§ 8. ‘Moeder’-geschiedenis. Voorloopige bepaling van het begrip ‘moeder’.
Ook inzake dat motief van den scheidbrief moet men voorts ter dege blijven letten op het verschil tusschen Oud en Nieuw Testament, waarover we nog niet uitgesproken zijn.
Want wanneer, hetzij Jesaja, hetzij Jeremia, tot ‘Sion’ zeggen, dat het terugkomen mag, omdat de Heere het niet geheel heeft losgelaten, ook al zou Sion dat meenen, (Prof. Ridderbos), dan is in hun tijd dat volk Israël de ‘Una Sancta’ van toen. De ééne heilige kerk (‘una sancta’) was toen nog een volk, een natie. Want in dat ééne volk, met zijn vólksbestand, was de kerk begrepen. Zoolang de Messias nog niet gekomen was, moest, vóór het groote Pinksterfeest, Jacob's vleeschelijk kroost in zijn volkseenheid als kerk bewaard blijven, en moest de stroom des heils door déze bedding loopen.
Maar dit is sedert veranderd.
Wij zijn thans in het Nieuwe Testament. D.w.z. de ‘Una Sancta’ is in geheel ánderen zin ‘moeder’ - met of zonder scheidbrief, dat doet er thans niet toe - dan zulks onder Israël het geval was.
‘Moeder’, zeiden we daar.
Naar een zeer bekenden spreektrant immers, waaraan ook zeer velen in andere kringen zich nog maar al te vaak bezondigen, wordt door de leidsche radio-redenaars de ‘vaderlandsche kerk’, het bekende instituut, waaraan men zelf toebehoort, genoemd: ‘onze moeder’.
Men moet dit beeld van de moeder, precies gelijk de andere beeldspraak van ‘Sion’, van den ‘tempel’, en wat dies meer zij, lezen naar de orde van de openbarings- en de heilsgeschiedenis. ‘Moeder’ heeft haar geschiedenis, dat vergete niemand.
Wij zullen wel niet de plank misslaan, wanneer wij het vermoeden uitspreken, dat de meeste menschen bij dat beeld van de kerk als ‘onze moeder’ zinspelen op Galaten 4:26.
Maar juist dit feit bevat voor de velen, die in den trant