Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdSlapheid en bederf.Ga naar voetnoot1)Ook Jie zich slap aanstelt in zijn werk, die is een broeder van den doorbrenger (verderver).Ga naar voetnoot2). Wie zijn de bedervers? Wie zijn aansprakelijk voor het bederf in maatschappij en staat, kerk en vereniging, school en gezin, politiek en handel, regering en volksvertegenwoordiging? Wie bederven het werk en wie brengen de klad erin? In onzen tijd is men gauw met het antwoord klaar. De antwoorden zijn verschillend en komen toch wonderlijk met elkaar overeen. Verschillen doen ze in dit opzicht, dat de een den enen kant, de ander den anderen kant uitwijst om de oorzaken van het bederf aan te wijzen. En ze krijgen allen een beurt: de godloochenaar, de propagandist voor alles wat tegen ons is, de schrijver, de denker, de bolsjewiek, de communist, de staker, de onderkruiper, de kapitalist, de verrader, de minister, de krant, de vijandige bond, en wie al niet meer? De antwoorden lopen nog al uiteen. Maar hierin komen ze toch overeen: ze wijzen alle in de richting van krachtmensen. Ze zoeken de oorzaken van het bederf bij de personen van invloed, bij de mensen die op het kussen, of tussen de wielen zitten, bij de veel-bezigen en druk-pratenden. En wie durft ontkennen, dat het bederf vaak van dien kant komt? | |
[pagina 282]
| |
Alleen maar: het bederf komt niet alleen van dien kant. Niet alleen de krachtmensen, die kwaad willen, maar ook de slappelingen, die niets willen, willen, wel te verstaan, zijn aansprakelijk voor alle intredend bederf. De staker, maar ook de man, die alles maar laar waaien. De propagandist van kwade zaken, maar ook de man, die nergens aan meedoet. De onderkruiper, maar ook de man, die aan dagdieverij zich schuldig maakt. De vijandige pers, maar ook de man, die voor zijn eigen Christelijke pers niets overheeft. De rechtsverkrachter, de revolutionair, de contractbreker, maar ook de man, die niet strijden wil voor het recht van zijn God, die niet vechten wil voor het lichaam van Christus met alle geestelijke en ook uitwendige wapenen, en die te slap is en te vadsig om wat te doen voor zijn God en zijn naaste. De horribele ketter, maar ook de man, die zich Christen noemt, zonder te toornen en pijn te voelen om wat hij beleeft. De valse strijder en de valse irenicus. Die man, die slappeling, die la-la-figuur is ‘een broeder van den verderver’. Een broeder, die dus van dezelfde familie is. En die dus tenslotte precies hetzelfde uitricht.
Scheld dan op niemand en niets, zolang gij zelf tot de slappelingen behoort. Geef de schuld niet aan de vijandige organisatie, zolang gij zelf te vadsig zijt, om uw eigen organisatie in te denken naar de regelen van het Woord van God. Geef niet af op één zondaar tegen de gemeenschap, indien gij zelf door slapheid en halfheid de gemeenschap nooit waarachtig hebt gediend. Want die zich slap aanstelt, is ook de man, aan wien 't bederf te wijten is. Als de ellende komt, is het voor de helft de schuld van de slapende slappen, van de mensen, die men nooit wakker kon krijgen. Wie te slap is, om vóór te zijn, die is tegen; die is de broeder van den verderver. (Matth. 12:30). De wijste vijand en de slapste vriend, ze ontmoeten elkander: de duivel heeft ze beiden lief. |
|