'Ons aller moeder' anno domini 1935
(1935)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend§ 15. Een ‘kern-belijdenis’ ‘in het middelpunt’?We hoorden den eisch stellen, dat de christenheid één zou zijn in de kernbelijdenis: vrede door het bloed des kruises. ‘Vrede door het bloed des kruises’! Is dat genoeg? Schrijver dezes, sprekende voor zichzelf, antwoordt dadelijk: ja. Met weinig woorden kan men tevreden zijn. Het christendom van vandaag zou gered zijn, als ieder b.v. de twaalf artikelen geloofde. We herzeggen: ge-lóóf-de. Daarom is de formule: ‘vrede door het bloed des kruises’ ‘op zichzelf’ ook wel voldoende. Want b.v. de gereformeerde ziet daarin alles, wat hij gelooft, samengedrongen. ‘Vrede’ - hij hoort daarin de rechtvaardigmaking. ‘Door’ - hij verneemt daarin de ‘toepassing’ (feitelijk een gebrekkige en onjuisteGa naar voetnoot1) terminologie) van Christus' werk, daarin gaat voor hem Dordrecht open. ‘Het bloed’ - daar is de middelaar, de eenige. ‘Het bloed’, daar is het thema van de straf, en dus ook dat van Gods gerechtigheid, en dus ook dat van de schepping. En het manicheïsme is nu veroordeeld. En de Hegelarij. En de N.S.B. En de dialectische theologie. ‘Des kruises’, en daar is de geschiedenis, en de offerande, en de God, die ook mensch is, en heel veel | |
[pagina 72]
| |
meer. De calvinist hoort dat allemaal méé, als hij die ‘kern-belijdenis’ verneemt. Maar een ander? Ettelijke anderen ‘hooren’ dat niet er in mee. Zij denken daarbij heel andere dingen. Ethische. Vrijzinnige. Hegeliaansche. Barthiaansche. En daar staan we nu. Wat nu? Waarvan is nu deze kern-belijdenis de kern? Een kern, een middelpunt, behoort tot een bol, een cirkel: tot wélken cirkel behoort déze ‘kern’? Men zal antwoorden: dat is nog al eenvoudig: het is de kern-belijdenis. Deze ééne kreet: ‘vrede door het bloed des kruises’ is de kern der te belijden waarheid. Maar als nu ieder zijn eigen ‘cirkel’ om die kern denkt? Wat dan? Het antwoord is simple comme bonjour: dàn is de kern-belijdenis eenvoudig wèg! Dan zijn er even zooveel kernen als er cirkels, denk-cirkels, zijn. Want een kern kan pas konkreet zijn in een konkreten cirkel. Ach ja, - die beeldspraak! Wie die kern-belijdenis niet nader ‘interpreteert’, die heeft haar eenvoudigweg afgeschaft. Ja, maar, zal men op zulk een bedenking antwoorden: wij willen die nadere interpretatie juist niet. Want als de calvinist zijn cirkel, den gereformeerden, gaat trekken om dat middelpunt (hoewel, eigenlijk kàn dat niet, een middelpunt is er altijd tegelijk met den cirkel), dan gaat straks de barthiaan zijn cirkel trekken, de luthersche den zijnen, de ethische doet desgelijks, de vrijzinnige dito. En dat moet niet, want dan krijgen we toch dadelijk weer den gereformeerden mensch ‘in het middelpunt op den troon’, en den barthiaanschen, den lutherschen, den ethischen, den vrijzinnigen mensch eveneens. Laat dus - zoo zal men besluiten - laat dus uw ‘theoretischen’, uw dogmatischen waarheids- en beschouwings-cirkel buiten geding blijven, en maak van die kern-belijdenis een middelpunt, dat geen ‘abstracte’ beschouwingen, doch levende, konkrete menschen vereenigt. Ieder, die deze, of andere kern-woorden op een of andere wijze naspreken kan, neem hem in de gemeenschap op, en vraag niet, wat hij erbij denkt, | |
[pagina 73]
| |
vraag niet, of het kèrn-woord ook een kèn-woord is. Afgedacht nu van ons bezwaar, dat dit feitelijk een onmogelijke eisch is (wijl deze ‘kern’-belijdenis feitelijk geen ‘kern’-belijdenis meer is), willen wij vragen: als ge in uw eenheids-kring ieder opneemt, die maar - afgedacht van zijn nadere bedoeling - die woorden van uw geformuleerde ‘kern-belijdenis’ naspreken kan, doch ge laat de bedoeling verder buiten discussie blijven, is dan dàt niet met recht: de mensch op den troon? Is dat niet: den mensch met zijn ‘interpretatie’, met zijn meening, met zijn theologie op den troon zetten? Den mensch, met al ‘zijn’ armoe? O.m. met deze ‘armoe’, dat hij leentje-buur speelt bij - den mensch? Want, wat dit laatste aangaat, hoe kòmt zoo'n ethische broeder, zoo'n barthiaan, aan de formule van ‘vrede door het bloed des kruises’? Waar haalt hij juist die formule vandaan? Waar anders dan van de traditie? Waar anders dan van de krachtigste, klaarst-formuleerende groep uit het verleden? ‘Vrede door het bloed des kruises’, - zeker, 't is een bijbeltekst. Maar er zijn legio bijbelteksten. Zal, als 't op de keus van een ‘kernwoord’ aankomt, niet dadelijk een heftige strijd ontketend worden? Zal die oorlog ook maar iets zachtzinniger zijn dan die van vroeger dagen? Het staat te vreezen, dat hij nog scherper wezen zal.
* * *
Men voelt het: met de beeldspraak, die van ‘kernen’ en ‘middelpunten’ spreekt, komen we nog niet veel verder. En nu raakten we nog maar alleen aan dat negatieve - ‘niet de mènsch op den troon in het middelpunt.’ En reeds bij de overweging van dien negatieven eisch kwamen we tot de ontstellende conclusie, dat men, al doorredeneerende, niet alleen elk heusch ‘middelpunt’ kwijtraakt, doch dat men op die manier óók de kerk in een Huis-van-Mythologie onderbrengt, dat men den mensch op den troon zet, en dus, de kern-belijdenis zonder haar eigen cirkel-van-belijdenis latende, de vrije hand laat aan de ‘zooveel hoofden, zooveel zinnen’. M.a.w. dat men ‘één’ wordt in | |
[pagina 74]
| |
een begrippen-abstractie, een idool, maar niet - gelijk dit toch zooeven terecht verlangd werd - in den ‘Beledene’. Want als ieder zijn cirkel er stilletjes bij denken mag, dan wordt de in schijn Beledene feitelijk wègbeleden, niet beleden. En als we nu reeds zóó onzeker van beweging worden bij de overweging van dat nog maar negatieve advies: niet de mensch in het middelpunt, hoe zal het dan gaan, als we nu toekomen aan het positieve: Jezus Christus in het middelpunt? We zullen zien. |
|