[Honderd en zes overdenkingen.]
De hierna volgende honderd en zes overdenkingen werden door Prof. Schilder geschreven voor het ‘Bijbels Dagboek’ ‘Goud, Wierook en Myrrhe’. De eerste vier en negentig werden afgedrukt in de drie afleveringen, welke daarvan het licht zagen. De laatste twaalf waren gereed gemaakt voor de, nimmer verschenen, vierde aflevering. De eerste aflevering van dit dagboek kwam uit in oktober 1926. In De Reformatie van 29 oktober 1926 kondigde de Uitgeefster, de firma Meinema te Delft, aan, dat ze verschenen was.
In dezen herdruk wordt bij iedere overdenking aangegeven voor welken dag zij was bestemd en welk Schriftgedeelte door den Auteur ter lezing daarbij werd aanbevolen.
In de eerste aflevering plaatste Prof. Schilder een ‘Woord Vooraf’, dat hij op de beide daarna komende pagina's liet volgen door een aantal gedichten of fragmenten daarvan. We nemen een en ander ook in deze uitgave over.
Onder ons pleegt men een dagboek, ook wanneer het zich aandient als ‘bijbels dagboek’, te onderzoeken op dit punt: of het ook den bijbel ‘verdringt’. En wie een bijbels dagboek schrijft, met de bedoeling, den bijbel nader tot ons leven te helpen brengen, kan over de in dit onderzoek zich uitsprekende begeerte en over de handhaving van den daarin geldig gemaakten eis zich slechts verblijden. Ook geeft de erkenning van het recht van den bijbel, als het zó wordt opgeëist, hem een gevoel van rust. Want hij weet, dat het alleen maar aan de lezers liggen kan, als zij hun bijbel laten verdringen. Wie toch den bijbel liefheeft met sterke en zuivere liefde, zal de plaats der Heilige Schrift niet laten innemen door iets anders. En omgekeerd, - wie een dagboek toelaat, den bijbel van zijn plaats te nemen, die heeft zonder twijfel in zijn eigen leven de rechte plaats der ere aan den bijbel nog niet geschonken. Daarom maakt de auteur van dit boek zich ook niet bevreesd, dat hij den bijbel bij één van zijn lezers zal ‘verdringen’. De macht van de Heilige Schrift is daarvoor te groot. Hij zal zich alleen verheugen, als dit werk voor elken dag iets geven kan, waarin de bijbel opnieuw wordt aangedrongen aan verstand en geweten.
Om deze bedoeling bevorderlijk te zijn, is niet een rooster aangebracht voor de dagelijkse bijbel-lezing. De huiselijke opening der Heilige Schrift blijve een zaak van het gezin, waarbij de eigenaardige omstandigheden hun recht van spreken mogen behouden.
Slechts is bij elk dag-stuk aangegeven welk gedeelte van het aangegeven hoofdstuk zou te lezen zijn ter inleiding in het verband van wat voor iederen dag werd opgemerkt, of ook tot nadere toelichting daarvan. Elk dagstuk wordt besloten met een cursief gedrukten zin, die als leidende gedachte of conclusie van overweging wordt gegeven.
In hoofdzaak is de gang van het kerkelijk jaar enigszins gevolgd, al kan daar-