Schriftoverdenkingen. Deel 1 (Verzamelde werken afdeling II)
(1956)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermdDe katheder verloochendGa naar voetnoot1)En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die u geslagen heeft. In het lijdensverhaal zien wij niet alleen ‘dat’, maar ook ‘hoe’ het ongeloof zich aan Christus vergrijpt. De vijandschap weigert | |
[pagina 179]
| |
Jezus te geloven; maar de weigering zelf wordt op zulk een manier uitgesproken, dat ieder duidelijk merkt: deze mensen willen niet; zij nemen Jezus niet gelijk Hij is, en zich heeft aangediend. Let maar op de wijze, waarop in het priesterlijk paleis Jezus gehoond is. Ze blinddoeken Hem; en vervolgens slaan de grote heren, met het personeel, Hem op het gelaat en grijnzen, dat Hij nu maar eens precies zeggen moet, wie Hem daareven geraakt heeft. Hij is immers profeet, en een profeet behoort toch alles te weten? Maar och - zó miskennen ze de profetie en maken er een soort waarzeggerij van. Als Jezus zegt: Ik ben een profeet, dan maken zij er van: ik ben een waarzegger, een kunstenmaker, een oplosser van raadseltjes. En ja, zulke mensen doen altijd geheimzinnig; ze omhullen zich met een waas van bovennatuurlijkheid; ze ontsnappen aan alle contrôle. Ze willen wel even voor u gaan ‘staan’, en heen en weer dribbelen, maar gaan nooit bij u ‘zitten’ op een ‘katheder’, om rustig met u te praten en u zoveel te laten meedragen van hun eigen wetenschap als gij maar vermoogt te verdragen. Het is een verzwaring van Christus' messiaanse smart geweest, dat men deze schandelijke karikatuur gemaakt heeft van zijn profetisch ambt. Hij heeft nog pas zich verdedigd met een beroep op zijn ‘katheder’: had Hij niet alle geheimdoenerij van de hand gewezen? Zijn rechters doen wel in het donker geheimzinnig, maar juist Hij niet. Hoor Hem betogen: Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken; Ik leerde altijd in synagoge en tempel, waar alle Joden samenkomen. Wat Ik leerde, kunnen ze allen weten. Tot drie maal toe zegt Jezus met nadruk: zo deed Ik. (Joh. 18:20 en 21). Men kan Hem beproeven. Tovenaars en waarzeggers beroemen zich erop, dat niemand hen controleren kàn, zij zijn er trots op, dat ‘eer de haan tweemaal gekraaid heeft, de domme mensen hen driemaal moeten verloochenen’. Hun discipelloosheid is hun glorie. Maar Jezus beroemt zich erop, dat niemand Hem driemaal verloochenen kan, eer de haan tweemaal kraait, of het is zijn eigen schuld. Zijn discipelschare is, als zijn katheder, zijn blijdschap en kroon. Daarom gaat de spot der vijanden Hem voorbij. Hij is niet de geheimdoener, dien zij thans in zijn machteloosheid tergen willen, gelijk de Filistijnen met Simsons plegen te doen. En zo is aan den ingang van Jezus' lijden opnieuw gebleken: de Christus, dien men bestrijdt, is de ware Christus niet. Zijn bestrijders zien Hem nooit zuiver, tenzij zij de onvergeeflijke zonde doen van de bewuste lastering tegen den Heiligen Geest. Alleen het geloof ziet Hem gelijk Hij is. On- | |
[pagina 180]
| |
geloof is ongeduld: het gaat den katheder voorbij, waarop Christus Zijn thema uitwerkt, om tegen dat thema dan vervolgens te kunnen blijven strijden in eigenwilligheid. |
|