Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdPaasfeest.Ga naar voetnoot1)Wij willen het Paasfeest weer gaan vieren. Kunnen wij het? En doen we het ook: ik wil vragen: is, wat wij doen wel ‘vieren’; en is wat wij vieren wel ‘feest’, en is dat feestelijke wel de gedachte en de werkelijkheid van het Paasfeest! Och, wij brengen ook op dit feest onze geesteloosheid mee, als altijd. Onze boog is van binnen niet sterk, en Gods boog van buiten niet breed ons gespannen; de boog van onze aandacht, én, van wat onze aandacht heeft. Op Paasfeest is God wel breed in zijn werk: Hij komt aan de wedergeboorte aller dingen toe, als Hij het vlees van den Tweeden Adam in heerlijkheid zet, en als Hij dat vlees haast losmaakt van de aarde (waaruit het toch ook nu nog, immers altijd, genomen is), om een stuk van de aarde over te planten in den hemel, en dat met groter bewogenheid dan kruisvaarders een zakje zand van den Jordaan meenemen naar een kasteel van Germanië | |
[pagina 260]
| |
of Brittanje. God verbindt hemel en aarde en de eerste Adam is geworden tot een levende ziel en de tweede Adam tot een levendmakenden geest; en nu zijn wij in het klimaat van den levendmakenden geest overgezet en wij kunnen het niet bijhouden en wij willen ál maar stilletjes naar de levende ziel terug. En onze paaspreken zullen zich weiden aan het gezicht op een nieuw lichaam, en wij zullen veel spreken en willen spreken en willen horen spreken over dat nieuwe lichaam, en als 't een beetje verder gaat over een nieuwe aarde, over verzoende stof, over de verdringing van den vloek, die daar is in de natuur, - maar, wie tobt er verder over de vraag, of hij dat nieuwe lichaam, of dat nieuwe aardeleven, of die gelouterde natuur nu krijgen zou in de gemeenschap van den eersten, dan wel van den tweeden Adam? Wie tracht zich in te denken, het grote onderscheid, dat er mòet bestaan tussen een nieuwe wereld, die uit den eersten Adam zou hebben mogen bloeien, en die waarachtige nieuwe wereld, waarvan op Paasfeest de grondslag gelegd is, hoewel haar eerste wezenlijke substantie aanstonds naar den hemel is weggerukt? Och, wij verheugen ons wel, dat het oude behouden bleef, en dat het paradijs ‘terug’ komt. Terug. Dat tegelijk de wereld op hoger plan gekomen is, en dat met een ‘terug’-winnen van het paradijs en het prachtige vlees en de gave natuur nog niet eens de helft van de waarheid gesproken is, omdat ook de tweede Adam meer is, dan een ‘andere’ Adam, wijl hij ook de hogere is, dat bedenken wij te weinig; en áls wij er aan denken, dan beklemt het ons, dat wij onze eigen gedachten en voorstellingen niet kunnen inpersen in de werkelijkheid. Wij moeten het op paasfeest van ons geloof hebben, en dat is de grote moeilijkheid, want geloven is altijd zwaarder dan: een geboorte doorlijden; zijn zwarigheid is chronisch, en mág niet acuut worden in der eeuwigheid. Dat geloof heeft dus niet alleen te maken met de onzichtbaarheid van de nieuwe aarde en van den Enen, volmaakt Gezonden Mens, daar achter de wolken. Het heeft zijn eigen strijd en moeite ook met die Gezondheid zelf en die Schoonheid en die volmaakte Begeerlijkheid van den tweeden Adam. ‘Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk’. Ja, het is gemakkelijk gezegd, en het vult een paaspreek heel geschiktelijk op. Maar denkt er eens over na: wat moet gij vandaag met een bruidegom, of een bruid, waaraan alles begeerlijk is? Ge zoudt er niet bij kunnen leven. Vooreerst zou zulk een object van liefde uw keel toeknijpen en u méér dan aristocra- | |
[pagina 261]
| |
