Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdGolgotha en de Sinai-top.Ga naar voetnoot1)Zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt. Want dien, die geen zonde gekend heeft, hééft Hij zonde voor ons gemaakt. De heuvel Golgotha is door God in het midden van tijd en ruimte gezet, en ondergronds verbonden aan alle plaatsen van zijn koninkrijk en alle tijden van zijn heerschappij. Geen plek in kerk of wereld, geen moment in heilige of profane geschiedenis, of Golgotha is er met duizend draden aan verbonden. En dat geldt ook van Sinaï. Klim op den Sinaï. Ha, zegt ge, ik ken dien berg en zijn naam. Het is de berg der verschrikking, van donder en bliksem, van hard geweld, hij is de berg van den Verboden Toegang, die naar zijn eigen wetboek van strafrecht wijst. Zeker, zeker. Maar toch boven op den Sinaï, in een van zijn hoge kloven, heeft de stem der barmhartigheid gesmeekt, gepleit voor God. Het was de stem van Mozes. Hij staat daar niet als individu, als kuddeleider, als wereldbestormer, maar als ‘middelaar des ouden verbonds’. Zó treedt hij voor God | |
[pagina 229]
| |
en zegt: o God, ze hebben een gouden kalf gemaakt; nu moet hen wel de vloek verteren; maar och, laat mij uit hun plaats treden: delg mij uit uw levensboek, en laat dezen heengaan. Dit gebed is geen gril. Hier worstelt de middelaar des Ouden Verbonds om de middelaarsgedachte te ontplooien in de daad der voldoening, der plaatsbekleding; hier tast de middelaarsgeest van Mozes naar de Middelaarsdaad van het Nieuwe Verbond. Hij tast en - hij tast mis. Maar - tasten is het; en in Mozes' geestelijke worsteling zien we zijn middelaarshart krimpen van de weeën, die de Geest van Christus door zijn Tegenwoordigheid laat komen over zijn hart. In Mozes' verlangen komt toch worstelend openbaar de Geest van Messias, die hijgt naar Golgotha, ter verzoeningsdaad. Daarom kon Mozes niet; maar zijn gebed is een adventswee van Christus, die wel zal kunnen. Mozes is er maar één in Gods boek; hij kan de som der getelden met één willen vermeerderen of verminderen, maar hij kan al de getelden van het boek niet in zichzelf besluiten. Dàt kan Christus in Golgotha; als God Hem uit het boek wegdoet, dan worden ze allen in Hem als Bondshoofd weggedaan; en daarom worden ze ook allen straks in Christus weer ingeschreven tot in eeuwigheid. Mozes is alleen maar door het welbehagen Gods in het boek geschreven; maar Christus heeft het boek zelf mee geschreven, wijl Hij de eeuwige God is; daarom kan Mozes, die geschrevene, niet het boek veranderen, maar Christus, de Schrijver, die heeft macht. bevoegdheid, met zijn naam te doen wat Hij wil. Neen. Mozes kan niet. Hoe groot zijn liefde ook zij, zij spreekt dwaasheid bij God. Want tenslotte is Mozes er maar één; als hij, één van Israëls leden, uit het lichaam van Israël, Gods bruidsvolk, uitgesneden wordt, dan wordt de bruid verminkt, en de Bruidegom ontvangt haar, maar - geschonden. Ook kan Mozes wel de zonde willen verzoenen, maar hij breekt ze niet; de bruid houdt haar vlek en rimpel, en zo komt ze tot den Bruidegom. Maar Christus verlost de bruid met àl haar leden, en heiligt haar op grond van zijn rechtvaardiging. Op Sinaï's top geeft de mens het beste wat hij heeft, en komt niet verder dan tot een verminkte, en bevlekte bruid; maar op Golgotha staat de Bruidegom met geheel de Bruid op in zuiverheid en deugd. |
|