Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGarantiebewijs.Ga naar voetnoot1)En de Heere stelde een teken aan Kaïn...... Onder het Kaïnsteken heeft men verstaan een bepaald teken in Kaïns lichaam, melaatsheid, een teken op het voorhoofd, een wilden oogopslag, een brandmerk in het gezicht, het ‘(hinderlijk) volgen’ van een blaffenden hond, de tatouering met den Godsnaam, en heel veel meer. Men meent, dat Kaïn een blijvend teken kreeg; een teken, dat altijd de mensen afschrikte. Maar die opvatting is volstrekt niet nodig. Zou zo'n teken helpen? Maar waaraan gewent men zich al niet, in een tijd, die over enkele eeuwen een mensenleeftijd uitrekt? Waar is ter wereld een ander voorbeeld te noemen van een mens dien God op zulk een bloot uiterlijke wijze tot een afschrik stelt? Ach, de Bijbel laat het aan anderen over, sprookjes te verzinnen over vliegende Hollanders en zwervende Joden...... Trouwens, zo iets ‘staat er ook niet’. De Heere - zo moeten we vertalen - bracht (voor) Kaïn een teken tot standGa naar voetnoot2). Reeds heel oude Joodse boeken hebben gedacht aan een ‘teken’, dat slechts een ogenblik te zien kwam, en dat in alle stilte een geheim bleef tussen den Heere en Kaïn. Men dacht b.v. aan een zonnekogel, die voor zijn verbaasde ogen opging, of iets anders. Neen, neen, God dwingt niet duizenden andere mensen, die om | |
[pagina 253]
| |
Kaïn heen drentelen, met een uitwendig machtsmiddel, hun opgeheven arm tegen hem weer te laten zakken, maar God legt het zwaartepunt in Kaïns onrustigen geest zelf. Hij heeft zich van God willen ontdoen, en van den naaste ook. Maar in een ogenblik waarop Kaïn zijn medemensen niet meer in de ogen durft zien, wordt hij gedwongen, God in de ogen te zien. God geeft hem een garantieteken, dat zijn leven veilig zal zijn. Hij kan van nu aan zich alleen met zelfvertrouwen onder de mensen bewegen, indien hij vertrouwt, dat God de Waarachtige is, die zijn woord houdt, en de Sterke, die zijn wil weet te handhaven in een wereld van moordenaars in groten en kleinen stijl. Zulk een teken is een verschrikkelijk geschenk. Kaïn kan niet God vergeten, en hij wil het toch altoos. Hij wil niets van God ontvangen, omdat God niets van hem ontvangen wilde in dat duistere uur, toen Kaïn naast Abel offerde. Toch dwingt God hem zijn leven lang dat in herinnering te houden: iedere dag van leven is ontvangen van God, en Kaïn kan zulk een God niet rijk maken in der eeuwigheid. O, de vernedering van Kaïn, toen zijn offer niet aanvaard werd, slaat hem elken dag, als de zon opgaat, in het gezicht. Kaïn, de sterke, de zelfwreker, wil niet leven van gegeven goed, maar moet het ieder uur. Dat God garant is voor ons leven is de zaligheid voor het zaad der vrouw, maar de grote ergernis voor het zaad der slang. Want den gelovige is het een heerlijkheid, den ongelovige een straf, dat God doet leven van gegeven goed; het garantiebewijs wordt sacrament of strafteken in der eeuwigheid. |
|