend kunnen zeggen: ‘vrede op aarde’, en ziet fronsen naar den dood-gezwegen broeder, die af en toe eens probeert, Mattheus te reciteren, - onder de broeders. En toch: zó'n broeder was: zekere Levi, ook wel Mattheus geheten. |
|