Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdNaasting.Ga naar voetnoot1)En men heeft zijn graf bij de goddelozen gesteld, en (maar) Hij is bij den rijke in zijn dood geweest. In Christus' vernedering ligt, voor wie gelooft, zijn verhoging reeds betekend. Onder de armsten zinkt Hij weg. Maar die de armste werd, annexeert straks de wereld. En van die grote wereldverovering laat God reeds een voor-bericht doen in het uur van de begrafenis. Want in Jezus' begrafenis wordt het wonder van den | |
[pagina 223]
| |
paasnacht herhaald en vervuld. Dit was het wonder, dat de rijkdommen van Egypte vielen in de hand van dàt volk, dat Hozea noemt: Gods zoon. Als God ‘zijn zoon’ uit het diensthuis van Egypte haalt, dan worden Egyptes goederen genaast door dien zoon. Farao heeft Israëls grote graf bij de goddelozen gesteld, maar niettemin hebben Egyptes rijkdommen den grafbodem helpen vinden voor de slaven, die Egyptes monumenten hadden moeten bouwen. Deze onteigening nu was slechts een schaduwbeeld; zij krijgt haar grond, haar wezen en vervulling in Christus' begrafenis. Gods eniggeboren Zoon is nu in het diensthuis geweest; Hij is gekomen om te dienen. Maar nauwelijks is aan die dienstbaarheid het eind gekomen, of God legt Hem de schatten van rijke Egyptenaren toe, en Hij onteigent voor zijn Zoon het graf van een rijken man: Jozef van Arimathea. Dat is de naasting van een graf. Het lijkt niet veel: een graf te annexeren? Maar het is het begin van een wereld-bezit. Hiermee is niet gezegd, dat Jozef van Arimathea, eigenaar van dezen grafgrond, een Egyptenaar was, in den zin van: een vijand. Zijn persoon komt hier niet in het geding, maar zijn geld, zijn goud, zijn grond. Het gaat God om den Mammon, dien onrechtvaardige, want uit dien onrechtvaardigen Mammon moet Jozef zich heden Jezus tot den Groten Vriend maken. Ja, men heeft Jezus een graf toegedacht bij de goddelozen, bij het geboefte, onder de vogelvrij-verklaarden. Men begraaft de resten van gevloekten haastig, omdat ze anders den maaltijd der rijke heren, der Sanhedristen, der kapitalisten, der zelfhandhavers bederven. Dus heeft men Jezus' graf Hem toegewezen aan gene zijde van het recht zowel van oorlog als van vrede. Hij was en bleef de rechteloze. Zo wil dat graf bezegelen, dat de mens de goederen van God zich annexeert; want hij wil zelfs van de nagedachtenis van Gods dode zich ontslaan. Maar God breekt den raad der graftoewijzende natie. Hij annexeert den grond van een Sanhedrist, die in den raad van Groot-Egypte gezeten heeft in het oordeel tegen den Zoon. God stelt de schatten van dien Sanhedrist tot erfgoed voor zijn Zoon. De schedelplaats der bezitlozen gaat de Zoon voorbij; Hij legt zijn hand op den rijken man, en behaalt buit. Want de rechte-loos-heid heeft Christus geproefd en gesmaakt bij zijn leven, in volle bewustheid; doch nu de dood doorleden is, en zijn ziel bij zaligen en engelen wordt geweid, nu wordt ook aan zijn dode lichaam het recht van den Erfgenaam bediend. | |
[pagina 224]
| |
Hier wordt het roer der wereld omgeworpen. In het graf van Jezus komen armoede en rijkdom, vernedering en verhoging te zaam; en God ontwart de draden. De naasting van het graf is de overweldiging van den Mammon door Christus den Heer. |
|