Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe Onbekende?Ga naar voetnoot1)Sommigen zeiden: de Christus, wanneer Hij komen zal, zo zal niemand weten, vanwaar Hij is. De houding, die de Joden tegenover Christus hebben aangenomen, wordt ons veelszins duidelijker, als wij denken aan het messiaanse beeld, dat door den kranken geest van Jezus tijdgenoten spookte. Wie de messiaanse verwachtingen van de Joden uit Jezus' dagen uit hun geschriften leert kennen, die weet, dat een messiaans geheim verwacht werd. Hun christologie - leer omtrent den Messias of Christus - had een zeer interessant hoofdstuk, waarin gehandeld werd over de messiaanse geheimzinnigheid. Feitelijk is het zo, dat de Joden uit de volheid des tijds aan hun Messias het raadsel wilden proeven en smaken. De Messias moet op vele vragen antwoorden, maar hij moge weten, dat zij geen antwoord verlangen, tenzij het op pikante wijze worde ingeleid. De ware Messias moet van onbekende afkomst zijn; de wezenlijke messiaanse beweging | |
[pagina 321]
| |
moet in het duister worden voorbereid. Wanneer de Christus komt, zal niemand weten, vanwaar Hij is (Joh 7:27). Zeer algemeen leefde de verwachting, dat de Messias, vóór zijn openlijk optreden, eerst in het donker een tijdlang wegschuilen zou. Een zeker joods auteur achtte het mogelijk, dat ten tijde, toen hij schreef, de Messias reeds geboren was, en zich ergens ophield; indien dat evenwel zo wezen mocht, dan was de Messias nog niet bekend geworden, en wist hij ook zelf nog niet, wat zijn toekomstwerk zou zijn; dat alles zou hemzelf en anderen eerst later duidelijk worden. Met andere woorden: het grote licht kon aan de doorbraak toe zijn, terwijl toch nog niets op zijn verschijning voorbereidde. Anderen weer meenden, dat de Messias zich opzettelijk verborgen hield vanwege de zonden van het volk. Zelfs, dat hij in Rome zich ophouden zou, werd mogelijk geacht. Ook kon hij wel uit ‘het Noorden’ komen. Maar in elk geval uit de stilte, de eenzaamheid. De verwachting van het volk vertoonde wel enige neiging tot de overigens willekeurige mening van latere theologen, die uit Jesaja 7 iets dergelijks meenden te moeten afleiden. Immers ‘boter (dikke melk) en honig’ zou de Messias eten, legde men uit: hij zou dus onder de herders zijn, in de woestijn, ver van de ‘stad’; de cultuur zou hem niet beschadigen. Zo werd door velen onder Israël uitgezien naar een verborgen Messias, die, wie zou het zeggen, ineens zou kunnen verschijnen in den nimbus van paradoxale wonderkracht: een numineus geheim, een clandestiene wapenhandel, die plotseling de arsenalen opent.
Tegenover deze Joodse misvattingen nu stelt Christus altijd zijn eigen werkelijkheid. Zeker, zijn afkomst is wel een wonder, en een ondoorgrondelijk geheim, doch dat geheim ligt in zijn afkomst uit God, zijn komst van boven, zijn waarachtig God-zijn. Doch aan de mensen heeft Hij zich nooit onttrokken; Hij heeft al wat Hij was en had aan de mensen gegeven, zó maar op straat. Men mocht, gelijk Hij zelf verklaart, hen, die Hem hoorden, wel vragen naar zijn leer. Hij had de geheimzinnigheid nooit bemind, gelijk iemand die zich niet geven wil. Zich geven - dat was juist het doel van zijn zending. Christus beroept zich erop, dat Hij nooit in 't geheim gewerkt heeft. Heeft Hij niet gestaan onder de volle zon? In tempel en synagoge heeft Hij dagelijks gepredikt. In den tempel, waar de volksleiders zijn en waar de controle zeer scherp is. In de synagoge, | |
[pagina 322]
| |
waar de mensen van de straat in- en uitlopen en waar de deuren tijdens de diensten al evenmin op slot gaan, als in het tempelhuis. In den tempel, waar men de brede beginselen laat spreken en waar de rabbi's stoelen gereed zetten voor de verkondigers van oude of nieuwe leer en denkwijze. En ook in de synagoge, waar men niet zo zeer nieuwe vraagstukken aansnijdt, als wel op de bestaande leer toepassingen zoekt. Daar is dus, zo wil Jezus zeggen, variatie genoeg geweest in mijn leermethode. Maar, zo gaat Hij verder, wáár Ik ook was, Ik ben nooit met den rug naar de gemeenschap gaan staan. Een geheim gezelschap heb Ik nooit gewild; een profeet ‘van de woestijn’ of van ‘de binnenkamer’ ben Ik nooit geweest. Celvorming, die in 't bestaande lichaam van kerk, staat en maatschappij met geweld, althans mechanisch, indringt, om er een vreemd beginsel in te dragen, dat straks de bestaande organisatie breken zal, - zulke celvorming strookt niet met de wet van het koninkrijk der hemelen. Niets anders heb Ik gedaan, zo wil Christus zeggen, dan de zaden, die God zelf in Israëls akker gelegd heeft, vrijmaken, en zo tot ontkieming brengen. Met tweeërlei zaad heb Ik den akker niet bezaaid, dus luidt zijn apologie. Ik heb geen vreemde entstof kunstmatig in het volkslichaam ingedragen, maar onder de open zon heb Ik het zaad, dat de God der Waarheid van ouds in Israëls bodem heeft gestrooid, tot ontwikkeling willen brengen. Daarom is elke geheimleer, elke esoterische organisatie, aan Mij vreemd. Want Ik kom niet om te breken, maar om te vervullen. Dus loopt Christus' apologie op déze vraag, die Hij ook later aan zijn rechters gesteld heeft, uit: wat ondervraagt gij Mij? Gij vraagt, zo wil Christus zeggen, naar den bekenden weg. Om af te komen van het niets ontziend gericht, dat gij zelf wel in mijn woorden hebt vernomen, gaat gij uit van de onderstelling, alsof Ik de taal had gebruikt om mijn eigenlijke gedachten te verbergen. Gij doet, alsof gij niet weet, waar het eigenlijk om gaat; en wanneer gij thans mij vraagt, den sluier op te lichten, dan is dat verzoek wel aangediend als het gebed van den onwetende, maar dat ‘gebed’ is eigenlijk niet anders, dan een valse schijn, die maskeren moet de vijandschap van den onwillige. Wat ondervraagt gij Mij? Mijn prediking is er zó ver vandaan geweest, dat zij geheimleer brengen zou, dat gij vrijuit ieder, dien gij wilt, tot getuige oproepen kunt, om van den inhoud mijner prediking een ‘kort begrip’ te krijgen. | |
[pagina 323]
| |
En ook voor ons heeft dit alles te zeggen. Ook wij kunnen ons nooit verontschuldigen met de bewering, dat het Evangelie een messiaans geheim is. Het zegt ons in voor mensen, die zich openstellen, vatbare taal, wat Hij wil, wat Hij geeft en neemt. En aan die prediking zal Hij ons oordelen - ook nu. |
|