werkelijkheid. Niet in dien zin, alsof de geestelijke verlating uit zou gaan van God, den Heere, als ware Hij willekeurig, tiranniek, ontrouw aan zijn verbond. O neen, tegen alle fatalisme in dezen moet gewaakt worden. Elke theorie over geestelijke verlating, welke in onbegrijpelijke lichtzinnigheid de reden, de oorzaak van onze eigen dorheid aan den Heere toeschrijft, beleedigt Hem. Maar er is toch ook een andere zijde aan deze medaille. Want juist, omdat onder het treffende beeld van het huwelijk tusschen den ‘Maker’, die ook ‘Man’ geworden is, Jahwe dus, ter eener zijde, en zijn verbondsvolk ter anderer zijde, de verbondsrelatie geteekend wordt, juist daarom wordt de ontrouw, die van óns zèlf uitgegaan is, opgenomen, precies als die verstokking en die verharding, in de voorzienigheid van God, opgenomen in zijn regeerbeleid. Zoo komt er een werkelijkheid van ‘verlating’. Van ‘overgave’ in den waan. Zoo wordt - gelijk we het in de voorgaande § uitdrukten - de verstooting ‘geregistreerd’, ‘in de boeken’ Gods ingedragen, wordt er een ‘acte’ van opgemaakt. Zoo komt er een toestand, waarbij b.v. de officieele ‘oogen’ van het volk (Jesaja 29) niet zien, en zijn officieele ‘ooren’ niet hooren, en de zieners niet zien, en - om het nu eens in twintigste-eeuw-taal te zeggen - de officiëele hoog- en zeergeleerden, de officiëele leiders, niet meer zien, waar het om gaat. En vele enkele leden der kerk het ook niet meer zien. Een toestand, waarvoor de Kerk steeds beven moge.
In zulk een periode-van-verlating grijpt dan de profetie in. Om te zeggen tot het volk: aanschouw het verbond. Maar dan niet in dezen zin, alsof dat beteekenen zou: blijf uiteindelijk toch vrede houden met den bestaanden toestand. Maar om - vlak àndersom - te zeggen: aanschouw het verbond, in dézen totaal ànderen zin, dat de kreet der profetie bekeerend tot in het hart doordringt. Bekeerend, niet geruststellend. Prikkelend, niet in slaap wiegend. Bekeer u, bekeer u dadelijk, en doe de eerste werken; en zoo niet, ik zal uw kandelaar van u weren.
Door dien eisch van bekeering te stellen, laten die profeten dan zien, dat de hoop nog niet afgesneden is. Want de registratie der volks-ontrouw moge forensisch zijn geschied,