tisch schijnen: want aristocratie is nog een meetbaar begrip, en uit vergelijking ontstaat het: maar iets, dat geen wisseling kent van licht en donker, dat geen variatie heeft tussen mooi en - zeg maar het minste - minder mooi, zulk een wezen zou u uit een andere wereld lijken; ge zoudt direct naar het woord van aller verlegenheid grijpen: het woord god. Met kleine letter. Maar God - met de hoofdletter - zou u verbieden, dien naam ooit met kleine letter te schrijven; en de God, de Ene, van den Bijbel, zegt u, ook op paasfeest, dat Hij zijn eer niet aan den mens Christus Jezus geeft, Hij moge dan ook volmaakt schoon en gaaf en gezond zijn. Daarom moet de paasvorst, voorzover hij mens is en blijft, tweede Adam, voor uw besef, mét u één blijven. Hij mag niet voor het gemak van den dominee en van de gemeente tot een soort halfgod worden: mens blijft mens, het menselijke in Christus blijft ook op Paasfeest echt menselijk. Koop de waarheid en verkwansel ze niet voor een goedkoop sentiment; en als ge het woord ‘paasvorst’ met een hoofdletter schrijft, omdat het wat meer ontroert, d.w.z. u het feest voor wat zachter prijs vergemakkelijkt, bedenk dan wel, dat gij geen afgodendienaar moogt worden: de hoofdletter, die Christus als mens van u krijgen zou, mag niet uit dezelfde aandrift worden gezocht voor hem als waaruit de naam Gods geschreven wordt. Ja, daar staat ge nu weer. Ze noemen het ‘ontdekkend’ preken, als ge alleen maar leert tobben over zonde, en als ge tot de paasvreugde niet door den dominee, of wie anders stichten komt, toegelaten wordt, zonder het ‘eerste’ ‘station’ van de bekommernis. Maar als de bekommernis er bij u gevonden is, en ge komt dan tot de vreugde, ja, wat dan? Dan begint het pas. Wat is de vreugde? ‘Al, wat aan Hem is, is gans begeerlijk’. En dat kunnen wij niet aan. Wie het wel aan kan, die heeft gelogen. Ik bedoel: hij liegt nog. Een begeerlijkheid, die geen meer of minder heeft o wee, daar kan het geliefkoosde homiletisch kunststukje van de analogie der Rembandtieke schilderij niets mee beginnen. Och neen, ik kan mijn paasvriend, die mijn bruidegom wil zijn, niet eens meer waarderen uit het gezichtspunt gemis; ik kan zijn lichtpartijen niet beter waarderen tegen donkeren achtergrond, ik kan geen hoofdzaken bij Hem opmerken uit den wirwar der bijzaken; ik kan niet bepaalde accenten geven zonder dat Hij op mij zou moeten toornen; want het vreselijke is, dat ik bruidegomsheerlijkheid moet zien aan een mens, die met ‘al’ wat aan Hem is, begeerlijk is. Dat is te zeggen: Hij is afgerond, Hij heeft geen donkere partijen; zijn middelen | |
[pagina 262]
| |
zijn tevens doel, zijn alfa is niet meer enkel de weg tot de omega. Maar elke letter is even gewichtig in zijn boek nu. Hij heeft geen bijzaken, en geen donkere partijen, en Hij is nog wel met de historie verbonden en grijpt op onze dagen in en beheerst ze, maar ik kan Hem toch niet in deze wereld inhalen. Ja, het is niet gemakkelijk, paasfeest te vieren met zulk een bruidegom van zo hinderlijke volkomenheid en zo verbijsterende volledigheid. En toen Johannes Hem zag, viel hij als dood aan zijn voeten; en de hoofdletters, die komen van mijn dominee, omdat ik ze hem gevraagd heb en hij er niets tegen had. Maar Johannes zag een mens en viel dood. Neen, nog erger: als dood. En het was de dag van den kurios, van den verhoogden Heere, den eigenaar van zoveel schapen, die armoedig, maar concreet, wegdoken in Klein-Aziatische stadjes en slopjes. En ze kregen een paasboodschap uit den hemel; want de boodschapper was die van paasfeest en de dreigementen waren niet, zoals de dominee nu tot de bekommerden zegt, een afmanen van de illusie, dat de lezers van den brief ooit het paasfeest ‘recht gesmaakt hadden’; want het benauwende was: de dreigementen verschrikten eerst dan, als die het alles horen moesten, met den paasvorst te doen