Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 220]
| |
Vóór-gaande permissie.Ga naar voetnoot1)Maak Ik heb voor u gebeden. Groot bleek ons de majesteit van den Christus Gods, als Hij den duivel en zijn bent laat begaan, met permissie, en toch daarin actief is. Maar dit wonder zijner heerlijkheid zou zich ook niet kùnnen voltrekken, als Hij niet aan alle zondemacht vóóraf-ging met de daad en het woord van zijn bij den Vader bekenden wil. Doch inderdaad: Christus is daarom altijd vóór de Zijnen, omdat Hij hun en hun groten vijand altijd vóór is. Zie, de Satan heeft hen zeer begeerd, te ziften als de tarwe; en Hij laat hem daarin begaan: dat is weer de permissie, de toelating. Maar voordat Satan begeerde, heeft Christus begeerd. Zijn permissie was reeds Satan voor; want Hij heeft gebeden; en dat gebed ging aan Satans zifting vooraf; en in dat gebed heeft Hij niet gevraagd, dat de Satan niet ziften zou, maar dat het geloof der jongeren niet op zou houden. Hij heeft in zijn voorafgaand en vooroptredend gebed, niet de permissie, die God den Satan geeft, vervloekt; maar Hij heeft, vooruitziende, gebeden, dat alles mocht zijn de vervulling van Gods activiteit, de bewaring van het werk des Geestes, die de zijnen verzegelt tot in eeuwigheid. Dit heeft de Satan moeten ondervinden, maar de leerlingen hebben het moeten......leren. Zij, die discipelen, zijn zo druk bezig met den Meester: o God, red den Rabbi en wat ons betreft, wij zijn een kleine, maar dappere reddingsbrigade. Maar met één slag wendt Christus het roer van hun gedachten: wilt gij Mij redden? Maar Ik heb in mijn gebed u al gered, eer Satan kwam. Ik geef hem permissie, maar Ik ben hem vóór; want Ik ben met al wat in mij is voor u. Ook was Ik vóór, mijn discipelen. Ik heb voor u gebeden en voor u uit gebeden. Offeraar is deze Heiland, maar voorbidder tegelijk. Zijn offer wordt van dat voorbidden voorafgegaan. Dus wordt het er ook door gevolgd. Hij bidt eerst voor de zijnen; daarna offert Hij zich in den dood; en als Hij opstaat en ten hemel gaat, dan treedt de voorbede weer in. Zo is die voorbede inleiding op en handhaving van het offer. Want in zijn raad, zijn voorafgaanden raad, is dat alles één. Hier wordt een muur van veiligheid opgetrokken ‘rondom hem, die Gods gunst bewaart’. In dat offer, dat in het midden staat. | |
[pagina 221]
| |
komt samen de dubbele draad van activiteit èn permissie. Activiteit, want het offer is de volstrekte daad. Permissie: want het offer is de volstrekte dood. Maar dat offer, die kristallisering van de wet der actieve permissie, het is voorafgegaan en dus naar recht ook besloten door de voorbede die Hij vóór het werk van Satan en achter de daad van zichzelf aan doet gaan. Nu wordt die voorbede krachtig en heerlijk; want nu Hij vóór het uur der permissie Satan vóór is met zijn gebed, nu weet ik het: de activiteit wordt niet verslonden door het waagstuk der permissie, doch zij gaat eraan vooraf en zal zich handhaven tot in eeuwigheid. |
|