Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdVragen genoeg.Ga naar voetnoot1)En hij vraagde Hem met vele woorden. Daar staat Christus voor Herodes, den Edomiet. En Herodes heeft zijn woorden bij de hand. Woorden, vragen genoeg! Er is in onzen tekst een fijne trek, die bij de vertaling min of meer teloor is gegaan. Herodes vraagt Jezus niet zozeer met ‘vele’ woorden, máár - gelijk er eigenlijk staat - met ‘voldoende’ woorden. Vragen genoeg! De vragenlijst is compleet genoeg; en rustig en fijn zijn ze in elkaar gezet. Aan het vraagsysteem ontbrak niets. Nu eens werpt Herodes het over dezen, dan weer over dien boeg. Heeft Christus soms op het ene punt een geschikt antwoord gereed, dan is hij, Herodes, aanstonds gereed, om met een andere vraag Hem in het nauw te drijven! En voorzover Christus' zwijgen, dat ál maar dóór zwijgen, ook een antwoord bevat, heeft Herodes tegenover dat in het zwijgen besloten antwoord wéér een vragenreeks bij de hand. Ja, Herodes vraagt heel geschikt. Ge moet den man bewonderen, om het systeem. Vragen is een hele kunst; zulk vragen althans, waaruit blijkt, dat de vrager den ondervraagde onderzoeken kan en hem in zijn eigen garen zou vermogen te doen vangen. Wie zó de vragenlijst ontwerpt, die is meester van de antwoorden; want hij heeft hun aantal, hun wending, hun inhoud, reeds van te voren overwogen en zich erop voorbereid en gewapend. Hij is de generaal in het debat, die zijn tegenstander bij voorbaat kent; die zijn eigen | |
[pagina 271]
| |
schets ontwerpt voor elk geval van beweging of schijnbeweging, welke de tegenstander mocht willen maken. Vragen genoeg: o, de knappe Herodes. Was 't geen schitterend steekspel? En als ge dan daarbij nog bedenkt, dat Herodes op dit uur niet voorbereid geweest is, dat zijn vragen-stel dus geïmproviseerd was, dan neemt de bewondering nog toe......
Laat ons nu niet Herodes vergelijken met een ander, alsof daarmee zijn geval is af-gehandeld. Zeg nu niet, dat ge liever de koningin van het Zuiden hebt, in wie ‘geen geest’ meer is, als ze Salomo, den type van Christus, heeft gezien, de koningin, die niet meer vragen kan in 't lest, die haar vragen wel had voorbereid, maar tenslotte geen woorden meer vond. Want die koningin zag een heerlijken en veelwetenden vorst, die op al haar vragen antwoordde. Maar Herodes had voor zich een bebloeden en tot den dood vermoeiden spotkoning, die op alle vragen het zwijgen bewaarde. Noch Herodes, noch iemand anders kan tussen Hem en Salomo een stoutmoedige vergelijking wagen; alleen reeds de nuchtere waarneming verhindert dat. Neen, laat Herodes zich liever zelf beschrijven. Doet hij het, dan zal hij u zeggen, dat hij dien man daar voor hem, toch wel gevreesd heeft in zijn eenzame nachten. Hij heeft in Hem een wonder vermoed; hij heeft gemeend, dat Hij een reïncarnatie van den Doper was. Herodes heeft in Jezus van Nazareth - toen die maar in nevelen ging - vermoed een wandelend protest van den hemel tegen Herodes; een dode, die weer tot het leven was gekeerd, een dagelijks dreigement van God, dat Herodes nog lastig genoeg zou kunnen worden. Herodes bracht tot dit uur van ondervraging juist geen nuchtere, koele redenering, maar een hart vol vrees en angst mee. En toch vraagt hij, en redeneert hij als de nuchterste. Waarom? Omdat hij zijn bijgeloof overwinnen moet, en uiteenrafelen, uiteenscheuren, de bedenkselen ervan door een nuchtere conclusie, opgebouwd uit feiten. Daarom vraagt hij: en in de eerste vragen is de angst, maar een poging is er om zich te vermannen en sterk te zijn. En het vragen reeds is hem tot sterkte geworden. Naarmate hij meer vraagt, weet hij zich zekerder. Want ook het bijgeloof worstelt met zijn eigen wapenen om zich als rechtmatig te bewijzen, of zijn angst te overwinnen. Maar in | |
[pagina 272]
| |
elk geval kan het niet van zijn eigen vlees af. Het kan het niet wagen met een ‘ergernis’ en ‘dwaasheid’. Een ‘ergernis’ en een ‘dwaasheid’ - die neemt de nuchtere, vleselijke redenering niet aan. Die wordt ook door het bijgeloof niet aanvaard. Doch alleen het geloof leert erin vinden wijsheid Gods en kracht. Het geloof alleen; geen enkele vorm van zijn karikatuur zal het zover brengen, dat er plaats komt voor 1 Corinthe 2. Wie dat geschreven of geloofd heeft, die werd een gezant van God. En die alleen. |
|