gekregen hadden: om zo te kunnen dreigen en neer te slaan moest de tweede Adam eerst kunnen opstaan van de doden. Ja, het is heel moeilijk Paasfeest te vieren. En het is goed, het is nodig, dat ge daaraan opzettelijk denkt. Een citaat uit Milton, Paradise Regained, of van Ten Kate, J.J.L., - en de klank van het ‘herwonnen’ paradijs is niet voldoende. Het paradijs is ook òpgewerkt, naar boven toe, de vernieuwing was ook een intensivering; de herovering van het oude ging niet zonder transformatie, en met een transsubstantiatie-droom moogt ge u niet uit de moeilijkheid redden, om, al weer, langs den goedkopen weg tot paasontroering, u op te werken en op te wringen. Want ge moet van uw bruidegom geloven, dat ‘dit’ zijn vlees verheerlijkt is; en dan voorts, dat ‘dit uw vlees’ ligt onder paasbeloften, en dat ‘deze’ onze aarde wacht op de vernieuwing; en dat ‘dit’ uw handwerk, nu ja, zeg het maar, een economie van den nieuwen mens vraagt. Vindt gij het moeilijk? Het is te hopen. Ook de paasvreugde wordt alleen in strijd geboren; en wat lentejool met een gepast sentimentje, ook in de kerk, geven de nodige ingrediënten voor den paas-dronk Gods nog niet. Nog eens, het is hartelijk voor u te hopen, dat gij het heel | |
[pagina 263]
| |
moeilijk vindt, zeg desnoods -: onuitstaanbaar. De mensen willen de stichting in den goedkopen geestelijken winkel; maar vergeet niet, dat de evangelist Johannes ook zijn recht heeft: terwijl de synoptici beginnen met daverende woorden, neerschietende engelen, vluchtende wachters, daar begint hij de paas-glorie heel diep op te halen: hij begint met altemaal negativiteit: verstrooide, onwetende, discipelen, en God liet ze erg lang worstelen en Jezus ook. Daarin was Hij bruidegom. En dus: verdiep u in het woord: de eerste Adam is geworden tot een levende ziel, de tweede Adam tot een levendmakenden geest. En het Paasfeest is dus nooit een koestering van ons kranke vlees, zonder dat in Gods sterke armen gekoesterd en onder zwaren druk genezen wordt onze kranke ziel. Hebt gij wel Paasfeest gevierd in de verborgenheid van God? Het feest van Christus' opstanding is alleen op deze mystieke wijze te doorleven. Een feest, dat niet verborgen is in God, is geen feest. Het is bedrog. Laat ons maar eerlijk belijden, dat ons feest, ook ons paasfeest, tot die hoogte nog niet immer opgeklommen is. Het paasfeest schijnt wel ons tegemoet te komen met de uitwendige blijdschap. De tijd van het jaar, de geopende grafkuil, de onderzoekende hand van Thomas, de beweeglijkheid van den Heiland, zijn bloedloze wonden, zijn zitten en zijn gaan, zijn verheven zijn boven alle noodzaak van spijze en zijn toch avondmaal houden met de Emmausgangers, alsook zijn vismaaltijd bij de discipelen, het schijnt ons alles veel uiterlijker, en veel gemakkelijker, dan de Hemelvaartsdag, die Hem voor onze ogen wegneemt, en dan de Pinksterdag, die alleen met onzichtbare machten werkt. Maar laat ons niet vergeten, dat alle feesten van God even geestelijk, even mystiek, even zwaar van arbeid zijn. En laat u waarschuwen. Wie dien arbeid niet voor het Paasfeest, voor den Paas-koning, over heeft, die kan dat feest niet vieren. Alleen de zwarigheid die verdragen wordt, is de weg tot het feest. Christus heeft al die zichtbaarheid van zijn verheerlijkte mensheid in den hemel weggedragen. En uw doden zien Hem wel; maar ook zij verlangen méér te zien, ook zij hunkeren naar hun vlees, opdat zij óók naar den mens worden verheerlijkt en tot den paaszang onsterfelijk opgewekt. Ook alle schepsel zucht, maar heden wordt uw paasvreugde onderzocht op dit éne punt, of zij voorwaarts wil naar den Levenden Christus en niet achterwaarts naar dierbare doden of den eersten Adam. |
|