Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |
Het Machteloze Middelaarsuitzicht en het effectieve Middelaarsinzicht.Ga naar voetnoot1)Toen ging Mozes op naar den berg Nebo en de Heere wees hem dat ganse land. Alzo stierf Mozes aldaar Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Gij antwoordt niet. Mozes, in zijn sterven, heeft een breed uitzicht gehad! ‘Toen ging Mozes op......naar den berg Nebo......en de Heere wees hem dat ganse land......Alzo stierf Mozes......aldaar. (Deuteronomium 34:1, 5). Dat is het gezicht op het brede, schone panorama. Hoe uitzichtloos sterft daartegenover de Christus, als Hij klaagt: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Gij antwoordt niet.’ (Psalm 22:2, 3). Hier is allereerst Mozes. In Mozes zien wij, juist bij zijn sterven, het profetische ambt. Zeker, men kan Mozes niet met één enkel woord tekenen: hij is meer dan profeet. Zijn middelaarsnaam wijst dat al uit, Maar het schijnt, dat tegen zijn levenseinde het profetisch ambt hem zwaar heeft beziggehouden. Het koninklijke in zijn werk treedt achteruit; hij wordt een gevangene Gods, die na vermoeiende woestijnreis de grote daad, den blijden intocht, niet zal vieren mogen. En naarmate iemands koningsdaad uitgesteld wordt, en dus de uitkomst van zijn koninklijken strijd naar verder toekomst wordt verschoven, naar die mate spant zich de profetische geest in hem, om die toekomst daar heel in de verte toch te zien. De koning kan met zijn daad het heden en de toekomst niet aan elkaar verbinden; de koningswil kan den uittocht uit het diensthuis en den intocht in het honigland niet aan elkaar koppelen; maar dan zal de geest des profeten het doen. De profeet krijgt het toch altijd voor elkaar: begin en eind, alfa en omega, uittocht en intocht ziet hij als één geheel; dat is profeteren. En zulk profeteren is in Mozes. Zo komt het dan ook - en het ligt in dezelfde lijn - dat Mozes, sprekende over den straks te verdelen buit, voorschriften geeft over de leer; de profeet dicteert aan een volk van koningszonen. Zo komt het, dat hij zegt: een profeet, als mij, zal u de Heere verwekken (Dt. 18:9, 15). Zo komt het, dat hij in zijn afscheidsredenen profeteert; zo komt het ook, dat God, zijn God, hem in zijn stervensuur juist als profeet zegent en - doet lijden. | |
[pagina 300]
| |
God zegent hem: hier is dus genade. Want Mozes heeft, als Aäron, zijn ambt verbeurd. Hij heeft, juist als profeet, gezondigd tegen zijn ambt, want hij heeft den ‘naam des Heeren niet geheiligd’ (Num. 20:12) en in het heiligen van den Naam ligt bij uitstek profetenroeping. Hij had moeten spreken, rustig als profeet, maar zijn, wild er op los slaan bij de rots, deed de profetenwijsheid vergaan. Kortom, heel de Nebo staat, om zo te zeggen, ‘in het teken’ van den ontrouwen profeet. Maar zie, nu lest God, de God der vertroosting, de hijgende profetenziel. De profeet wil een brug spannen tussen begin en eind? Hier is de brug! Zijn ogen gaan open; God ver-klaar-t en ver-puur-t zijn aangezicht; hij mag op den wagen van den Geest tóch Kanaän zien, heel dat stralende land; hij heeft tóch des profeten loon gehad - uit genade; want al kwam zijn koningschap niet van de alfa in Egypte tot de omega in Kanaän, zijn profetenoog heeft de letter omega, die letter van Gods trouw, zien branden in de lucht over de bergen van Kanaän. Dat was genade. Maar die genade roept om meer. En dat meerdere is hier niet. God doet hem ook lijden. Ondanks alles lijden. Want is dat niet kennis der ellende, als profeet te worden geweid door genade, maar als koning u zelf onder het oordeel te zien gebracht? Al was dat oordeel niet eeuwig: toch heeft Mozes' eigen zonde hem gehouden buiten het land; de profeet in Mozes ziet verder dan de koning kan gaan. Profeet en koning zijn in hem momenteel gescheiden; de middelaar van het oude verbond ligt uiteen. O God, geef den beteren Middelaar. Mozes is het niet...... Stil nu, Mozes, en sterf in vrede. Eens kòmt de betere Middelaar. Wat gij in uw dood hebt, zal Hij in zijn leven hebben: het klare gezicht op de eenheid van de alfa van zijn strijd en de omega van zijn triumf. Als er maar een paar decimeter grond gewonnen is, dan ziet hij heel het land, heel de wereld, hel en hemel, in rechte verhouding staan onder zijn scepter: ‘ik zag den satan als een bliksem uit den hemel vallen’. Christus zag in zijn volle levenskracht meer, dan Mozes ziet op Nebo. Maar wat Mozes op Nebo genoot, dat mist Christus op Golgotha. Hij hangt daar, om zo te zeggen: zonder gezicht, zonder visioen, zonder panorama. Den last van den profeet heeft Hij wel, den wellust niet. Hij zegt: waarom? En dat meent Hij, echt menselijk. God, die Mozes antwoordde op Nebo, antwoordt Christus niet op Golgotha. En hierin komt Nebo tot rust bij Golgotha. Want Mozes kan profetentaak en koningsambt niet verbinden; schoon hem de genade | |
[pagina 301]
| |
helpt. Doch Christus, schoon hem het recht vervloekt, Hij heeft óók zónder lúst den lást aanvaard. De koningswil en het profetisch gezicht - koningsuitzicht en profetisch inzicht - strijden en overwinnen bij Christus te zamen; in en met elkander. Zijn ambtsbediening is één en ongebroken. - De zijne alleen. |
|