Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |
Geen bewijs; geen aanbeveling.Ga naar voetnoot1)Zo is mij gegeven een scherpe doorn in het vlees. Wonderlijk zijn de contrasten, die Christus in het leven van Paulus brengt. Mensen betwisten hem telkens weer de geldigheid van zijn apostolaat; ze schelden hem een indringer, een betweter, een, die over den muur, alsmede over het paard, getild is. Zou hij een apostel zijn? Nu komt de hemel er aan te pas. In een visioen krijgt Paulus toegang tot het paleis van God en van Jezus, zijn Koning. Hij hoort de taal der engelen en ademt in het klimaat van den verhoogden Christus. Voor zijn ziel is dat een gans sterke vertroosting; het is hem, alsof de hemel hem gans inwendig ervan verzekeren wil, dat zijn roeping toch waarlijk van boven is; wat de vijanden verachten, dat is bij God aangenaam en dierbaar. Een ‘opgetrokkene’, wat zou die nog twijfelen aan de waarachtigheid van zijn zending? Het hemelgezicht was een teken, dat zijn geloof kwam bevestigen. Waarlijk, in zijn hart ontvangt Paulus zo het bewijs van Godewelgevalligheid. Hemelschrift is op de tafelen van dat hart geschreven; en het bevat bewijs van aanneming bij God, in zijn persoon, en in zijn ambt. Maar - God wacht zich wel, dat schrift, dat in de tafelen van Paulus' hart geschreven staat, met ‘mensengriffel’ te schrijven op een bord, dat uit den hemel op aarde zou neergelaten kunnen zijn, precies aan de voeten van Paulus' zeer lastige tegensprekers. Met inkt, die ‘mensenschrift’ geeft, schrijft God niet voor de ogen van het Publiek, dat zijn aandacht verdelen moet tussen een olympiade en een zekeren Paulus. Integendeel, God doet opzettelijke moeite, om Paulus, dien gast van engelen, onaangenaam te maken bij de mensen. In den hemel ademe Paulus geuren van hemelse altaren, op aarde riekt hij dan toch maar kwalijk. Hij heeft een doorn in het vlees. Een ernstige ziekte, die hem het leven moeilijk maakt, die hem afstotelijk maakt voor het gezicht, drukt zijn bestaan. Misschien komen er wel zenuwstoringen bij, wie weet? En daar staat nu Paulus. Hij kan gemakkelijk zeggen: mensen, luistert toch, ik ben in den hemel geweest! Ze kunnen antwoorden: daar riekt ge niet naar. Hij kan het wel verzekeren, dat zijn leer geopenbaard is op den weg naar Damascus, en deugdelijk geappro- | |
[pagina 284]
| |
beerd in den hemel, den derden hemel, hoort goed; maar wie bewijst, dat die leer van boven is, wanneer Paulus van zijn zenuwen last heeft? Wie bewijst, dat zijn evangelie wat anders is, dan het produkt van den overspannen geest van een onevenwichtig tentenmaker, daartoe renegaat van de farizeeuwse school? Daar staat Paulus. God slaat hem alle uiterlijk bewijs uit de hand; en houdt hem wel een aanbevelingsbrief voor achter de wolken,...waar tóch niemand die twijfelt zien kan, en wie er zien, niet twijfelen; - maar hier op aarde maakt God Paulus een wrak. Zeg nu, Paulus, zeg nu maar eens: mensen, ik heb engelen gezien. Man, zeggen ze: een satansengel slaat met vuisten op uw hoofd en leden; en - daar geschiedt niets bij geval, bij geval geschiedt geen ding, wij denken er het onze van......
Inderdaad, bij geval was het niet. Stond Paulus er vóór, wij bevinden ons áchter deze dingen. En achteraf, nadenkende over dit verschrikkelijke ding, zeggen wij verwonderd: het was wijsheid van God. Paulus heeft zijn doorn in het vlees. En nu moeten wij niet dadelijk naast Paulus' divan, waarop hij even ligt te rusten, om van de pijn even bij te komen de bedjes dragen van onze zieke buurvrouw, of van ons eigen dierbaar ik; en mijn dominee moet dat ook niet doen; en ze moeten niet tegen u of mij zeggen: dat Paulus' doorn en de mijne zo veel op elkaar lijken en dat we dien man wel begrijpen kunnen, sedert wij ook eens den dokter dagelijks op bezoek hebben gehad. Immers, zó miskennen wij, dat Paulus een eigen plaats heeft in de openbaringsgeschiedenis, en een eigen taak in de doorwerking van den Geest van den verhoogden Christus hier op aarde. Ik moet niet mijn ‘geval’ naast dat van Paulus leggen, maar altijd aan zijn bijzondere ambt denken. Dan zie ik, dat God opzettelijk van dezen heidenapostel allen schijn van bewijs afneemt, en elken glimp van gratie, en van aannemelijkheid. Wat zal deze met satansvuisten bewerkte beginnen tegenover reine priesters en kosjere-farizeërs en gave Grieken en deftige filosofen? Maar God heeft het alzo gedaan. Want God wil, dat het Evangelie, die dwaasheid en die ergernis, niet anders dan als zódanig erkenning vinden zal. Den drager van het Woord neemt God alle sieraad af, en Hij geeft hem zelfs zoveel wanstaltigheid en onsmakelijkheid, dat niemand. die bukken wil, voor iets ánders zou kúnnen bukken dan voor het Gezag van het Woord. Er is - het getal is openbaar en vráágt zijn plaats in ons chris- | |
[pagina 285]
| |
tendom - er is iemand onder ons geweest, die eerst op velerlei plaats aandacht vroeg voor den doorn in Paulus' vlees in preek op preek, en die later een grote, beslissende daad (overgang tot andere kerkgemeenschap, en dus veroordeling der eerste) aannemelijk maken wilde met een beroep op ervaringen van hemelse gezichten. Hij had, naar het apologetisch heette, hemelgeuren aan zijn priestergewaad. hij was des nachts bezocht en had een woord gekregen. Zowel dat eerste feit, als het tweede waren manifest, wilden het zijn. Dan zij hierin het oordeel der waarheid, gelijk ze door God in Paulus geopenbaard is, levend en krachtig onder ons. Paulus hééft inderdáád hemelgeuren geroken, maar - ze bleven niet hangen aan zijn gewaad. Hij heeft er zich wel voor gewacht, zich daarop te beroepen; want hij althans heeft de les van den doorn in het vlees begrepen. Het is deze les: dat wie het Woord brengt met profetisch gezag, afstand moet doen van allen schijn van aannemelijkheid, en het Woord alleen moet laten spreken door het Woord. Of, gelijk Paulus zegt: niemand moet van Paulus denken bóven hetgeen hij ziet, dat Paulus is, of dat hij uit Paulus hoort. Indien iemand meent, dat het werk van den verhoogden Christus, die Paulus achternajaagt, en hem de prikkels in de verzenen drijft na zijn bekering, voor ons niets te zeggen heeft, dan vergist hij zich. Ik maak mij bezorgd over een christendom, dat slechts horen wil naar aangename lieden, mooie karakters, briljante profeten, pétillante congressisten, mensen, die welrieken, die geestelijk zijn geparfumeerd. Paulus rook kwalijk. Opdat zij, als hij sprak, alleen met het Woord zouden in arbeid zijn. Ik maak mij bezorgd over geestelijke leidslieden, die klagen, als zij getuchtigd worden door hen, wier beginselen zij verwerpen (alsof het anders kon); en die, ondanks die klacht, zelf (maar dan steeds aan den overkant) altijd farizeërs ontdekken in het gezelschap, waar ze ook - 't is wonder - heel wat slechte karakters ontdekken. Ik zie, hoe ze niet aanraken willen het leerboek van wie niet ‘kosjer’ is, althans: lijkt. En ik herinner me, dat ook de oude farizeërs in diep respect voor gave personen Paulus' leer reeds daarom verwerpen moesten, wijl hij een onaangenaam mens was voor een gesoigneerd gezelschap. Ik maak me bezorgd over een kerk, een schisma, een groep van krantenschrijvers, een reeks van zelfverdedigers, en getuigenisschrijvers, die waarachtig menen, genoeg te hebben gedaan, als zij | |
[pagina 286]
| |
zeggen: ginds riekt iemand kwalijk, of zijn persoon maakt geen indruk van zachte engelenmuziek vernomen te hebben (alsof de engelen smeltend zingen en de wateren van den hemel zachtkens gaan!), dús: hij is niet in tel, en zijn woord raakt ons niet, maar och, voer ons in het wijnhuis der charmante zielen. Is een ziel niet lofzangen waard? Maar het christendom dat aan ‘zielen’ oden wijdde, is altijd bleek geweest. Waar de Geest en het Woord hard en stroef waren en geen schaduw van menselijk bewijs hadden, daar is geprofeteerd. Zo u wilt, moogt u zeggen, dat dit geen meditatie is. Och neen, en de stijl, lieve mensen, deugt helemaal niet. Ook is het geen kerktaal. Maar ik zie Paulus met schande en schimp beladen; hij wordt bewerkt met vuisten, satanisch. En Paulus ziet Jezus met eer en heerlijkheid gekroond. En hij kreunt: mensen, luistert toch, God en het Woord hebben gezag in zichzelf. En met Paulus' gave of niet gave verschijning hebt gij geen zier te maken; reformatie komt alleen, waar het Woord alle compromis verwerpt en alle aanbevelingsbrieven, die uit de wolken zouden neerfladderen belacht; wetende, dat de wolken toch niets doorlaten. Neen, het was geen meditatie vandaag. Maar als ik niet geloofde, dat het uit de Schrift was, zou ik het niet hebben geschreven. |
|